Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 6 [Verkrijging bewijs]
Geldend
Geldend vanaf 29-07-1933
- Bronpublicatie:
31-05-1932, Stb. 1933, 364 (uitgifte: 21-07-1933, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-07-1933
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-12-1966, Trb. 1966, 295 (uitgifte: 01-01-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
(a)
Ingeval eene rechterlijke autoriteit binnen het grondgebied van een der Hooge Verdragsluitende Partijen gelast, dat binnen het grondgebied van de andere Hooge Verdragsluitende Partij eene instructie zal plaats vinden, zal zulks op eene der in de artikelen 7 of 8 omschreven wijzen kunnen geschieden.
(b)
Hierbij wordt vastgesteld, dat in het onderhavige verdrag
- (1)
de uitdrukking ‘bewijslevering’ mede omvat het opnemen van onder eede of op andere wijze afgelegde verklaringen van den eischer of den gedaagde, het afnemen van een eed van den eischer, van den gedaagde, van deskundigen of van andere personen, alsmede het overleggen, onderzoeken en voor echt erkennen van stukken, monsters of alle andere voorwerpen, een en ander in verband met eenig rechtsgeding;
- (2)
de uitdrukking ‘getuigen’ mede omvat een ieder (hetzij eischer, hetzij gedaagde of welke andere persoon ook) ten aanzien van wien eene bewijslevering in bovenbedoelden zin wordt verlangd.