Het systeem van sanctionering van fiscale fraude
Einde inhoudsopgave
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.6.4:1.6.4 Deel drie. Onderlinge afstemming van sanctioneringsmogelijkheden (hoofdstuk zes en zeven)
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.6.4
1.6.4 Deel drie. Onderlinge afstemming van sanctioneringsmogelijkheden (hoofdstuk zes en zeven)
Documentgegevens:
Dr. C. Hofman, datum 01-04-2021
- Datum
01-04-2021
- Auteur
Dr. C. Hofman
- JCDI
JCDI:ADS270209:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk zes wordt de volgende deelvraag beantwoord: Welke sanctioneringsmogelijkheden ten aanzien van fiscale fraude zijn er?
De kern van hoofdstuk zes bestaat uit een omschrijving van het huidige sanctiearsenaal en is te vinden in de paragrafen 6.2 t/m 6.4. De sancties die van toepassing zijn op de delicten die onder fiscale fraude (en de daarbij behorende ‘catalogus’ van gedragingen) uit hoofdstuk vier vallen, komen aan bod. Onderscheid wordt gemaakt tussen vrijheidsbenemende en vrijheidsbeperkende straffen, vermogensstraffen en –maatregelen, straffen en maatregelen met het karakter van naming en shaming.
In paragraaf 6.5. wordt de sanctiemodaliteit van de strafbeschikking besproken. Via deze afdoeningswijze kunnen verschillende al beschreven sancties worden opgelegd.
Tot slot wordt in paragraaf 6.6. een antwoord geformuleerd op de genoemde deelvraag en al met al is in hoofdstuk zes de basis gelegd voor de beoordeling van de verschillende sanctioneringsmogelijkheden.
In hoofdstuk zeven wordt de volgende deelvraag beantwoord: In hoeverre zijn de huidige mogelijkheden tot sanctionering die gekoppeld zijn aan fiscaal frauduleus gedrag op elkaar afgestemd?
In paragraaf 7.2. wordt de toetsmaatstaf die nodig is ter beantwoording van deze vraag uitgewerkt. Voor het onderscheiden van straffen is het leerstuk inzake ne bis in idem relevant, in die zin dat daaruit blijkt dat cumulatie van straffen ten aanzien van één feit in beginsel verboden is. Voorwaarde voor bescherming via dit beginsel is dat een sanctie als criminal charge kan worden aangemerkt. Het toetskader wordt dus gevormd door de regels die toezien op de kwalificatie van een reactie op normoverschrijdend gedrag als zodanig.
Voorts bestaat het toetskader uit regels die bis toelaten. Internationale en Europese jurisprudentie biedt een opening voor cumulatie van strafprocedures. De voorwaarden die hiervoor gelden vormen onderdeel van het toetskader binnen dit hoofdstuk.
In paragraaf 7.3. vindt vervolgens de analyse plaats. Zijn alle sancties waardevol en zijn ze juist gekwalificeerd op nationaal niveau? Zijn de sanctioneringsmogelijkheden ten aanzien van fiscale fraude voldoende op elkaar afgestemd?
Tot slot wordt in paragraaf 7.4. een antwoord geformuleerd op de genoemde deelvraag. Het antwoord geeft weer in hoeverre de in hoofdstuk één gesignaleerde druk op het systeem van sanctionering van fiscale fraude daadwerkelijk heeft geleid tot juridische onhoudbaarheid van het in hoofdstuk zes uitgediepte systeemonderdeel ‘sanctioneringsmogelijkheden’.