Einde inhoudsopgave
De verklaring voor recht (BPP nr. XVIII) 2015/7
7 Het rechtsvergelijkende perspectief
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens, datum 23-03-2015
- Datum
23-03-2015
- Auteur
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens
- JCDI
JCDI:ADS393503:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Voetnoten
Voetnoten
Zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 en 3.3; hoofdstuk 4, paragraaf 4.1; hoofdstuk 5, paragraaf 5.1 en 5.2; hoofdstuk 6, paragraaf 6.1.
Net als in Nederland is de mogelijkheid om een verklaring voor recht te vorderen in Duitsland expliciet in dewet opgenomen. In bijvoorbeeld Frankrijk en Groot-Brittanië is dat niet het geval. Zie daarover Kranzbühler 1973, p. 2; Landbrecht 2012, p. 238 en 239; Héron/Le Bars 2010, nr. 67 e.v.; Zamir/Woolf 2002. In Groot-Brittannië mag de eiser in beginsel kiezen welke vordering hij instelt, terwijl dat hier niet steeds het geval is. Zie Zamir/Woolf 2002, nr. 4.125 e.v.; Landbrecht 2012, p. 173.
Zie TM, Parl. Gesch. 3, p. 918, waar de wetgever expliciet naar § 256 ZPO verwijst.
Zie hierna, nr. 13 en 53.
In het onderhavige onderzoek komt regelmatig het Duitse recht aan de orde.1 De keuze voor een vergelijking met het Duitse recht is ingegeven door het doel van de vergelijking. De verklaring voor recht heeft in de Nederlandse literatuur nauwelijks aandacht gehad. Hiervoor kwam al aan de orde dat de laatste dissertatie over het onderwerp dateert van 1903. De wetgever heeft evenmin veel aandacht besteed aan de verklaring voor recht. De toelichting op art. 3:302 en 3:303 BW beslaat gezamenlijk één pagina. Regels over de toepassing van art. 3:302 en 3:303 BWzijn vooral te herleiden uit arresten van de Hoge Raad. Maar omdat de overwegingen uit deze arresten vaak zijn toegespitst op een concreet geval, ben ik voor algemene regels over voorwaarden waaronder een verklaring voor recht kan worden gevorderd, grotendeels aangewezen op literatuur en rechtspraak uit het buitenland. Gelet daarop is het van belang om met een vreemd rechtstelsel te vergelijken dat – voor wat betreft de mogelijkheid om een verklaring voor recht te vorderen – zoveel mogelijk lijkt op het onze. Dat blijkt het Duitse procesrechtstelsel te zijn.2 Het lijkt er zelfs op dat de wetgever zich bij de codificatie van de verklaring voor recht in art. 3:302 BW heeft laten inspireren door de Duitse Feststellungsklage ex § 256 ZPO.3 Ook specifiek met betrekking tot de negatieve verklaring voor recht wordt in de literatuur en rechtspraak verwezen naar de Duitse negative Feststellungsklage.4