NJB 2021/1816:Valsheid in geschrifte, art. 225 Sr: in de bewoordingen ‘valselijk opgemaakt’ ligt besloten dat de verdachte opzet moet hebben gehad op het valselijk opmaken van een geschrift. In casu – waarin het gaat om het onjuist invullen van een gemeenteformulier Wet Bibob en Bouwactiviteiten – kan niet zonder meer uit de bewijsvoering worden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het valselijk opmaken van het in de bewezenverklaring genoemde geschrift. De door het hof kennelijk als doorslaggevend in aanmerking genomen omstandigheid dat het op de weg van de verdachte lag ‘zorg te dragen voor een goede vertaling en voldoende informatie in te (laten) winnen over de precieze betekenis van de vragen bij de gemeente alvorens de vragen te beantwoorden en het formulier te ondertekenen’, vormt onvoldoende grond voor dat oordeel.