Rb. Oost-Brabant, 06-08-2013, nr. AWB-12, 1120
ECLI:NL:RBOBR:2013:4346
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
06-08-2013
- Zaaknummer
AWB-12_1120
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2013:4346, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 06‑08‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Wet waardering onroerende zaken
Uitspraak 06‑08‑2013
Inhoudsindicatie
WOZ. Waardebepaling ziekenhuis. Beroep op werktuigenvrijstelling slaagt.
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 12/1120
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 augustus 2013 in de zaak tussen
Maasziekenhuis Pantein B.V., te Boxmeer, eiseres
(gemachtigden: mr. L.Y. Gramsbergen en mr. J.J. Hendriks),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer, verweerder
(gemachtigden: A.A.T. van Haren, mr. A. Breukers en taxateur G.A. Ruiterkamp RMT).
Procesverloop
Verweerder heeft bij beschikking van 31 maart 2011 de waarde van de onroerende zaak Dokter Kopstraat 1 te Beugen (hierna: het object) op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken (Wet WOZ), per waardepeildatum 1 januari 2010 en toestandsdatum 1 januari 2011, voor het belastingjaar 2011 vastgesteld op € 62.233.000. Daarbij is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting 2011 vastgesteld.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 februari 2012 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, de waarde van het object verlaagd naar een bedrag van € 61.115.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 13 en 14 juni 2013 heeft eiseres nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2013. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.
Eiseres is eigenaar en gebruiker van het object. Het betreft een in 2010 opgeleverd ziekenhuis, dat op 22 april 2011 in gebruik is genomen en beschikt over 190 bedden. Het perceel beslaat een oppervlakte van 42.062 m².
3.
In geschil is de waarde van het object op de waardepeildatum 1 januari 2010. Eiseres bepleit een waarde van € 53.920.836 (incl. BTW).
4.
De bewijslast inzake de juistheid van de aan het object toegekende waarde ligt bij verweerder. De beantwoording van de vraag of verweerder aan deze bewijslast heeft voldaan, hangt mede af van hetgeen door eiseres is aangevoerd.
5.
Verweerder heeft ter onderbouwing van de waarde van het object verwezen naar een door hem overgelegd taxatieformulier, opgesteld na inpandige opname in januari 2011 door G.A. Ruijterkamp, WOZ-taxateur. De waarde van het object is bepaald door middel van een methode van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Ter zitting heeft verweerders taxateur desgevraagd verklaard dat de waarde is bepaald aan de hand van de stichtingskosten van het in 2010 opgerichte object en niet aan de hand van de taxatiewijzer Ziekenhuizen (Taxatiewijzer en Kengetallen Deel 8).
6.
De rechtbank stelt voorop dat uitgaande van deze stichtingskosten partijen uitsluitend verdeeld zijn over het antwoord op de vraag of verweerder ten aanzien van een aantal door eiseres genoemde installaties toepassing had dienen te geven aan de werktuigenvrijstelling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken (Uitvoeringsregeling). Tussen partijen is niet in geschil dat, indien de rechtbank tot de conclusie zou komen dat de door eiseres aangehaalde installaties niet delen in de werktuigenvrijstelling, verweerder de waarde van het object niet te hoog heeft vastgesteld. Integendeel, wanneer men de waarde van de installaties die volgens eiseres delen in de werktuigenvrijstelling buiten beschouwing laat, komt eiseres tot een (hogere) waarde van € 62.650.832.
7.
Eiseres heeft bij haar brief van 13 juni 2013 een overzicht gegeven van de installaties die in haar optiek delen in de werktuigenvrijstelling. Het gaat dan om de volgende installaties:
- -
Waterinstallaties voor gedemineraliseerd water, omgekeerde osmosewater, koud bedrijfswater, warm bedrijfswater (o.a. ten behoeve van nierdialyse);
- -
Installaties en compressors met medische perslucht;
- -
Luchtfilters en luchtbehandeling (anti-bacterieel);
- -
Installaties ten behoeve van de koudeopwekking en -distributie;
- -
Meet- en regel;
- -
Lichtinstallatie;
- -
Verpleegoproepinstallatie;
- -
Personenzoekinstallatie;
- -
Medische installatiesystemen;
- -
Buizenpostinstallatie ten behoeve van medisch transport;
- -
Patiënten entertainment systeem;
- -
Vuilstortsysteem;
- -
Middenspanningsinstallatie tbv specifiek medisch proces;
- -
Verdeelsysteem laagspanningsinstallatie tbv specifiek medisch proces;
- -
Noodstroominstallaties;
- -
Aardings- en overspanningsbeveiliging;
- -
Leidingaanleg;
- -
Noodverlichtingsinstallatie;
- -
Preferente licht- en krachtinstallaties;
- -
No-breakvoedingssysteem;
- -
Kabeltransportsystemen;
- -
Bedwandgoten ten behoeve van patiëntenkamers;
- -
Krachtinstallaties;
- -
Telematica installatie;
- -
Telemetrie installatie/monitoring;
- -
Wegdekverwarming ten behoeve van ambulances;
- -
Signaal zwakstroominstallaties ten behoeve van specifiek medisch proces.
8.
Eiseres heeft in haar beroepschrift van 23 juli 2012 en haar brief van 13 juni 2013 uiteengezet waarom zij van mening is dat de genoemde installaties delen in de werktuigenvrijstelling. Eiseres stelt zich op het standpunt dat alle installaties ten behoeve van het medische proces in een ziekenhuis geïnstalleerde onroerende installaties betreffen.
9.
Verweerder betoogt in algemene zin dat zich in een ziekenhuis geen werktuigen bevinden in de zin van de Uitvoeringsregeling. Volgens verweerder kan de dienstverlening die in een ziekenhuis wordt geleverd niet worden beschouwd als een (productie)proces. Volgens verweerder maken de door eiseres aangehaalde installaties het gebouw beter geschikt voor gebruik. De rechtbank deelt dit algemene uitgangspunt van verweerder niet. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid dat het proces van medische dienstverlening in een ziekenhuis niet op een lijn valt te stellen met processen in meer industriële omgevingen, niet dat reeds om die reden het proces binnen een ziekenhuis niet onder de werktuigenvrijstelling kan vallen. Dit betekent dat per door eiseres aangehaalde installatie zal dienen te worden bezien in hoeverre deze in hoofdzaak dienstbaar is aan het proces van medische dienstverlening zoals zich dat binnen een ziekenhuis afspeelt.
10.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar beroepschrift, haar aanvullende stukken en ter zitting gemotiveerd heeft uiteengezet waarom de door haar aangehaalde installaties in hoofdzaak dienstbaar zijn aan het medisch proces. Hetgeen verweerder daar in zijn verweerschrift en ter zitting tegenover heeft gesteld vormt voor de rechtbank onvoldoende aanleiding om eiseres niet te volgen in haar redenering dat de installaties in hoofdzaak dienstbaar zijn aan het medische proces. Dit leidt echter uitzondering voor de verpleegoproepinstallatie, de personenzoekinstallatie, het patiënten entertainment systeem (alarmering en oproep) en de wegdekverwarming. Ten aanzien van de eerste drie genoemde installaties heeft de rechtbank onvoldoende inzicht verkregen wat het onderscheidende karakter is van deze installaties en in hoeverre deze in hoofdzaak dienstbaar zijn aan het medische proces. Ten aanzien van de wegdekverwarming stelt de rechtbank vast dat deze gladheid voor binnenkomende ambulances voorkomt, hetgeen weliswaar wenselijk is, maar niet dienstbaar aan het medisch proces van beter maken van mensen. Daartoe staat de installatie naar het oordeel van de rechtbank in een te ver verwijderd verband en moet worden geoordeeld dat deze installatie het gebouw beter geschikt maakt voor gebruik. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiseres in haar beroepschrift van 23 juli 2012, in tegenstelling tot latere stukken, aangeeft dat de wegdekverwarming niet deelt in de vrijstelling omdat deze niet uit het ziekenhuis kan worden verwijderd zonder beschadiging van betekenis. Aangezien de rechtbank deze opvatting deelt, deelt de wegdekverwarming ook om die reden niet in de werktuigenvrijstelling.
11.
Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de door eiseres aangehaalde installaties niet delen in de werktuigenvrijstelling omdat deze niet zonder beschadiging van betekenis kunnen worden verwijderd. Ter zitting heeft verweerder dit standpunt in zoverre genuanceerd dat het volgens verweerder weliswaar niet onmogelijk moet worden geacht om deze installaties te verwijderen zonder beschadiging van betekenis, maar dat deze daarna niet meer ingezet kunnen worden binnen een ziekenhuis gelet op de strikte veiligheidsnormen binnen de gezondheidszorg. Eiseres heeft daartegen aangevoerd dat verweerder daarmee een criterium aanlegt dat voor de beoordeling van de werktuigenvrijstelling niet relevant is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met juistheid betoogd dat het vereiste dat het werktuig met behoud van zijn waarde als zodanig verwijderd kan worden veeleer gaat om de technische en fysieke toestand van het werktuig dan om de bedrijfseconomische waarde zoals in wezen door verweerder wordt bepleit (Hoge Raad 29 september 2006, LJN: AU5177).
12.
Verweerder heeft ten slotte betoogd dat onvoldoende duidelijk is hoe eiseres tot de door haar aangehaalde percentages en bedragen is gekomen. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij aan de hand van informatie van verschillende ziekenhuizen een berekening heeft gemaakt van de percentages van de werktuigen die delen in de werktuigenvrijstelling en dat de kosten aan de hand van het grootboek zijn bepaald.
13.
Aangezien verweerder uitgaat van de stichtingskosten had hij naar het oordeel van de rechtbank inzicht kunnen verkrijgen in het grootboek en zich gemotiveerd kunnen uitlaten over de door eiseres geclaimde kosten. Nu hij dit heeft nagelaten, ziet de rechtbank geen aanleiding om eiseres niet te volgen in haar uitgangspunten.
14.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de werktuigenvrijstelling en aldus de eindwaarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Aangezien de rechtbank eiseres ook niet geheel volgt in de hoogte van de door haar bepleite werktuigenvrijstelling heeft zij de eindwaarde evenmin aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien en uitgaande van de door eiseres bepleite waarde van € 62.650.832 (zonder werktuigenvrijstelling) en de door eiseres aangehaalde kosten van installaties en met uitzondering van kosten van de verpleegoproepinstallatie, de personenzoekinstallatie, het patiënten entertainment systeem (alarmering en oproep) en de wegdekverwarming, de waarde van het object vaststellen op
€ 54.791.786.
15.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op totaal € 1880,36. Deze vergoeding is opgebouwd uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472 en een wegingsfactor 1,5. Deze vergoeding omvat tevens de door eiseres opgevoerde taxatietechnische kosten. Deze zal de rechtbank op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht vergoeden als gevorderd tot de maximale vergoeding van € 116,09 per uur tegen een tijdsbesteding van vier uur.
16.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een wegingsfactor 2 (zeer zwaar) zoals door eiseres bepleit.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar behoudens de daarbij toegekende proceskosten;
- -
bepaalt de waarde van het object op € 54.791.786;
- -
vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
- -
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
- -
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310 aan eiseres te vergoeden;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1880,36, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. M. van den Brink, leden, in aanwezigheid van drs. J.G.J. van Geesink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2013.
De voorzitter is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.