NJB 2020/1154:Inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer, art. 285b lid 1 Sr: daarvan kan ook sprake zijn indien die ander ten tijde van de in deze bepaling omschreven gedraging met die gedraging niet bekend was en die ander pas nadien op de hoogte is gekomen van die gedraging. Het hof heeft deze vooropstelling in casu ook tot uitgangspunt genomen, maar de verdachte vervolgens vrijgesproken omdat hij, door de ander gedurende een bepaalde periode heimelijk te filmen, wel inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die ander, maar niet heeft gehandeld met het in artikel 285b Sr bedoelde oogmerk. Het hof heeft daarbij miskend dat in een geval als het onderhavige de heimelijkheid van de gedragingen van de verdachte er niet zonder meer aan in de weg behoeft te staan dat hij heeft gehandeld “met het oogmerk een ander te dwingen iets te dulden”. Het kan immers zijn dat de verdachte, door bewust en gedurende langere tijd heimelijk en onopgemerkt te filmen, heeft willen bewerkstelligen dat die ander zich niet kon verzetten tegen het gefilmd worden en aldus werd gedwongen dat filmen te dulden