Hof Den Haag, 30-11-2017, nr. 22-004797-14
ECLI:NL:GHDHA:2017:3382
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
30-11-2017
- Zaaknummer
22-004797-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Gezondheidsrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:3382, Uitspraak, Hof Den Haag, 30‑11‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1093
- Vindplaatsen
GJ 2018/27 met annotatie van prof. mr. T.M. Schalken
GZR-Updates.nl 2017-0428 met annotatie van J.F.M. Wasser
PS-Updates.nl 2018-0048
NbSr 2018/55 met annotatie van mr. J.L. Baar
TT 2018/13 met annotatie van Schaik, N. van
Uitspraak 30‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Art. 300 Sr. Haagse borstendokter. Medisch strafrecht, medische exceptie, ne bis in idem medisch tuchtrecht en strafrecht. Mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolg hebbende. De verdachte heeft als behandelend arts 9 patiënten zwaar lichamelijk letsel toegebracht door op ondeugdelijke wijze chirurgische ingrepen uit te voeren. De patiënten hebben infecties opgelopen en moeten verder leven met ontsierende littekens en verwondingen aan met name hun borsten. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met en proeftijd van 3 jaren. Bijzondere voorwaarde dat verdachte geen medische (be)handelingen in binnen- of buitenland uitvoert gedurende de proeftijd.
Rolnummer: 22-004797-14
Parketnummer: 09-758781-09
Datum uitspraak: 30 november 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 oktober 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 18 november 2015 en op 7, 8, 9 en 16 november 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 (zowel primair als subsidiair) en 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in de vervolging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu deze in strijd is met het ne bis in idem-beginsel vanwege samenloop van deze strafrechtelijke procedure met de tuchtrechtelijke procedure, waarin de verdachte door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg onherroepelijk uit het BIG-register is geschrapt, met voor de verdachte aanmerkelijke persoonlijke en zakelijke gevolgen. Hiertoe heeft de raadsvrouw – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de tuchtrechtelijke procedure, gezien kan worden als een ‘criminal charge’, waarin bovendien sprake is geweest van ‘hetzelfde feit’.
Het hof overweegt dat voor beantwoording van de vraag of de maatregel die door het Centraal Tuchtcollege is opgelegd als “criminal charge” in de zin van artikel 6, eerste lid van het EVRM is aan te merken, in beginsel de zogenaamde Engel-criteria (EHRM, Engel tegen Nederland, 8 juni 1976, NJ 1978, 223) moeten worden toegepast.
I. Is de handhaving van de overtreden norm naar geldend recht als strafrechtelijk aan te merken?
II. Wat is de aard van het verweten handelen?
III. Wat is de aard en zwaarte van de maatregel die met de overtreding wordt geriskeerd?
Het hof overweegt ten aanzien van het eerste criterium het volgende.
Het hof stelt vast dat het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het Centraal Tuchtcollege) het beroep van de verdachte tegen de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 11 mei 2010, inhoudende de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register, op 23 juni 2011 heeft verworpen. Deze maatregel is gegrond op artikel 48 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de wet BIG).
Gelet hierop is het antwoord op de eerste vraag ontkennend. De maatregelen zijn opgelegd in het kader van een tuchtrechtelijke procedure. Een dergelijke procedure wordt niet gevoerd op initiatief van het Openbaar Ministerie ten overstaan van de strafrechter en is reeds daarom niet als strafrechtelijk aan te merken.
Ten aanzien van het tweede criterium, de aard van de overtreding, overweegt het hof dat de wet BIG niet gericht is tot het algehele publiek, maar slechts tot diegenen die werkzaam zijn in de individuele gezondheidszorg en beschikken over een BIG-registratie. De tuchtrechtelijke procedure ziet dan ook louter op het overtreden van normen die gekoppeld zijn aan het professionele handelen van de verdachte in het kader van voornoemde registratie. De omstandigheid dat (sommige van) deze gedragingen ook tot strafvervolging aanleiding kunnen geven is onvoldoende om in dit kader van een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM te kunnen spreken.
Het hof overweegt dat de wet BIG ertoe dient om te waarborgen dat iemand met een beroep in de individuele gezondheidszorg handelt als goed hulpverlener, zoals ook in de uitspraken van de beide Medische tuchtcolleges is verwoord. Aldus is de tuchtprocedure, naar het oordeel van het hof, niet “criminal” van aard, maar strikt tuchtrechtelijk. Bovendien zijn de in die procedure vastgestelde verwijten aan de verdachte specifiek gericht op zijn functioneren als arts; in deze strafzaak spelen die verwijten alleen indirect een rol in het kader van de medische exceptie.
Ten aanzien van de laatste vraag naar de aard en zwaarte van de opgelegde sanctie overweegt het hof dat uit artikel 48 van de Wet BIG volgt dat het berechtend college een waarschuwing, een berisping, een geldboete tot € 4.500,-, een schorsing van de inschrijving in het register (voor ten hoogste één jaar) en een doorhaling van de inschrijving in het register kan opleggen. Afgezien van de op te leggen boete zijn deze maatregelen typisch tuchtrechtelijk. Ten aanzien van de mogelijkheid om een boete op te leggen overweegt het hof dat, anders dan in het strafrecht, de Wet BIG geen mogelijkheid biedt tot het opleggen van vervangende hechtenis. Hoewel van de boete een punitief effect uitgaat, maakt de zwaarte van deze maatregel niet dat deze als criminal is aan te merken. Met betrekking tot de aard van de aan de verdachte opgelegde maatregel, doorhaling van de inschrijving in het register, overweegt het hof dat de verdachte hiermee voornamelijk wordt getroffen in zijn recht op het uitoefenen van een beroep in de individuele gezondheidszorg in Nederland. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet gezegd worden dat de aard en zwaarte van de tuchtrechtelijke maatregelen in het algemeen en de daadwerkelijk opgelegde maatregel in het bijzonder, maken dat deze als “criminal” dienen te worden aangemerkt.
Gelet op dit alles is in het onderhavige geval dan ook geen sprake van een “criminal charge” in de zin van artikel 6 EVRM. Het verweer wordt verworpen.
Gelet hierop komt het hof niet toe aan bespreking van de vraag of sprake is van hetzelfde feit.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft mishandeld:
[Aangever 1] en/of [Aangever 2] en/of [Aangever 3] en/of [Aangever 4] en/of [Aangever 5] en/of [Aangever 6] en/of [Aangever 7] en/of [Aangever 8] en/of [Aangever 9] en/of [Aangever 10] (hierna te noemen: patiënt(en))
met wie verdachte en/of de [Kliniek Nederland] een geneeskundige behandelingsovereenkomst had gesloten,
door bij (één of meerdere van de) voornoemde patiënt(en) een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren,
waarbij hij, verdachte, niet, althans onvoldoende, heeft gehandeld als goed hulpverlener en/of daarbij niet, althans onvoldoende, in overeenstemming heeft gehandeld met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voorvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, en aldus geen beroep of aanspraak (meer) kon en/of kan doen op de 'medische exceptie',
immers heeft hij, verdachte,
zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering
niet voldoende, althans onvoldoende, op adequate wijze en/of conform de op de Nederlandse situatie toegespitste werkwijzen en/of protocollen georganiseerd en/of (daardoor) niet de randvoorwaarden en omstandigheden geschapen waaronder voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) (medisch) verantwoord kon(den) worden uitgevoerd met vermijding van complicaties
door:
- voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) niet plaats te laten vinden in een daartoe geschikte operatiekamer en/of
- geen, althans onvoldoende, zorg te dragen voor een adequaat luchtbehandelingssysteem en/of een sluis tussen de omkleedruimte en de operatieruimte en/of
- niet, althans onvoldoende, zorg te dragen voor de reiniging en/of desinfectie van de (operatie)ruimten en/of het meubilair en/of de medische hulpmiddelen en/of de zogenaamde 'Mamma-navigator' in de [Kliniek Nederland] en/of
- bij voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) geen, althans onvoldoende, gebruik te maken van (bevoegd en/of bekwaam) assisterend (anesthesie)personeel bij deze ingre(e)p(en) en/of de verdere behandeling en/of de nazorg en/of
- bij voornoemde patiënt(en) (een) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren onder (lokale verdoving met) sedatie terwijl:
* de juiste apparatuur voor zuurstoftoediening ontbrak en/of
* een reanimatieteam ontbrak en/of
* een schriftelijk vastgelegde noodverwijsprocedure naar een ziekenhuis ontbrak en/of
* er geen (algemene) registratie van complicatie(s) was en/of
* de jaarlijks herhaalde Basic Life Support training van de bij de zorg betrokken hulpverlener(s), waaronder verdachte, ontbrak en/of
- een wijze van statusvoering en verslaglegging te hanteren die niet, althans onvoldoende, voldeed aan de eisen van de WGBO
en/of (vervolgens)
ten aanzien van het informed consent
ten tijde van en/of bij en/of tijdens het verkrijgen en/of het bereiken en/of het tot stand komen van het 'informed consent' en/of ten behoeve van het sluiten en/of uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) met voornoemde patiënt(en), in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:448 BW en/of artikel 7:450 BW door
- ( vervolgens) aan voornoemde patiënt(en)geen, althans onvoldoende, informatie te geven over de aard en het doel van de behandeling en/of de te verwachten gevolgen en risico's daarvan voor de (toekomstige) gezondheid van de patiënt en/of andere operatietechniek(en) en/of wijze van hechten die in aanmerking zouden komen en/of de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling en/of
- zich tegenover vorengenoemde patiënt(en) ten onrechte voor te stellen en/of uit te geven en/of zich voor te doen als ware hij een volledig ter zake opgeleid en bekwaam plastisch en/of cosmetisch chirurg en daarbij geen, althans onvoldoende, informatie te verstrekken omtrent zijn genoten opleiding en/of nascholing en/of specialisatie en/of
- aan voornoemde patiënten geen, althans onvoldoende, informatie te geven over het feit dat zijn kliniekvoering, daaronder begrepen het hygiëne- en/of infectiepreventiebeleid en/of het gebruik van de Mamma-navigator en/of het anesthesiebeleid en/of het gebruik van assisterend (anesthesie)personeel, niet, althans onvoldoende, voldeed aan de geldende richtlijnen en/of protocollen en/of professionele standaard
en/of (vervolgens)
ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg
ten tijde van het uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) niet, althans onvoldoende, 'lege artis' , conform de professionele standaard, gehandeld
door
- bij de mamma-augmentaties gebruik te maken van de Mamma-navigator, in elk geval een apparaat zonder CE-goedkeuring, welk apparaat niet past binnen de voor (plastische en/of cosmetische) chirurgen geldende professionele standaard en/of waarvan het gebruik in combinatie met de dual-plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetisch) artsen geldende professionele standaard was en/of is en/of
- een zogenaamde 'Macslift' en/of een armliposuctie uit te voeren terwijl verdachte deze ingre(e)p(en) kwantitatief onvoldoende heeft gedaan om zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam te (mogen) achten en/of
- in strijd met de geldende protocollen en/of werkwijze(n), althans zonder specifieke kennis en/of bekwaamheid een borstvergroting bij een (genetische) man uit te voeren en/of
- niet, althans onvoldoende, te voorzien in adequate nazorg voor de patiënt(en), en/of
- geen (adequaat) (bron)onderzoek te doen toen verdachte constateerde, althans deze diagnose stelde, dat zich een of meerdere patiënten met door verdachte als zodanig genoemde afstotingsverschijnselen bij hem meldden,
ten gevolge waarvan voornoemd(e) perso(o)n(en) bij de door verdachte verrichtte chirurgische/medische ingre(e)p(en) en/of bij de (door andere artsen) uitgevoerde hersteloperatie(s) zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden en/of de gezondheid van voornoemd(e) perso(o)n(en) opzettelijk is benadeeld,
bestaande dit letsel uit:
(telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door de operatie uitgevoerd door verdachte en/of (telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door een als gevolg van die (door verdachte uitgevoerde) operatie noodzakelijke hersteloperatie(s) en/of
bij [Aangever 1] (borstvergroting beiderzijds met armlift)
- een necrotiserende infectie en/of
- een (ernstige) deformiteit van de rechterarm na (aanzienlijk) weefselverlies en/of
- een asymmetrie van de borsten met een bottoming-out van de linker borst en/of
- ( een) inadequaat geplaatst(e) (horizontale) litteken(s) (aan beide zijden van de borsten) en/of
- een (veel) te grote afstand tussen de tepel en de inframammaire plooi links en/of
bij [Aangever 2] (macslift gecombineerd met een onderkinliposuctie)
- zenuwletsel van de nervus facialis rechts met uitval van een gedeelte van de aangezichtsspieren en/of
- een asymmetrie van de bovenlip aan de rechterzijde en/of
- een aangezichtsverlamming, namelijk paralyse van de heffers van de bovenlip en/of de neusplooi rechts en/of
bij [Aangever 3] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transmamillair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammairplooi (aan beide zijden) en/of
- een ingetrokken litteken in de rechtertepel en/of
- een deformiteit ter hoogte van het transmamillaire litteken rechts en/of
- een intrekking van het transmamillaire litteken links en/of
- een depigmentatie van het trainsmamillaire litteken (links) en/of
- fibrosering in het operatiegebied (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 4] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de onderpool (van beide borsten) en/of
- een intrekking van de linkertepel en/of
- deformiteit en/of weefselverlies (van beide borsten) en/of
bij [Aangever 5] (borstvergroting beiderzijds)
- een litteken boven de inframammaire plooi (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (geringe) dubble bubble deformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 6] (borstvergroting beiderzijds)
- een (aanzienlijke) fibrosering in het borstweefstel en/of
- ( aanzienlijke/enige) deformiteit van een of beide borst(en) in de onderpool en/of
- een (aanzienlijke) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- een milde pincushioning in de tepel-areola complex(en) (aan beide zijden) en/of
- een infectie en/of
- een verminderde weefselkwaliteit en/of souplesse en/of
bij [Aangever 7] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( enige) deformiteit ter hoogte van de linkeronderpool en/of
- ( versterkte en/of enige) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- het naar binnen intrekken van het transareolaire litteken aan de linkerzijde en/of
- deformiteit van de borsten aan beide zijden en/of
bij [Aangever 8](man: borstvergroting beiderzijds)
- ( een) litteken(s) in het tepel/areolacomplex (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) op de onderpool (van beide borsten) en/of
- ( enige) bulging van de areola ter hoogte van het litteken (aan beide zijden) en/of bij [Aangever 9] (borstvergroting beiderzijds, opvullen plooien bij mond, opvullen lachrimpels)
- een of meerdere blauwe plek(ken) onder de/het (o)og(en) en/of
- ernstige, althans enige, mutilatie in het gezicht en/of
- een (evidente) hoogstand van de rechterborst en/of
- ( enig) weefselverlies aan de rechterzijde van de borst en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammair(e) plooi (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- een intrekking aan de mediale zijde van de rechter onderpool van de borst(en) (ten gevolge van inwendige verlittekening) en/of
- volumeverlies in de rechter onderpool van de borst en/of
- animatiedeformiteit aan de rechterzijde van de borst bij een retropectoraal gelegen prothese en/of
bij [Aangever 10] (borstvergroting beiderzijds)
- een hoogstand van de linkerprothese en/of (met als gevolg)
- een dubble bubble fenomeen aan de linkerzijde en/of
- een ingetrokken linker tepel en/of
- animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) ingetrokken transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (duidelijk) volumedeficit van de onderpool van de borst (aan beide zijden) en/of
- verlies van volume in de beide onderpolen en/of
- een (evident) ingetrokken tepel-areola complex van de linkerborst ter hoogte van transareolaire litteken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's Gravenhage, in elk geval in Nederland, in de uitoefening van zijn, verdachtes, beroep als arts, bij het uitvoeren van een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) bij de medische behandeling van
[Aangever 1] en/of [Aangever 2] en/of [Aangever 3] en/of [Aangever 4] en/of [Aangever 5] en/of [Aangever 6] en/of [Aangever 7] en/of [Aangever 8] en/of [Aangever 9] en/of [Aangever 10]
(hierna te noemen: patiënt(en))
met wie verdachte en/of de [Kliniek Nederland] een geneeskundige behandelingsovereenkomst had gesloten,
(telkens) roekeloos, in elk geval, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld en/of nalatig is geweest,
door bij (één of meerdere van de) voornoemde patiënt(en) een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren,
waarbij hij, verdachte, niet, althans onvoldoende, heeft gehandeld als goed hulpverlener en/of daarbij niet, althans onvoldoende, in overeenstemming heeft gehandeld met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voorvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, en aldus geen beroep of aanspraak (meer) kon en/of kan doen op de 'medische exceptie',
immers heeft hij, verdachte,
zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering
niet voldoende, althans onvoldoende, op adequate wijze en/of conform de op de Nederlandse situatie toegespitste werkwijzen en/of protocollen georganiseerd en/of (daardoor) niet de randvoorwaarden en omstandigheden geschapen waaronder voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) (medisch) verantwoord kon(den) worden uitgevoerd met vermijding van complicaties
door:
- voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) niet plaats te laten vinden in een daartoe geschikte operatiekamer en/of
- geen, althans onvoldoende, zorg te dragen voor een adequaat luchtbehandelingssysteem en/of een sluis tussen de omkleedruimte en de operatieruimte en/of
- niet, althans onvoldoende, zorg te dragen voor de, reiniging en/of desinfectie van de (operatie)ruimten en/of het meubilair en/of de medische hulpmiddelen en/of de zogenaamde 'Mamma-navigator' in de [Kliniek Nederland] en/of
- bij voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) geen, althans onvoldoende, gebruik te maken van (bevoegd en/of bekwaam) assisterend (anesthesie)personeel bij deze ingre(e)p(en) en/of de verdere behandeling en/of de nazorg en/of
- bij voornoemde patiënt(en) (een) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren onder (lokale verdoving met) sedatie terwijl:
* de juiste apparatuur voor zuurstoftoediening ontbrak en/of
* een reanimatieteam ontbrak en/of
* een schriftelijk vastgelegde noodverwijsprocedure naar een ziekenhuis ontbrak en/of
* er geen (algemene) registratie van complicatie(s) was en/of
* de jaarlijks herhaalde Basic Life Support training van de bij de zorg betrokken hulpverlener(s), waaronder verdachte, ontbrak en/of
- een wijze van statusvoering en verslaglegging te hanteren die niet, althans onvoldoende, voldeed aan de eisen van de WGBO
en/of (vervolgens)
ten aanzien van het informed consent
ten tijde van en/of bij en/of tijdens het verkrijgen en/of het bereiken en/of het tot stand komen van het 'informed consent' en/of ten behoeve van het sluiten en/of uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) met voornoemde patiënt(en), in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:448 BW en/of artikel 7:450 BW
door
- ( vervolgens) aan voornoemde patiënt(en) geen, althans onvoldoende, informatie te geven over de aard en het doel van de behandeling en/of de te verwachten gevolgen en risico's daarvan voor de (toekomstige) gezondheid van de patiënt en/of andere operatietechniek(en) en/of wijze van hechten die in aanmerking zouden komen en/of de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling en/of
- zich tegenover vorengenoemde patiënt(en) ten onrechte voor te stellen en/of uit te geven en/of zich voor te doen als ware hij een volledig ter zake opgeleid en bekwaam plastisch en/of cosmetisch chirurg en daarbij geen, althans onvoldoende, informatie te verstrekken omtrent zijn genoten opleiding en/of nascholing en/of specialisatie en/of
- aan voornoemde patiënten geen, althans onvoldoende, informatie te geven over het feit dat zijn kliniekvoering, daaronder begrepen het hygiëne- en/of infectiepreventiebeleid en/of het gebruik van de Mamma-navigator en/of het anesthesiebeleid en/of het gebruik van assisterend (anesthesie)personeel, niet, althans onvoldoende, voldeed aan de geldende richtlijnen en/of protocollen en/of professionele standaard
en/of (vervolgens)
ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg
ten tijde van het uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) niet, althans onvoldoende, 'lege artis' , conform de professionele standaard, gehandeld
door
- bij de mamma-augmentaties gebruik te maken van de Mamma-navigator, in elk geval een apparaat zonder CE-goedkeuring, welk apparaat niet past binnen de voor (plastische en/of cosmetische) chirurgen geldende professionele standaard en/of waarvan het gebruik in combinatie met de dual-plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetisch) artsen geldende professionele standaard was en/of is en/of
- een zogenaamde 'Macslift' en/of een armliposuctie uit te voeren terwijl verdachte deze ingre(e)p(en) kwantitatief onvoldoende heeft gedaan om zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam te (mogen) achten en/of
- in strijd met de geldende protocollen en/of werkwijze(n), althans zonder specifieke kennis en/of bekwaamheid een borstvergroting bij een (genetische) man uit te voeren en/of
- niet, althans onvoldoende, te voorzien in adequate nazorg voor de patiënt(en), en/of
- geen (adequaat) (bron)onderzoek te doen toen verdachte constateerde, althans deze diagnose stelde, dat zich een of meerdere patiënten met door verdachte als zodanig genoemde afstotingsverschijnselen bij hem meldden,
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat voornoemd(e) perso(o)n(en) zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of zodanig lichamelijk letsel, waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan,
bestaande dit letsel uit:
(telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door de operatie uitgevoerd door verdachte en/of (telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door een als gevolg van die (door verdachte uitgevoerde) operatie noodzakelijke hersteloperatie(s) en/of
bij [Aangever 1] (borstvergroting beiderzijds met armlift)
- een necrotiserende infectie en/of
- een (ernstige) deformiteit van de rechterarm na (aanzienlijk) weefselverlies en/of
- een asymmetrie van de borsten met een bottoming-out van de linker borst en/of
- ( een) inadequaat geplaatst(e) (horizontale) litteken(s) (aan beide zijden van de borsten) en/of
- een (veel) te grote afstand tussen de tepel en de inframammaire plooi links en/of
bij [Aangever 2] (macslift gecombineerd met een onderkinliposuctie)
- zenuwletsel van de nervus facialis rechts met uitval van een gedeelte van de aangezichtsspieren en/of
- een asymmetrie van de bovenlip aan de rechterzijde en/of
- een aangezichtsverlamming, namelijk paralyse van de heffers van de bovenlip en/of de neusplooi rechts en/of
bij [Aangever 3] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transmamillair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammairplooi (aan beide zijden) en/of
- een ingetrokken litteken in de rechtertepel en/of
- een deformiteit ter hoogte van het transmamillaire litteken rechts en/of
- een intrekking van het transmamillaire litteken links en/of
- een depigmentatie van het trainsmamillaire litteken (links) en/of
- fibrosering in het operatiegebied (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 4] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) in de onderpool (van beide borsten) en/of
- een intrekking van de linkertepel en/of
- deformiteit en/of weefselverlies (van beide borsten) en/of bij [Aangever 5] (borstvergroting beiderzijds)
- een litteken boven de inframammaire plooi (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (geringe) dubble bubble deformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 6] (borstvergroting beiderzijds)
- een (aanzienlijke) fibrosering in het borstweefstel en/of
- ( aanzienlijke/enige) deformiteit van een of beide borst(en) in de onderpool en/of
- een (aanzienlijke) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- een milde pincushioning in de tepel-areola complex(en) (aan beide zijden) en/of
- een infectie en/of
- een verminderde weefselkwaliteit en/of souplesse en/of
bij [Aangever 7] (borstvergroting beiderzijds)
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( enige) deformiteit ter hoogte van de linkeronderpool en/of
- ( versterkte en/of enige) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- het naar binnen intrekken van het transareolaire litteken aan de linkerzijde en/of
- deformiteit van de borsten aan beide zijden en/of bij [Aangever 8] (man: borstvergroting beiderzijds)
- ( een) litteken(s) in het tepel/areolacomplex (aan beide zijden) en/of
- ( een) litteken(s) op de onderpool (van beide borsten) en/of
- ( enige) bulging van de areola ter hoogte van het litteken (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 9] (borstvergroting beiderzijds, opvullen plooien bij mond, opvullen lachrimpels)
- een of meerdere blauwe plek(ken) onder de/het (o)og(en) en/of
- ernstige, althans enige, mutilatie in het gezicht en/of
- een (evidente) hoogstand van de rechterborst en/of
- ( enig) weefselverlies aan de rechterzijde van de borst en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- ( een) litteken(s) in de inframammair(e) plooi (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- een intrekking aan de mediale zijde van de rechter onderpool van de borst(en) (ten gevolge van inwendige verlittekening) en/of
- volumeverlies in de rechter onderpool van de borst en/of
- animatiedeformiteit aan de rechterzijde van de borst bij een retropectoraal gelegen prothese en/of
bij [Aangever 10] (borstvergroting beiderzijds)
- een hoogstand van de linkerprothese en/of (met als gevolg)
- een dubble bubble fenomeen aan de linkerzijde en/of - een ingetrokken linker tepel en/of
- animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- ( een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- ( een) ingetrokken transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (duidelijk) volumedeficit van de onderpool van de borst (aan beide zijden) en/of
- verlies van volume in de beide onderpolen en/of
- een (evident) ingetrokken tepel-areola complex van de linkerborst ter hoogte van transareolaire litteken;
2:hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's Gravenhage, althans in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich(zelf) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (onder meer):
[Aangever 1] en/of [Aangever 2] en/of [Aangever 3] en/of [Aangever 4] en/of [Aangever 5] en/of [Aangever 6] en/of [Aangever 7] en/of [Aangever 8] en/of [Aangever 9] en/of [Aangever 10]
(telkens) heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte (telkens) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
zich tegenover vorengenoemde perso(o)n(en) voorgesteld en/of uitgegeven en/of zich voorgedaan als ware hij een volledig bevoegd en/of bekwaam chirurg en/of plastisch chirurg en/of borstchirurg en/of
op de website van de "[Kliniek Nederland]" de volgende tekst(en) vermeld en/of (laten) vermelden:
"[verdachte] is een deskundig borstchirurg met zeer ruime ervaring in dit esthetisch vakgebied" en/of
"[Kliniek Nederland] is een kennis en zorgcentrum voor esthetische plastische chirurgie" en/of
"Unieke [Kliniek Nederland] kenmerken: fulltime esthetisch -/en plastisch chirurgen die werkzaam zijn met partner klinieken in Nederland en Engeland" en/of
"Patiënt safety first: ervaren chirurgen en/of Center for Advanced Cosmetic Bio-Surgery" en/of
State of the art Medical Facility"
waardoor vorengenoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot voren omschreven afgifte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende die proeftijd geen medische handelingen zal uitvoeren in binnen- en buitenland.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweren
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw, overeenkomstig haar pleitnotities, de volgende verweren , gevoerd.
Schending beginselen goede procesorde
De raadsvrouw heeft het standpunt ingenomen dat sprake is van schending van beginselen van een goede procesorde, waardoor het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens is geschonden. Dit dient volgens de raadsvrouw te leiden tot bewijsuitsluiting van de aangiftes –voor zover deze niet door overig objectief bewijs worden gesteund- en een zeer behoedzame beschouwing van de deskundigenrapporten.
Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het Openbaar Ministerie, door op 30 juni 2009 op de nationale televisie op te roepen om aangifte tegen de verdachte te doen, heeft gehandeld in strijd met de in de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving genoemde beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verdachte is daardoor onherstelbaar beschadigd en zijn recht op een eerlijk proces is in ernstige mate geschonden.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat, mede door de ontketende media-hetze, in de onderhavige zaak is gebleken dat veel voormalige patiënten van de verdachte via internet-fora met elkaar in contact zijn gekomen, waardoor een veelvoud aan onwaarheden de wereld in is gekomen. Ook om die reden zouden de aangiftes – voor zover deze niet worden ondersteund door ander objectief bewijsmateriaal- van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat in casu geen sprake is van schending van enig beginsel van een goede procesorde, waardoor het recht van de verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens is geschonden.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt vast dat op verzoek van het Openbaar Ministerie – nadat in de media al melding was gemaakt van misstanden bij de [Kliniek Nederland], daarover Kamervragen waren gesteld en het College van Procureurs-Generaal bij de medisch officier van justitie had geïnformeerd – op 30 juni 2009 door een politiemedewerker bij RTL4, TV West en SBS6 één oproep aan patiënten van de verdachte is gedaan.
Gebruikmaking van de media komt het hof in een zaak als deze niet onredelijk voor, omdat reguliere opsporingsmethoden in medische zaken kunnen stuiten op het medisch beroepsgeheim. Bovendien is – gelet op de enkele oproep – van een disproportionele media-inzet door het Openbaar Ministerie niet gebleken. De omstandigheid dat bij een van de zenders de woorden aangifte doen zijn gebruikt maakt dit niet anders. Het hof acht het namelijk niet aannemelijk dat het nuanceverschil (voor een niet-juridisch geschoolde) tussen de betekenis van het woord melding en het woord aangifte maakt dat er door een gedupeerde wel of niet contact wordt opgenomen met de autoriteiten.
Ten aanzien van de stelling dat veel aangiftes zijn beïnvloed door het onderling op diverse internet-fora uitwisselen van informatie overweegt het hof dat alle aangiften ondersteund worden door objectief bewijsmateriaal in de zin van foto’s, letselrapportages en zelfs de verklaringen van de verdachte zelf.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
IGZ-rapport
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: het IGZ-rapport) van het bewijs dient te worden uitgesloten. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het een eenzijdig document is waarin de klacht van de IGZ wordt verwoord. Dit rapport is niet objectief, is niet opgesteld door een deskundige en het verweer van de verdachte op deze klacht maakt geen onderdeel uit van het dossier; er is geen sprake geweest van hoor en wederhoor.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van hetgeen door de raadsvrouw ter zake van het uitsluiten van het IGZ-dossier naar voren is gebracht kan het hof geen vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering vaststellen. Een andere wettelijke grondslag voor het uitsluiten van het IGZ-dossier is door de raadsvrouw evenmin aangevoerd. Het verweer wordt dan ook verworpen. Het hof merkt ten overvloede op dat zowel de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg als de behandeling van het beroep hiertegen door het Centraal Tuchtcollege onderdeel uitmaken van het procesdossier en dat hierin de standpunten van zowel de verdachte als van verweerder uitgebreid en helder zijn verwoord.
Vrijspraken
De onder 1 ten laste gelegde mishandeling van [Aangever 2]
Anders dan het Openbaar Ministerie is het hof van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte aangeefster [Aangever 2] heeft mishandeld door het uitvoeren van de MACS-lift (een bepaalde vorm van facelifting) en onderkinliposuctie.
Het hof overweegt hiertoe dat bij [Aangever 2] na de door de verdachte op 30 mei 2009 uitgevoerde ingrepen weliswaar het in de tenlastelegging genoemde letsel is ontstaan, doch dat, gelet op hetgeen daarover door de verschillende deskundigen is verklaard, niet gesteld kan worden dat de verdachte niet overeenkomstig de geldende professionele standaarden heeft gehandeld. Net als de verdachte verklaart deskundige Blondeel in zijn schriftelijke rapportage d.d. 16 december 2016 in antwoord op vraag 10 dat door het eenvoudigweg tijdig verwijderen van de hechting het letsel ongedaan gemaakt kon worden.
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte heeft verklaard dat hij bij de eerste nacontrole op 11 juni 2009 nog met onvoldoende zekerheid kon vaststellen dat de verlammingsverschijnselen bij [Aangever 2] veroorzaakt werden door kneuzing van de zenuw als gevolg van een te diep geplaatste hechting –in welk geval het voornoemde verwijderen van de hechting geïndiceerd was– of door tijdelijke zwelling van het gelaatweefsel –in welk geval de verschijnselen met de zwelling zouden verdwijnen-. Kort hierop, op 26 juni 2009, is de [Kliniek Nederland] gesloten en kon de verdachte [Aangever 2] niet meer verder beoordelen en eventueel behandelen.
De arts die [Aangever 2] daarna behandeld heeft, heeft er kennelijk niet voor gekozen om de hechtingen los te maken, zodat het eventuele letsel ongedaan kon worden gemaakt. Dit kan de verdachte niet aangerekend worden.
Dat, zoals is ten laste gelegd, de verdachte zichzelf redelijkerwijs niet voldoende bekwaam mocht achten voor het uitvoeren van de MACS-lift, acht het hof niet bewezen. Het hof heeft hierbij in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheden dat de verdachte een driedaagse opleiding hiertoe heeft gevolgd, dat hij praktische ervaring met deze techniek in de [Kliniek België] in België heeft opgedaan en dat hij bij de ontwikkelaars van de techniek heeft meegekeken. Daarbij heeft de verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan de behandeling van [Aangever 2] ongeveer twintig eerdere behandelingen heeft uitgevoerd.
Het hof is van oordeel dat de verdachte zichzelf derhalve redelijkerwijs voldoende bekwaam heeft kunnen achten voor het uitvoeren van deze specifieke ingreep. Nu het om een ingreep ging die een andere professionele standaard behelst dan de borstvergrotingen, zijn de verwijten die de verdachte in het hiernavolgende worden gemaakt op dit feit niet zonder meer van toepassing.
Feit 2
Anders dan het Openbaar Ministerie is het hof van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend is bewezen dat de genoemde personen zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen doordat de verdachte – kort gezegd - zich voordeed als bevoegd, bekwaam chirurg of doordat op de website van de [Kliniek Nederland] de in de tenlastelegging genoemde teksten stonden vermeld, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair: hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 27 juni 2009 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft mishandeld:
[Aangever 1] en/of [Aangever 2] en/of [Aangever 3] en/of [Aangever 4] en/of [Aangever 5] en/of [Aangever 6] en/of [Aangever 7] en/of [Aangever 8] en/of [Aangever 9] en/of [Aangever 10] (hierna ook te noemen: patiënt(en))
met wie verdachte en/of de [Kliniek Nederland] een geneeskundige behandelingsovereenkomst had gesloten,
door bij (één of meerdere van de) voornoemde patiënt(en) een (of meer) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren,
waarbij hij, verdachte, niet, althans onvoldoende, heeft gehandeld als goed hulpverlener en/of daarbij niet, althans onvoldoende, in overeenstemming heeft gehandeld met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voorvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, en aldus geen beroep of aanspraak (meer) kon en/of kan doen/maken op de 'medische exceptie',
immers heeft hij, verdachte,
zijn praktijkvoering en/of kliniekvoering
niet voldoende, althans onvoldoende, op adequate wijze en/of conform de op de Nederlandse situatie toegespitste werkwijzen en/of protocollen georganiseerd en/of (daardoor) niet de randvoorwaarden en omstandigheden geschapen waaronder voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) (medisch) verantwoord kon(den) worden uitgevoerd met vermijding van complicaties
door:
- voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) niet plaats te laten vinden in een daartoe geschikte operatiekamer en/of
- geen, althans onvoldoende, zorg te dragen voor een adequaat luchtbehandelingssysteem en/of een sluis tussen de omkleedruimte en de operatieruimte en/of
- niet, althans onvoldoende, zorg te dragen voor de reiniging en/of desinfectie van de (operatie)ruimten en/of het meubilair en/of de medische hulpmiddelen en/of de zogenaamde 'Mamma-navigator' in de [Kliniek Nederland] en/of
- bij voornoemde (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) geen, althans onvoldoende, gebruik te maken van (bevoegd en/of bekwaam) assisterend (anesthesie)personeel bij deze ingre(e)p(en) en/of de verdere behandeling en/of de nazorg en/of
- bij voornoemde patiënt(en) (een) (plastische en/of cosmetische) chirurgische/medische ingre(e)p(en) uit te voeren onder (lokale verdoving met) sedatie terwijl:
* de juiste apparatuur voor zuurstoftoediening ontbrak en/of
* een reanimatieteam ontbrak en/of
* een schriftelijk vastgelegde noodverwijsprocedure naar een ziekenhuis ontbrak en/of
* er geen (algemene) registratie van complicatie(s) was en/of
* de jaarlijks herhaalde Basic Life Support training van de bij de zorg betrokken hulpverlener(s), waaronder verdachte, ontbrak en/of
- een wijze van statusvoering en verslaglegging te hanteren die niet, althans onvoldoende, voldeed aan de eisen van de WGBO
en/of (vervolgens)
ten aanzien van het informed consent
ten tijde van en/of bij en/of tijdens het verkrijgen en/of het bereiken en/of het tot stand komen van het 'informed consent' en/of ten behoeve van het sluiten en/of uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) met voornoemde patiënt(en), in strijd gehandeld met het bepaalde in artikel 7:448 BW en/of artikel 7:450 BW door
- (vervolgens) aan voornoemde patiënt(en) geen, althans onvoldoende, informatie te geven over de aard en het doel van de behandeling en/of de te verwachten gevolgen en risico's daarvan van de behandeling voor de (toekomstige) gezondheid van de patiënt en/of andere operatietechniek(en) en/of wijze van hechten die in aanmerking zouden komen en/of de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot de gezondheid van de patiënt voor wat betreft het terrein van het onderzoek of de behandeling en/of
- zich tegenover vorengenoemde patiënt(en) ten onrechte voor te stellen en/of uit te geven en/of zich voor te doen als ware hij een volledig ter zake opgeleid en bekwaam plastisch en/of cosmetisch chirurg en daarbij geen, althans onvoldoende, informatie te verstrekken omtrent zijn genoten opleiding en/of nascholing en/of specialisatie en/of
- aan voornoemde patiënten geen, althans onvoldoende, informatie te geven over het feit dat zijn kliniekvoering, daaronder begrepen het hygiëne- en/of infectiepreventiebeleid en/of het gebruik van de Mamma-navigator en/of het anesthesiebeleid en/of het gebruik van assisterend (anesthesie)personeel, niet, althans onvoldoende, voldeed aan de geldende richtlijnen en/of protocollen en/of professionele standaard
en/of (vervolgens)
ten aanzien van de medische uitvoering/nazorg
ten tijde van het uitvoeren van de geneeskundige behandelovereenkomst(en) niet, althans onvoldoende, 'lege artis', conform de professionele standaard, gehandeld
door
- bij de mamma-augmentaties gebruik te maken van de Mamma-navigator, in elk geval een apparaat zonder CE-goedkeuring, welk apparaat niet past binnen de voor (plastische en/of cosmetische) chirurgen geldende professionele standaard en/of waarvan het gebruik in combinatie met de dual-plane operatietechniek niet conform de voor (cosmetisch) artsen geldende professionele standaard was en/of is en/of
- een zogenaamde 'Macslift' en/of een armliposuctie uit te voeren terwijl verdachte deze ingre(e)p(en) kwantitatief onvoldoende heeft gedaan om zichzelf redelijkerwijs voldoende bekwaam te (mogen) achten en/of
- in strijd met de geldende protocollen en/of werkwijze(n), althans zonder specifieke kennis en/of bekwaamheid een borstvergroting bij een (genetische) man uit te voeren en/of
- niet, althans onvoldoende, te voorzien in adequate nazorg voor de patiënt(en), en/of
- geen (adequaat) (bron)onderzoek te doen toen verdachte constateerde, althans deze diagnose stelde, dat zich een of meerdere patiënten met door verdachte als zodanig genoemde afstotingsverschijnselen bij hem meldden,
ten gevolge waarvan voornoemd(e) perso(o)n(en) bij de door verdachte verrichtte chirurgische/medische ingre(e)p(en) en/of bij de (door andere artsen) uitgevoerde hersteloperatie(s) zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden en/of de gezondheid van voornoemd(e) perso(o)n(en) opzettelijk is benadeeld,
bestaande dit letsel uit:
(telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door de operatie uitgevoerd door verdachte en/of (telkens) het letsel en/of de pijn ontstaan door een als gevolg van die (door verdachte uitgevoerde) operatie noodzakelijke hersteloperatie(s) en/of
bij [Aangever 1] (borstvergroting beiderzijds met armlift)
- een necrotiserende infectie en/of
- een (ernstige) deformiteit van de rechterarm na (aanzienlijk) weefselverlies en/of
- een asymmetrie van de borsten met een bottoming-out van de linkerborst en/of
- (een) inadequaat geplaatst(e) (horizontale) litteken(s) (aan beide zijden van de borsten) en/of
- een (veel) te grote afstand tussen de tepel en de inframammaire plooi links en/of
bij [Aangever 2] (macslift gecombineerd met een onderkinliposuctie)
- zenuwletsel van de nervus facialis rechts met uitval van een gedeelte van de aangezichtsspieren en/of
- een asymmetrie van de bovenlip aan de rechterzijde en/of
- een aangezichtsverlamming, namelijk paralyse van de heffers van de bovenlip en/of de neusplooi rechts en/of
bij [Aangever 3] (borstvergroting beiderzijds)
- (een) transmamillair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- (een) litteken(s) in de inframammairplooi (aan beide zijden) en/of
- een ingetrokken litteken in de rechtertepel en/of
- een deformiteit ter hoogte van het transmamillaire litteken rechts en/of
- een intrekking van het transmamillaire litteken links en/of
- een depigmentatie van het transmamillaire litteken (links) en/of
- fibrosering in het operatiegebied (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 4] (borstvergroting beiderzijds)
- (een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- (een) litteken(s) in de onderpool (van beide borsten) en/of
- een intrekking van de linkertepel en/of
- deformiteit en/of weefselverlies (van beide borsten) en/of
bij [Aangever 5](borstvergroting beiderzijds)
- een litteken boven de inframammaire plooi (aan beide zijden) en/of
- (een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (geringe) dubble bubble deformiteit (aan beide zijden) en/of
- (een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 6] (borstvergroting beiderzijds)
- een (aanzienlijke) fibrosering in het borstweefstel en/of
- (aanzienlijke/enige) deformiteit van een of beide borst(en) in de onderpool en/of
- een (aanzienlijke) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- een milde pincushioning in de tepel-areola complex(en) (aan beide zijden) en/of
- een infectie en/of
- een verminderde weefselkwaliteit en/of souplesse en/of
bij [Aangever 7] (borstvergroting beiderzijds)
- (een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- (een) inframammair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- (enige) deformiteit ter hoogte van de linkeronderpool en/of
- (versterkte en/of enige) animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- het naar binnen intrekken van het transareolaire litteken aan de linkerzijde en/of
- deformiteit van een de borsten aan beide zijden en/of
bij [Aangever 8](man: borstvergroting beiderzijds)
- (een) litteken(s) in het tepel/areolacomplex (aan beide zijden) en/of
- (een) litteken(s) op de onderpool (van beide borsten) en/of
- ( enige) bulging van de areola ter hoogte van het litteken (aan beide zijden) en/of
bij [Aangever 9] (borstvergroting beiderzijds, opvullen plooien bij mond, opvullen lachrimpels)
- een of meerdere blauwe plek(ken) onder de/het (o)og(en) en/of
- ernstige, althans enige, mutilatie in het gezicht en/of
- een (evidente) hoogstand van de rechterborst en/of
- (enig) weefselverlies aan de rechterzijde van de borst en/of
- (een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- (een) litteken(s) in de inframammair(e) plooi (aan beide zijden van de borst(en)) en/of
- een intrekking aan de mediale zijde van de rechter onderpool van de borst(en) (ten gevolge van inwendige verlittekening) en/of
- volumeverlies in de rechter onderpool van de borst en/of
- animatiedeformiteit aan de rechterzijde van de borst bij een retropectoraal gelegen prothese en/of
bij [Aangever 10] (borstvergroting beiderzijds)
- een hoogstand van de linkerprothese en/of (met als gevolg)
- een dubble bubble fenomeen aan de linkerzijde en/of
- een ingetrokken linker tepel en/of
- animatiedeformiteit (aan beide zijden) en/of
- (een) transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- (een) ingetrokken transareolair(e) litteken(s) (aan beide zijden) en/of
- een (duidelijk) volumedeficit van de onderpool van de borst (aan beide zijden) en/of
- verlies van volume in de beide onderpolen en/of
- een (evident) ingetrokken tepel-areola complex van de linkerborst ter hoogte van het transareolaire litteken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw, overeenkomstig haar pleitnotities, nog de volgende verweren gevoerd.
Bij de bespreking van deze verweren gaat het hof uit van het navolgende.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat:
- -
de chirurgische ingrepen niet plaatsvonden in een daarvoor geschikte operatiekamer;
- -
onvoldoende zorg werd gedragen voor de reiniging en desinfectie van de operatieruimten, het meubilair, de medische hulpmiddelen en de (in veel gevallen gebruikte) mamma-navigator;
- -
onvoldoende gebruik werd gemaakt van bevoegd en/of bekwaam assisterend personeel bij deze ingrepen;
- -
de chirurgische ingrepen werden uitgevoerd onder sedatie, waarbij de vereiste randvoorwaarden ontbraken;
- -
de wijze van statusvoering en verslaglegging onvoldoende was;
- -
in strijd werd gehandeld met het vereiste ‘informed consent’;
- -
gebruik werd gemaakt van een apparaat (de mamma-navigator) dat niet past binnen de geldende professionele standaard;
- -
onvoldoende werd voorzien in nazorg;
- -
geen brononderzoek werd gedaan, nadat meerdere patiënten zich met “afstotingsverschijnselen” hebben gemeld.
Het hof overweegt dat nu de verdachte aldus niet heeft gehandeld conform de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 Burgerlijk Wetboek, hij zich niet heeft gedragen als goed hulpverlener. Gelet hierop komt hem geen beroep of aanspraak op de medische exceptie toe.
Causaliteit
Primair stelt de verdediging dat, nu niet kan worden vastgesteld dat de opgetreden bacteriële infecties in enige mate aan de verdachte te verwijten vallen, de causaliteitsketen wordt doorbroken, waardoor de gevolgen in redelijkheid niet kunnen worden toegerekend aan de verdachte. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de causaliteitsketen tevens wordt doorbroken doordat een deel van de tenlastegelegde letsels is veroorzaakt door ingrepen door andere artsen.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt vast dat de bacteriële infecties het gevolg zijn van een in de [Kliniek Nederland] aanwezige bacterie. Ook de verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat, hoewel niet is vast te stellen waar de bacterie zich exact bevond, het vrijwel uitgesloten is dat deze bacterie zich niet ergens in de [Kliniek Nederland] bevond. Nu de verdachte verweten wordt dat hij niet lege artis heeft opgetreden en risico’s heeft genomen met betrekking tot de hygiëne, de operatietechnieken en de nazorg waardoor infecties zijn ontstaan welke niet adequaat behandeld zijn, zijn zowel de initiële letsels als ook de letsels ontstaan door de vervolgbehandelingen in redelijkheid aan verdachte toe te rekenen.
Het hof verwerpt dan ook zowel het primaire als het subsidiaire verweer.
Opzet en schuld
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat in de onderhavige zaak geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet noch van grove schuld. Ten aanzien van het ontbreken van opzet heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in casu geen sprake is van een aanmerkelijke kans dat de gevolgen zouden intreden, dat de verdachte geen wetenschap heeft gehad van het bestaan van een aanmerkelijke kans en dat de verdachte deze kans niet bewust heeft aanvaard.
Het hof overweegt ten aanzien van het opzet als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in casu de ten laste gelegde letsels – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het hof heeft reeds vast gesteld dat de verdachte niet heeft gehandeld conform de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, zoals omschreven in artikel 7:453 BW, en zich aldus niet heeft gedragen als goed hulpverlener. Daartoe heeft het hof een aantal uit de bewijsmiddelen voortvloeiende bezwarende omstandigheden opgesomd. Voorts heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat bij de meeste ingrepen lichaamsvreemd materiaal in het lichaam van de patiënten werd geplaatst, een omstandigheid die de hoogste graad van steriliteit vergt.
Voorgaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, brengen het hof tot het oordeel dat de kans op letsels en infecties naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was te achten.
Ten aanzien van de vraag of de verdachte zich bewust is geweest van deze aanmerkelijke kans en deze vervolgens heeft aanvaard, overweegt het hof dat het verrichten van chirurgische handelingen onder de bovengenoemde bezwarende omstandigheden, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het –behoudens contra-indicaties- niet anders kan zijn dan dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg en dit heeft aanvaard. Het gegeven dat de verdachte zijn niet-adequaat handelen met betrekking tot de over een geruime periode –in het algemeen bij borstvergrotende operaties zeldzaam- voorkomende infecties toeschrijft aan ‘een blinde vlek’ levert naar het oordeel van het hof geen contra-indicatie op.
Het hof overweegt in dit kader nog dat de verdachte weliswaar maatregelen heeft getroffen om infecties te voorkomen, zoals het desinfecteren van medische hulpmiddelen en het met ontsmettingsmiddel afnemen van meubilair in de operatiekamer. Het hof is echter van oordeel dat deze maatregelen veelal halfslachtige varianten betroffen van de maatregelen die de verdachte wel had moeten nemen om op verantwoorde wijze (lege artis) de betreffende ingrepen uit te voeren en dat de verdachte, zeker nadat de eerste patiënt zich met ontstekingsverschijnselen bij hem had gemeld, moet hebben geweten dat met deze maatregelen geen, althans onvoldoende, resultaat zou worden bereikt. Dit geldt evenzeer voor het voorschrijven van antibiotica op het moment dat verdachte kennelijk wel rekening hield met de aanwezigheid van een bacteriële infectie, nu volgens deskundigen bij het vermoeden van een infectie verwijdering van het implantaat de enige juiste reactie is.
Het hof verwerpt het verweer ten aanzien van het opzet.
Het verweer aangaande de schuld behoeft geen verdere bespreking.
Deskundigen en professionele standaarden
Door de raadsvrouw is bepleit dat de geraadpleegde deskundigen zich in de door hen opgestelde rapportages en tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris hebben uitgelaten over onderwerpen ter zake waarvan zij niet als deskundig aan te merken zijn. Ten aanzien van het gebruik van de mamma-navigator geldt dat alleen de deskundige Hoeyberghs hier daadwerkelijk mee heeft gewerkt en dat anderen ter zake van het gebruik van de mamma-navigator daarom niet als deskundig kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van het ontstaan van infecties geldt dat alleen de deskundige Van den Broek daadwerkelijk deskundig is.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat de professionele standaard voor een belangrijk deel wordt ingevuld door richtlijnen en door datgene wat in de beroepsverenigingen wordt besloten en bepaald. Bijna alle deskundigen in deze zaak zijn plastisch chirurg in Nederland en lid van de NVPC (Nederlandse Vereniging van Plastische Chirurgie) en hebben de professionele standaard vanuit dit kader benaderd. De cosmetisch chirurgische handelingen waar het in deze zaak om gaat behoren niet strikt tot het domein van de plastisch chirurgen. Derhalve kan de vraag of de verdachte lege artis heeft gewerkt niet slechts op basis van deze uitgangspunten worden beoordeeld.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Alle bevraagde deskundigen zijn ervaren medisch specialisten. Behoudens Van den Broek zijn zij allemaal plastisch chirurg. Zij hebben ruime ervaring in het doen van mamma-augmentaties en andere cosmetisch of plastisch chirurgische ingrepen. Vanuit dat perspectief worden zij geacht deskundig te zijn ter zake van het uitvoeren van dergelijke ingrepen. Anders dan door de raadsvrouw is gesuggereerd wijzen de deskundigen in de beantwoording van de aan hen gestelde vragen ook telkens op de omstandigheid dat wat in richtlijnen en dergelijke is vervat geen absolute criteria zijn om aan de professionele standaarden te voldoen. Hierbij geldt dat wanneer gemotiveerd van de richtlijnen wordt afgeweken met het oog op het belang van de patiënt, men nog steeds volgens de professionele standaard kan handelen. Daarnaast bestaan er wel enkele harde eisen, zoals het gebruik maken van medische hulpmiddelen welke van een CE-keurmerk zijn voorzien. Het hof is dan ook van oordeel dat de omstandigheid dat het uitvoeren van cosmetisch chirurgische ingrepen niet alleen aan plastisch chirurgen is voorbehouden niet maakt dat de professionele standaarden ten aanzien van het uitvoeren van die ingrepen wezenlijk anders is dan de deskundigen, welke -met uitzondering van Hoeyberghs- inhoudelijk grotendeels in overeenstemming met elkaar rapporteren en verklaren. Voorts hecht het hof eraan op te merken dat de omstandigheid dat de richtlijnen en de wetenschappelijke discussie veelal, zo niet louter, afkomstig zijn uit en gevoerd worden binnen de (gesloten kring van) de NVPC, en dat deze voor de verdachte, die hier niet bij aangesloten was, niet disculperend kan werken. Het hof overweegt hiertoe dat bij het uitvoeren van een medische handeling het belang van de patiënt altijd centraal dient te staan. Indien een arts, om wat voor reden dan ook, niet op de hoogte is of kan zijn van de professionele standaarden volgens welke een behandeling verantwoord kan worden uitgevoerd, houdt dit automatisch in dat hij die operatie niet kan of mag uitvoeren.
Ten aanzien van de deskundigheid met betrekking tot het gebruik van de mamma-navigator wijst het hof er op dat het gebruik hiervan in strijd was met artikel 4, vierde lid, van het Besluit medische hulpmiddelen. Voorts overweegt het hof, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor reeds met betrekking tot de deskundigheid is gesteld, het volgende. De in dit kader te beantwoorden vraag luidt of het gebruik van de mamma-navigator past binnen de in de tenlastelegging genoemde periode geldende richtlijnen, dan wel of, in het belang van de patiënt, hiervan gemotiveerd kan worden afgeweken.
De verdachte heeft bij meerdere verhoren verklaard dat het werken met de mamma-navigator paste binnen de minimaal invasieve techniek. Hierbij werd een zo klein mogelijke incisie gemaakt, waardoor de operatie minder ingrijpend was, hetgeen in het belang van de patiënt is. Het hof overweegt hiertoe dat, met uitzondering van de deskundige Hoeyberghs, geen van de overige plastisch chirurgen heeft bevestigd dat het gebruik van de mamma-navigator binnen deze toegepaste techniek kan gelden als een deugdelijk gemotiveerde en daarmee verantwoorde afwijking van de geldende richtlijn in het belang van de patiënt. De omstandigheid dat geen van deze deskundigen de mamma-navigator ooit daadwerkelijk in een operatie gebruikt heeft, doet hier niet aan af. Zoals overwogen ziet hun deskundigheid immers op het uitvoeren van mamma-augmentaties binnen de geldende professionele standaarden (geldende richtlijnen en deugdelijk gemotiveerde afwijkingen in het belang van de patiënt). Aldus zijn zij naar het oordeel van het hof goed in staat om de door de verdachte gebruikte methode en hulpmiddelen te beoordelen. De omstandigheid dat zij niet allemaal op dezelfde gebreken en/of tekortkomingen wijzen, doet aan dit oordeel niet af. Het verweer wordt verworpen.
Zwaar lichamelijk letsel
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet in elk geval gesproken kan worden van zwaar lichamelijk letsel. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat in die gevallen waarin een geslaagde hersteloperatie is uitgevoerd waarvan de littekens normaal zijn genezen, geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen valt af te leiden dat als gevolg van de door de verdachte uitgevoerde ingrepen
- -
bij [Aangever 1] meerdere ontsierende littekens op beide borsten en een ernstige deformiteit aan de rechterarm is ontstaan;
- -
bij [Aangever 3] meerdere ontsierende littekens op beide borsten zijn ontstaan;
- -
bij [Aangever 4] meerdere ontsierende littekens, intrekking van de linker tepel en deformiteit en weefselverlies aan beide borsten zijn ontstaan;
- -
bij [Aangever 5]meerdere ontsierende littekens en deformiteit aan haar borsten zijn ontstaan;
- -
bij [Aangever 6] aanzienlijke deformiteit van beide borsten is ontstaan;
- -
bij [Aangever 7] meerdere ontsierende littekens en deformiteit van beide borsten zijn ontstaan;
- -
bij [Aangever 8] meerdere ontsierende littekens zijn ontstaan;
- -
bij [Aangever 9] meerdere ontsierende littekens en animatiedeformiteit aan de rechterzijde van de borst zijn ontstaan;
- -
bij [Aangever 10] een ingetrokken linker tepel, meerdere ontsierende littekens, verlies van volume in de beide borsten en een ingetrokken tepel van de linkerborst zijn ontstaan.
Bij alle slachtoffers geldt dat zij een nieuwe operatie hebben moeten ondergaan om de borstimplantaten te laten verwijderen en later nog meerdere hersteloperaties hebben ondergaan. Aldus was sprake van een duidelijke noodzaak tot hernieuwd medisch ingrijpen.
Ten aanzien van het uitzicht op (volledig) herstel overweegt het hof dat deze letsels zijn vastgesteld door de deskundige dr. H.A.H. Winters in de periode van januari en februari 2012, hetgeen meerdere jaren na de door de verdachte uitgevoerde ingreep is. Daarbij heeft Winters in meerdere gevallen verklaard dat herstel van de ontsierende littekens en deformiteit aan de borsten onwaarschijnlijk is. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich zoals ten laste gelegd als behandelend arts schuldig gemaakt aan mishandeling van negen patiënten, door op ondeugdelijke wijze chirurgische ingrepen uit te voeren. Hierdoor hebben de patiënten infecties opgelopen en moeten ze verder leven met ernstig ontsierende littekens en vervormingen aan met name hun borsten.
De verdachte was als directeur van de [Kliniek Nederland] en operateur eindverantwoordelijk voor de gang van zaken binnen de [Kliniek Nederland] en rondom de uitgevoerde ingrepen.
Door de ingrepen uit te voeren onder de omstandigheden waaronder dit is gebeurd en op de manier waarop dit is gebeurd, met de gebrekkige nazorg die de verdachte heeft geleverd, heeft de verdachte de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel in de vorm van ontsierende littekens, ingetrokken tepels en andere vervormingen van de borsten toegebracht. Sommige letsels zijn bijna negen jaar na dato, nog immer niet volledig verholpen en het is zeer de vraag of deze ooit op een bevredigende manier verholpen kunnen worden. De slachtoffers hadden zich bij de verdachte gemeld omdat zij ontevreden waren over hoe hun lichaam er op dat moment uit zag. Het vertrouwen dat een patiënt in zijn arts moet kunnen hebben, heeft de verdachte hiermee op grove wijze beschaamd.
Voorts rekent het hof het de verdachte zwaar aan dat hij tot op de terechtzittingen in hoger beroep slechts in zeer beperkte mate blijk van inzicht in zijn laakbare handelen heeft getoond. Het hof hecht er in dit kader aan op te merken dat de verdachte reeds eerder in een ander verband een waarschuwing door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg en in weer een andere zaak de maatregel van schorsing van inschrijving in het register voor de duur van zes maanden door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg heeft opgelegd gekregen, hetgeen er bij de verdachte kennelijk niet toe heeft geleid zijn praktijkvoering ten goede aan te passen.
Het hof komt, met een vrijspraak ter zake van één van de tenlastegelegde mishandelingen en de vrijspraak ter zake van feit 2, tot een beperktere bewezenverklaring dan gevorderd door het Openbaar Ministerie en zal derhalve een lagere straf opleggen dan gevorderd door het Openbaar Ministerie.
Daarnaast heeft het hof bij het bepalen van de hoogte van de straf en de strafmodaliteit acht geslagen op het tijdsverloop sinds het moment waarop de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd en de impact die de media-aandacht heeft gehad op het leven van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat de behandeling in hoger beroep, gerekend vanaf het moment dat appel is ingesteld, meer dan twee jaren in beslag heeft genomen. Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het in hoger beroep gedane nader onderzoek en de complexiteit van de zaak, worden volstaan met een constatering van deze overschrijding.
Het hof acht het tegen de achtergrond van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheid dat de verdachte in het buitenland nog immer gerechtigd is tot het uitvoeren van medische handelingen en hij er blijk van heeft gegeven van die mogelijkheid gebruik te willen maken, aangewezen dat een deel van de op te leggen gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, onder de voorwaarde dat de verdachte, gedurende de proeftijd, geen medische (be)handelingen uitvoert in binnen- en buitenland.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een andersoortig strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 6]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 6] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 105.643,02.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 27.894,27 onder vermeerdering met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 18.796,27 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 9.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 98,00, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 6]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 27.894,27 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 6].
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 5]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 5] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 120.290,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 18.887,00 onder vermeerdering met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 9.887,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 9.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 144,36, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 5]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 18.887,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 5].
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 7]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 7] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 16.374,78. Bij vonnis van 24 november 2010 is de verdachte veroordeeld om als voorschot op de in een schadestaatprocedure vast te stellen schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 3.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.874,78 onder vermeerdering met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 4.982,28 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Het hof zal op dit bedrag het door de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 24 november 2010 vastgestelde voorschot van
€ 3.000,00 in mindering brengen. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot een bedrag van
€ 1.982,28 worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 8.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 2.892,50, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 7]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 12.982,28 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 7].
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 10]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 10] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 16.448,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 10]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 16.448,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 10].
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 19.262,49.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.526,49 onder vermeerdering van wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 5.228,40 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 4.845,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 3.453,09, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 10.073,40 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 3].
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 4]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 11.840,67.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 11.840,67 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 4].
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 22.106,80.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.903,80.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde mishandeling van aangeefster [Aangever 2], dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Vordering tot schadevergoeding [Aangever 9]
In het onderhavige strafproces heeft [Aangever 9] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van
€ 18.106,57.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 8.390,60, onder vermeerdering met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 3.390,60 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 9]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 8.390,60 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [Aangever 9].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat:
de verdachte gedurende de proeftijd geen medische (be)handelingen verricht;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 6]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 6] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 27.894,27 (zevenentwintigduizend achthonderdvierennegentig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 18.894,27 (achttienduizend achthonderdvierennegentig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 6], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 27.894,27 (zevenentwintigduizend achthonderdvierennegentig euro en zevenentwintig cent) bestaande uit € 18.894,27 (achttienduizend achthonderdvierennegentig euro en zevenentwintig cent) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 98 (achtennegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 5]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 5] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 18.887,00 (achttienduizend achthonderdzevenentachtig euro) bestaande uit € 9.887,00 (negenduizend achthonderdzevenentachtig euro) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 144,36 (honderdvierenveertig euro en zesendertig cent);
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 5], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 18.887,00 (achttienduizend achthonderdzevenentachtig euro) bestaande uit € 9.887,00 (negenduizend achthonderdzevenentachtig euro) materiële schade en € 9.000,00 (negenduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 66 (zesenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 7]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 7] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 12.982,28 (twaalfduizend negenhonderdtweeëntachtig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 1.982,28 (duizend negenhonderdtweeëntachtig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 2.892,50 (tweeduizend achthonderdtweeënnegentig euro en vijftig cent);
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 7], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 9.982,28 (negenduizend negenhonderdtweeëntachtig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 1.982,28 (duizend negenhonderdtweeëntachtig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 10]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 10] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 16.448,00 (zestienduizend vierhonderdachtenveertig euro) bestaande uit € 6.948,00 (zesduizend negenhonderdachtenveertig euro) materiële schade en € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 10], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 16.448,00 (zestienduizend vierhonderdachtenveertig euro) bestaande uit € 6.948,00 (zesduizend negenhonderdachtenveertig euro) materiële schade en € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 58 (achtenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 3]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 3] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.073,40 (tienduizend drieënzeventig euro en veertig cent) bestaande uit € 5.228,40 (vijfduizend tweehonderdachtentwintig euro en veertig cent) materiële schade en € 4.845,00 (vierduizend achthonderdvijfenveertig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 3.453,09 (drieduizend vierhonderddrieënvijftig euro en negen cent);
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 3], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 10.073,40 (tienduizend drieënzeventig euro en veertig cent) bestaande uit € 5.228,40 (vijfduizend tweehonderdachtentwintig euro en veertig cent) materiële schade en € 4.845,00 (vierduizend achthonderdvijfenveertig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 4]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 4] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.840,67 (elfduizend achthonderdveertig euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 3.840,67 (drieduizend achthonderdveertig euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 4], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 11.840,67 (elfduizend achthonderdveertig euro en zevenenzestig cent) bestaande uit € 3.840,67 (drieduizend achthonderdveertig euro en zevenenzestig cent) materiële schade en € 8.000,00 (achtduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 2]
verklaart de benadeelde partij [Aangever 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk;
verwijst de benadeelde partij in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Vordering van de benadeelde partij [Aangever 9]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Aangever 9] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.390,60 (achtduizend driehonderdnegentig euro en zestig cent) bestaande uit € 3.390,60 (drieduizend driehonderdnegentig euro en zestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Aangever 9], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 8.390,60 (achtduizend driehonderdnegentig euro en zestig cent) bestaande uit € 3.390,60 (drieduizend driehonderdnegentig euro en zestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. Lückers, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffier mr. H. van den Hove.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 november 2017.