NJ 1922, p. 343
„Gevaarlijk dier" in art. 425 Sr.
HR 16-01-1922, ECLI:NL:HR:1922:12
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 januari 1922
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. J. L. Nijpels. Raden: Mrs. Dr. L. E. Visser, B. Ort, B. M. Taverne en Dr. C. J. H. Schepel.
- Zaaknummer
[192216/NJ_1922,_p._343]
- Conclusie
Mr. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS99734:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1922:12, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑01‑1922
- Wetingang
(Sr art. 425.)
Essentie
„Gevaarlijk dier" in art. 425 Sr.
Samenvatting
De Rechtb. heeft de dagvaarding kenlijk in dezen zin. opgevat, dat aan bekl. onder meer telaste was gelegd, niet voldoende zorg te hebben gedragen voor het onschadelijk houden van den onder zijne hoede staanden gevaarlijken hond. Beze opvatting moet door den rechter in cassatie worden geëerbiedigd. Een dier is in den zin van art. 425 aanhef en sub 2 Sr. als gevaarlijk aan te merken, niet alleen wanneer het door den aard van het soort waartoe het behoort gevaarlijk is, maar ook wanneer het niet behoorende tot een van nature gevaarlijke soort, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.