Einde inhoudsopgave
Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW
Artikel 3 Vermogen
Geldend
Geldend van 01-07-2024 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
29-05-2024, Stcrt. 2024, 17898 (uitgifte: 05-06-2024, regelingnummer: 2024-0000140984)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-05-2024, Stcrt. 2024, 17898 (uitgifte: 05-06-2024, regelingnummer: 2024-0000140984)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
1.
In deze regeling wordt onder vermogen verstaan: waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden, bedoeld in artikel 5.3, in samenhang met artikel 5:13, van de Wet inkomstenbelasting 2001 met dien verstande dat de waarde van de eigen woning, bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001, verminderd met de schuld die is aangegaan voor het verkrijgen of instandhouden van die woning, hier niet onder wordt begrepen.
2.
Tot het vermogen behoren niet rechten die berusten op een pensioenregeling als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz.
3.
Niet tot het vermogen van een zelfstandige behoren:
- a.
rechten op lijfrenten als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, indien deze rechten niet zijn verkregen door middel van het voldoen van een koopsom of indien de premiebetaling niet is aangevangen binnen drie jaar voor het indienen van de aanvraag om een overbruggingsuitkering, tenzij deze rechten zijn verkregen door de omzetting van de fiscale oudedagsreserve in een lijfrente en de opbouw van deze reserve voor de eerder genoemde periode is aangevangen;
- b.
rechten op ingegane lijfrenten als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, verkregen krachtens overeenkomst onder bezwarende titel en toekomend aan de zelfstandige of gewezen zelfstandige, zijn echtgenoot of minderjarige kinderen, ingeval van invaliditeit;
- c.
polissen van levensverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Regeling vermogenswaardering Ioaz, mits ter zake van de verzekering geen koopsom is voldaan en deze polissen niet dienen als basis voor de financiering van de eigen woning;
- d.
een bedrag van € 163.003,00 ten behoeve van aanvullende pensioenvoorzieningen.
4.
Rechten op lijfrenten als bedoeld in het derde lid, onderdelen a of b, alsmede polissen van levensverzekering als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, worden op het bedrag, genoemd in het derde lid, onderdeel d, tot ten hoogste dat bedrag in mindering gebracht.
5.
Tot de schulden behoren niet premies en bijdragen ter zake van rechten die op grond van het tweede en derde lid niet tot de bezittingen behoren.
6.
Het bedrag, genoemd in het derde lid, onderdeel d, wordt herzien met ingang van de dag waarop het netto-minimumloon zonder de daarin begrepen aanspraak op vakantietoeslag wordt herzien, met het percentage van die herziening. Van het herziene bedrag en van de dag waarop de herziening plaatsvindt, wordt door of namens de Minister mededeling gedaan in de Staatscourant.