HR 5 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZD2023.
HR, 07-07-2015, nr. 14/01796
ECLI:NL:HR:2015:1796, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-07-2015
- Zaaknummer
14/01796
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1796, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2015; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1034, Contrair
ECLI:NL:PHR:2015:1034, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑06‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1796, Contrair
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑07‑2015
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. HR: 80a RO.
Partij(en)
7 juli 2015
Strafkamer
nr. S 14/01796 A
ABO/EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 20 december 2013, nummer H 003/13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2015.
Conclusie 02‑06‑2015
Inhoudsindicatie
Antilliaanse zaak. HR: 80a RO.
Nr. 14/01796 Zitting: 2 juni 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Conclusie inzake: [verdachte ] |
Verdachte is bij vonnis van 20 december 2013 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: hof), wegens feit 3. “overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930 gesteld verbod, meermalen gepleegd” en feit (II) 1. “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven” veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. Tevens is beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen.
Er bestaat samenhang tussen de zaken 14/03171, 14/03173 en 14/03174. In deze zaken zal ik vandaag eveneens concluderen.
Mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat het bewezenverklaarde met betrekking tot feit 3 (II) niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Nu het middel uitsluitend ziet op de bewezenverklaring van ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ ga ik ervan uit dat het middel betrekking heeft op feit (II) 1.
Meer specifiek komt de steller van het middel op tegen het in de bewijsmotivering tot uitdrukking gebrachte oordeel van het hof dat verdachte wist dat hij, door te helpen met de opslag van vuurwapens en munitie, tevens de handel in verdovende middelen faciliteerde. Volgens de steller van het middel blijkt uit de bewijsmiddelen namelijk niet dat verdachte in zijn algemeenheid wist (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de in de bewezenverklaring genoemde organisatie het oogmerk op het opzettelijk handelen in strijd met verbodsbepalingen van de Opiumlandsverordening 1960.
Het hof heeft ten laste van verdachte onder (II) 1. bewezen verklaard:
“dat hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 16 november 2011 te Sint Maarten heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van personen, waartoe hij, verdachte en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of een of meer andere perso(o)n(en) behoorden, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk handelen in strijd met verbodsbepalingen van de Vuurwapenverordening 1930, te weten: het voorhanden hebben van vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930
en/of
- het opzettelijk handelen in strijd met verbodsbepalingen van de Opiumlandsverordening 1960, te weten: het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Sint Maarten brengen (invoeren en/of uitvoeren) van cocaïne en/of hennep als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960
en/of
- het plegen van moord c.q. doodslag, als bedoeld in artikel 302 c.q. 300 van het Wetboek van Strafrecht.”
7. Het hof de bewezenverklaring gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen (AG: de nummering is door mij toegevoegd):
“1. Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 november 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], verbalisanten, pv. nummer: 1111220900. V06 (B2 p. 443 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [medeverdachte 6], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 3] (Hof: [medeverdachte 3]) is the hitman for [medeverdachte 2] (Hof: [medeverdachte 2]). [verdachte ] (Hof: de verdachte) is one of [medeverdachte 2]'s boys. [medeverdachte 4] (Hof: [medeverdachte 4]) is a man that I know, living in South Reward. The day that [medeverdachte 2] got locked up for the Dutch Quarter shooting, [medeverdachte 4] told me that he had to go fast by [medeverdachte 2]'s house to pick up the things. With the things I knew that he meant the AR-15 machine gun and the Smith & Wesson .45 handgun. [medeverdachte 4] hid [medeverdachte 2] guns by his house in South Reward.
2. Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 december 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], verbalisanten, pv. nummer: 1112021100.V12 (B2 p. 749 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [medeverdachte 5], zakelijk weergegeven:
In mijn tuin lag een plastic tasje met een pistool. Ik wist dat dit vuurwapen van [medeverdachte 2] was. [medeverdachte 2] vertelde mij dat er veel politie was in St. Peters en dat hij geen risico wilde lopen. [medeverdachte 2] vertelde dat hij in de buurt was en hij daarom dat wapen in mijn tuin had neergelegd. Er lag trouwens ook nog een soort geweer in mijn tuin. Deze heeft [medeverdachte 2] er een tijdje terug neergelegd en hij zou hem op komen halen. Als u munitie hebt gevonden, dat is allemaal van [medeverdachte 2].
3. Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 december 2011 gesloten en getekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], verbalisanten, pv.nummer 1112151155.GET (C1 p. 397 e.v.), voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
In oktober 2011 zag ik [medeverdachte 6] (Hof: [medeverdachte 6]), [medeverdachte 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [verdachte ] bij elkaar zitten. Ik hoorde [medeverdachte 2] tegen [verdachte ] zeggen dat hij die vuurwapens niet in zijn woning moest laten liggen. Ik hoorde [medeverdachte 2] tegen [verdachte ] zeggen dat als de politie die vuurwapens zou gaan vinden, ze er dan achter zouden komen dat die vuurwapens met de moorden te maken zou hebben. Ik hoorde [verdachte ] tegen [medeverdachte 2] zeggen dat hij die vuurwapens goed had opgeborgen en dat de politie deze niet zou vinden. lk zag dat [verdachte ] een revolver tussen zijn broeksriem had.
4. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 januari 2012 gesloten en getekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], verbalisanten pv nummer: 1201240940.AMB (C2 p. 418 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2012 verklaarde [betrokkene 5] het volgende tegenover ons:
Ik heb gezien dat [medeverdachte 2] 15 kilo weed had meegebracht. Dat was ongeveer 6 à 7 maanden geleden, het was goede weed. Ik heb het zelf ook geproefd. Het waren grote zakken. Volgens mij 10 zakken. [medeverdachte 2] had de weed gehaald samen met [medeverdachte 4]. Ik werd op die dag gebeld door [medeverdachte 4] om naar hen toe te komen. Ik ben met een jeep naar de boot gereden met daarachter een aanhangwagen. Dat werd mij gevraagd door [medeverdachte 4]. Daarna ben ik met de Jeep en de weed naar de tuin van [medeverdachte 2] gereden. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] reden met een witte auto achter mij aan. [medeverdachte 2] bewaart de verdovende middelen op verschillende plekken in zijn tuin.
Van [medeverdachte 4] heb ik gehoord dat zij cocaïne bewaarden in de motoren van de boot en dan richting het huis van [medeverdachte 2] reden. De vuurwapens bewaarden zij in de banden van de Hummer. Deze Hummer werd toen geïmporteerd en de vuurwapens zaten in de banden [medeverdachte 4] werkt voor [medeverdachte 2] op de boot. Hij is de bootsman van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 4] kan heel goed varen en heeft geen vaarbewijs.
Van [medeverdachte 5] (Hof: [medeverdachte 5]) weet ik dat hij toen hij hier kwam helemaal niets had. Na een week of twee op Sint Maarten had hij een groot huis en een grote auto. Ook had hij veel geld bij zich. Ik heb dat zelf gezien toen hij bij [medeverdachte 2] thuis was. [medeverdachte 5] had hele goede connecties om cocaïne te kopen. Ik heb [medeverdachte 5] wel eens horen praten aan de telefoon in de tuin van [medeverdachte 2]. Daarna kwam hij terug bij [medeverdachte 2] en vertelde dan tegen [medeverdachte 2] dat alles goed was gegaan en dat het er over 2 dagen was. Na 2 dagen was er cocaïne bij [medeverdachte 2]. Deze zaten verpakt in een sporttas. Deze cocaïne werd gekocht van 2 Spanjaarden. Het werd getest door [medeverdachte 5] en vervolgens werd het geld aan deze gasten meegegeven. [medeverdachte 5] staat naast [medeverdachte 2]. [medeverdachte 5] is de man van het geld, hij brengt het geld binnen en wast het geld ook wit bij de bank, labor office en bij de government building. Er werken daar mensen die [medeverdachte 5] kent. [verdachte ] op nummer 3, die past op [medeverdachte 2], een soort backup voor hem. [medeverdachte 4] staat op nummer 4 en daarna de andere gasten. [medeverdachte 3] doet alles wat [medeverdachte 2] zegt hij springt voor hem maar doet echt alles voor [medeverdachte 2]. [medeverdachte 6] praat teveel als hij drinkt. Voordat [medeverdachte 5] kwam was [medeverdachte 6] de man die [medeverdachte 2] vertrouwde. [medeverdachte 6] heeft altijd een vuurwapen bij zich waar hij naar toe gaat. Ik heb dat zelf gezien bij hem.
5. Een proces-verbaal van verhoor van anonieme/bedreigde getuige A op 13 oktober 2011, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht, pv. nummer: 1110131214.GET.A. (N1 p. 50 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 oktober 2011 gesloten en getekend door verbalisanten 1010 en 1110, voor zover inhoudende als verklaring van een anonieme bedreigde getuige, zakelijk weergegeven:
Iedere keer als de groep van [medeverdachte 2] geld krijgt kopen ze ongeveer tien vuurwapens. [medeverdachte 4] had granaten en een machinegeweer. Soms bewaart [medeverdachte 4] vuurwapens voor hen. [medeverdachte 2] had ook een zwarte AR-15 en een AK-47. De AR-15 is een soort machinegeweer die je kan vouwen. [medeverdachte 2] is in het bezit van ontzettend veel vuurwapens. [medeverdachte 2] bewaart deze wapens op verschillende plaatsen bij mensen die hij vertrouwt.
Ik weet dat [medeverdachte 3] altijd een vuurwapen bij zich heeft. Soms zijn de andere vuurwapens bij [betrokkene 5] en [medeverdachte 5], omdat [medeverdachte 2] veel vertrouwen in hun heeft.
6. Een proces-verbaal van verhoor van anonieme/bedreigde getuige [...] op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht, pv. nummer: 1204171215.GET.H (R1 p. 16 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als verklaring van een anonieme bedreigde getuig zakelijk weergegeven:
De mensen om [medeverdachte 2] heen liepen vaak met vuurwapens. Ik heb [medeverdachte 2] horen zeggen dat al deze wapens van hem waren. [medeverdachte 2] bewaarde zijn wapens op verschillende plaatsen en bij verschillende personen, waaronder [medeverdachte 4] en [verdachte ].
7. Een proces-verbaal van verhoor van anonieme/bedreigde getuige D op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht, pv. nummer: 1204171600.GET.D (N1 p. 17 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1310 en 1410, voor zover inhoudende als verklaring van een anonieme bedreigde getuige, zakelijk weergegeven:
Tot de groepering van [medeverdachte 2] behoren onder andere een man die [medeverdachte 4] genoemd wordt, een man met de bijnaam [medeverdachte 4], een Jamaicaan die vaak bij [medeverdachte 2] was en een man met de voornaam [medeverdachte 1] (Hof: [medeverdachte 1]). Van personen die bij de groep van [medeverdachte 2] gehoord hebben, heb ik gehoord dat [medeverdachte 2] alles bepaalde. Ik heb van verschillende personen uit de groep van [medeverdachte 2] gehoord dat [medeverdachte 2] en zijn groep betrokken zijn bij meerdere liquidaties. Ik heb gehoord dat als er concurrentie komt op het gebied van de handel/transport van verdovende middelen, waarbij de verdovende middelen transporten van [medeverdachte 2] in gevaar komen, [medeverdachte 2] opdracht geeft om de concurrentie uit te schakelen door hen te vermoorden.
Het is algemeen bekend dat [medeverdachte 2] veel vuurwapens heeft. Ik heb hem zelf een aantal keren met verschillende vuurwapens in het openbaar gezien.
[medeverdachte 2] en zijn groep leefden van de verdovende middelenhandel en het rippen en beroven van mensen die verdovende middelen of geld hadden. [medeverdachte 2] is ook betrokken bij grote verdovende middelentransporten. Van een bekende van [medeverdachte 2] heb ik gehoord dat een poosje geleden een gehuurde of geleende boot van [medeverdachte 2] in St. Thomas gepakt is met een grote hoeveelheid cocaïne. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] (Hof: [medeverdachte 7]) voeren vaak op de kleinste boot van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 7] heeft mij zelf een keer verteld dat hij regelmatig met deze boot verdovende middelen vervoerde voor [medeverdachte 2].
Zoals ik al verteld heb zit [medeverdachte 4] ook in de groep van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 4] had ook vaak vuurwapens en liep daarmee rond. Ik heb hem verschillende keren met een .38 en ook met een 9mm zien lopen.
De persoon op foto 4 ken ik onder zijn bijnaam '[medeverdachte 4]'.
Opmerking verbalisanten: Foto 4 betreft de afbeelding van [verdachte ].
8. Een geschrift, te weten een huurovereenkomst, voor zover inhoudende, zakelijk
weergegeven:
Op 17 oktober 2011 komen [medeverdachte 2] en een zekere [betrokkene 1] overeen dat [medeverdachte 2] de hem in eigendom toebehorende boot "Conair 3" voor een jaar verhuurt aan deze [betrokkene 1].
9. Een geschrift, te weten een rapport, opgemaakt door rapporteur [betrokkene 2] in opdracht van het Recherche Samenwerkingsteam en het Openbaar Ministerie te Sint Maarten, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 november 2011 is aan de kust van St. Thomas 321,8 kg cocaïne aangetroffen door de autoriteiten van St. Thomas. De drugs waren afkomstig uit St. Maarten en waren vervoerd met de Conair 3 van [medeverdachte 2]. Gelijktijdig met de inbeslagname van de cocaïne worden er drie personen aangehouden, waaronder [betrokkene 1].
10. Een proces-verbaal van verhoor van anonieme/bedreigde getuige J op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht, pv. nummer: 1204171925.GET.J (N1 p. 212 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als verklaring van een anonieme bedreigde getuige, zakelijk weergegeven:
Ik heb [medeverdachte 7] horen zeggen dat hij sinds 6 à 7 jaar samen met [medeverdachte 4] en de eerder door mij genoemde [betrokkene 3] in opdracht van [medeverdachte 2], cocaïne en wapentransporten deed, vaak naar St. Thomas en Antigua met een boot van [medeverdachte 2]. Ongeveer 1-1.5 jaar geleden heeft [medeverdachte 7], zoals ik hem hoorde zeggen, een grote partij vuurwapens voor [medeverdachte 2] opgehaald uit St. Thomas. [medeverdachte 7] zei dat het om machineguns en andere zware vuurwapens ging. Voor deze drugs en wapentransporten gebruikte [medeverdachte 7] een van de boten van [medeverdachte 2].
11. Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 januari 2012 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 5], verbalisanten, pv.nummer: 1201161500.AMB (E2, p. 215 e.v.), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten zakelijk weergegeven:
Op 2 mei 2011 stuurt [medeverdachte 3] sms-berichten aan zijn vriendin [betrokkene 4] met de tekst:
" I home,i sea sick,vomitin straight U right [betrokkene 4],but da was a deal gone down on water, i kno i got alot of makin up2do".
"after2night i'm free, with my pops in jail da place me second in command,and some
calls i have2attend asap".”
8. Het hof heeft het volgende overwogen ten aanzien van het bewijs:
“Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie waarvan de medeverdachte [medeverdachte 2] de leider was en die als oogmerken had de handel in verdovende middelen, verboden vuurwapenbezit en het plegen van levensdelicten, in die zin dat de verdachte behoorde tot een samenwerkingsverband en een aandeel had in, dan wel ondersteunde, gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met verwezenlijking van die oogmerken. De verdachte wist dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven. De verdachte verrichtte zelf gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie voor wat betreft het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte bewaarde en verborg vuurwapens voor [medeverdachte 2] en/of andere leden van zijn criminele organisatie. Door te helpen met de opslag van de vuurwapens en
munitie had hij ook een aandeel in dan wel ondersteunde hij gedragingen die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van de andere bewezenverklaarde oogmerken van de organisatie. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte als 'one of [medeverdachte 2]'s boys' wist dat door te helpen met de opslag van vuurwapens en munitie, hij het plegen van levensdelicten en de handel in verdovende middelen faciliteerde.”
9. Artikel 146 (oud) van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen luidde ten tijde van het ten laste gelegde:
“Deelneming aan eene organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren.
Deelneming aan een andere bij algemeene verordening verboden organisatie wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
Ten aanzien der oprichters of bestuurders kunnen deze straffen met een derde worden verhoogd.”
10. Bij de bespreking van het middel sluit ik aan bij jurisprudentie over ‘deelneming aan een criminele organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht.
10. In zijn arrest van 18 november 1997 (ECLI:NL:HR:1997:ZD0858, NJ 1998, 225, m. nt. J. de Hullu) overwoog de Hoge Raad met betrekking tot artikel 140 Sr:
“5.3 Van het aan een organisatie als bedoeld in dat artikel deelnemen in de zin van die bepaling is slechts dan sprake, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk (HR 29 januari 1991, DD 91 168 en 169).
5.4 Redelijke wetsuitleg brengt voorts mee dat voor deelneming in de zin van evengenoemd artikel voldoende is dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De betrokkene behoeft dus geen wetenschap te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.”
12. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 5 juni 20011.voert de steller van het middel aan dat er - in weerwil van de hiervoor geciteerde jurisprudentie - wel degelijk “een sprankje van wetenschap” moet zijn van de concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Die lezing van voornoemd arrest is echter onjuist, hetgeen blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 20022.:
“De hier besproken klacht berust op de opvatting dat de Hoge Raad bij zijn arrest van 5 juni 2001, NJ 2001, 518, heeft geoordeeld dat voor 'deelneming' als hiervoor bedoeld ook is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte enige vorm van opzet op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven heeft gehad. Die opvatting berust op een onjuiste lezing van laatstgenoemd arrest, zodat de klacht faalt.”
13. Het hof heeft in de onderhavige zaak uit de bewijsmiddelen afgeleid dat de organisatie van hoofdverdachte [medeverdachte 2] verschillende criminele oogmerken had, namelijk de handel in verdovende middelen, verboden vuurwapenbezit en het plegen van levensdelicten. Het middel richt zich niet tegen dat oordeel van het hof. Dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had, heeft het hof blijkens zijn bewijsmotivering afgeleid uit de omstandigheid dat de verdachte gedragingen verrichtte die strekten tot of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van een van die beoogde misdrijven, namelijk het verboden wapenbezit. Tegen dit oordeel van het hof richt zich het middel evenmin. Op grond van deze onbetwiste onderdelen van de bewijsconstructie is reeds voldaan aan de delictsomschrijving van ‘deelneming aan een criminele organisatie’ als bedoeld in art. 146 SrNA/art. 140 Sr.
13. Het laatste deel van de bewijsoverweging van het hof - en dit is het onderdeel van de bewijsconstructie waar de steller van het middel over klaagt - is er kennelijk op gericht (onverplicht) te motiveren dat de verdachte tevens wetenschap had van (de andere) concrete misdrijven die tot het oogmerk van de organisatie behoorden. Het gaat hier om een nadere overweging ten overvloede die op zichzelf niet redengevend is voor de bewezenverklaring.
13. Het middel faalt en kan met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende motivering worden verworpen. Ik kan me echter ook voorstellen dat deze zaak op de voet van art. 80a RO wordt afgedaan, nu in de klacht de duidelijke strekking van vaste rechtspraak ten aanzien van deelname aan een criminele organisatie wordt miskend en het middel zich keert tegen een overweging ten overvloede.
13. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 02‑06‑2015
HR 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651.