Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/11.6.6
11.6.6 Gevolgen van vernietiging
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS502249:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Arbitragerecht (SNIJDERS), 8.3.5.
Overigens betekent de vernietiging van een arbitraal vonnis op de grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt (art. 1065 lid 1 (a) Rv) geenszins dat de arbiters aansprakelijk zijn wegens onrechtmatige rechtspraak (zie HR 4 december 2009 (ASB Greenworld/Groen c.s.), NJ 2011, 131, m.nt. J.B.M. VRANKEN, JBPr 2010, 6, m.nt. R.P.J.L. TUTJES, JOR 2010, 175, m.nt. S.C.J.J. KORTMANN).
Vgl. ook (al) BR 18 november 1960 (Chait/Marlcus), NJ 1961, 2 en BR 20 mei 1988 (Perels/Jac. Timmerman Beheer), NJ 1988, 778 (kopje), TvA 1989, blz. 28 (volledig), m.nt. P. SANDERS; wordt het arbitraal vonnis partieel vernietigd, dan herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter partieel (Arbitragerecht (SNIJDERS), 8.3.5).
SANDERS, Het nieuwe arbitragerecht, art. 1067 (1).
Geheel afgezien van dit internationale aspect, acht ik het ook voor gevallen van partiële vernietiging niet onwaarschijnlijk dat de partijen 'het restant' liever wederom in arbitrage beslecht zien.
Aldus luiden ook de Voorstellen tot wijziging van het Vierde Boek (Arbitrage), TvA 2005/Special, blz. 111 (art. 1067); zie Toelichting op voorstel tot wijziging van de Arbitragewet, TvA 2005/ Special, blz. 173.
Zie ook A.J. VAN DEN BERG, Wetsontwerp Nieuwe Arbitragewet, TvA 1984, blz. 217.
De UAV 1989 zijn de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken (1989).
SANDERS (diss.), blz. 202-203 gaat ervan uit dat het vernietigde arbitraal vonnis als bindend advies kan worden aangemerkt, tenzij uitdrukkelijk de bedoeling blijkt: slechts arbitrage of anders geen beslissing van particulieren.
Conclusie A-G BAKELS (sub 2.42) voor HR 26 mei 2000 (Weld-Equip/Van de Pest), NJ 2000, 442; de Hoge Raad behoefde op het cassatiemiddel dienaangaande niet in te gaan (zie r.o. 4.7); zie ook Hof Arnhem 4 mei 2004, rolno. 02/1133t (n.g.), r.o. 4.3-4.20 dat overweegt dat de aanwending van het rechtsmiddel van vernietiging niet spoedig misbruik van procesrecht en/of een onrechtmatige daad zal vormen.
Een arbitraal vonnis dat wordt vernietigd komt geen rechtskracht toe.1 Voorts brengt vernietiging van een Nederlands arbitraal vonnis van rechtswege de vernietiging van een ingevolge art. 1062 lid 1 Rv verleend verlof tot tenuitvoerlegging van het vonnis met zich (art. 1062 lid 4 Rv). Bij de vernietiging van een Nederlands arbitraal vonnis kunnen erkenning en tenuitvoerlegging van dit vonnis in het buitenland worden geweigerd (art. V lid 1 (e) NYC). Bij de vernietiging van een buitenlands arbitraal vonnis kunnen erkenning en tenuitvoerlegging van dit vonnis in Nederland worden geweigerd (art. 1076 lid 1 (A) (e) Rv en art. V lid 1 (e) NYC). Vorenstaande gevolgen treden in bij de vernietiging van een arbitraal vonnis ongeacht de grond waarop het vonnis is vernietigd en — uiteraard — ook als een arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt (art. 1065 lid 1 (a) en/of (e) Rv).2 Ten slotte behelst art. 1067 Rv nog een belangrijk gevolg van de vernietiging van een arbitraal vonnis:
’Zodra het vonnis waarbij een arbitraal vonnis is vernietigd onherroepelijk is geworden, herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen."3
Het gaat hierbij — kort gezegd — om de vraag wie van de vordering die in het vernietigde arbitraal vonnis is afgedaan, vervolgens mag kennisnemen (de gewone rechter of een nieuw scheidsgerecht). Wij zullen zien dat dit punt onderscheid bestaat tussen de vernietiging van het arbitraal vonnis op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt en de vernietiging van het arbitraal vonnis op resterende gronden.
Volgens Nederlands recht "vervalt" de overeenkomst tot arbitrage voorzover zij betrekking heeft op de vordering(en) en geschilpunten die in het vernietigde arbitraal vonnis zijn afgedaan, dit — als gezegd — ongeacht de grond waarop is vernietigd. Aangenomen wordt wel dat het in de praktijk onwaarschijnlijk is dat partijen opnieuw willen arbitreren als het arbitraal vonnis eenmaal is vernietigd.4 Het is sterk de vraag of dit in algemene termen kan worden uitgemaakt. Zo is het mogelijk dat twee buitenlandse partijen voor een plaats van arbitrage in Nederland hebben gekozen omdat elk van hen een geding bij de gewone rechter van de wederpartij wilde vermijden. Het is dan niet aannemelijk dat de partijen bij de vernietiging van het arbitraal vonnis wel bij de gewone rechter van de wederpartij zouden willen procederen. Hierbij verdient aantekening dat het niet in alle gevallen de Nederlandse gewone rechter is die wederom bevoegd wordt. De vraag welke gewone rechter wederom bevoegd wordt tot kennisneming van de zaak moet worden afgedaan volgens de daartoe geldende regels van internationaal privaatrecht.5
In ons omringende landen wordt daarom wel aangenomen dat partijen bij de vernietiging van een arbitraal vonnis — zo nodig — opnieuw willen arbitreren.6 Zo blijft in Duitsland de overeenkomst tot arbitrage bij vernietiging van kracht als het arbitraal vonnis wordt vernietigd. Art. 1059(5) ZPO bepaalt:
’Die Aufhebung des Schiedsspruchs hat im Zweifel zur Folge, dass wegen des Streitgegenstandes die Schiedsvereinbarung wiederauflebt."
Uiteraard is dit niet mogelijk als het arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond dat tussen partijen geen overeenkomst tot arbitrage is totstandgekomen.
Overigens herleeft de competentie van de gewone rechter in Nederland niet in alle gevallen. Art. 1067 Rv maakt het mogelijk dat partijen anders overeenkomen. Letterlijk bezien, ziet de tekst van de wet op de overeenkomst die ten tijde van de vernietiging van het arbitraal vonnis al tussen partijen bestond, doch dit neemt niet weg dat partijen bij de vernietiging van een arbitraal vonnis, als zij nog niet waren overeengekomen dat zij dan opnieuw zouden arbitreren, daartoe alsnog een overeenkomst tot arbitrage kunnen aangaan. Dit zal dan een zogenaamd "compromis" zijn (art. 1020 lid 2 Rv) 7
Vraag is of uit het feit dat partijen aanvankelijk arbitrage zijn overeengekomen op zich al kan worden afgeleid dat partijen opnieuw zullen arbitreren als het arbitraal vonnis wordt vernietigd. In de zaak P erelsijac. Timmerman Beheer heeft het Hof — nog volgens het oude arbitragerecht — aangenomen dat partijen waren overeengekomen dat zij volgend op de vernietiging van het arbitraal vonnis opnieuw moesten arbitreren omdat zij in hun overeenkomst tot arbitrage op "de competentie van het scheidsgerecht" geen uitzondering hadden gemaakt voor het geval dat het arbitraal vonnis wordt vernietigd. De Hoge Raad overweegt dat het hof tot de conclusie is gekomen dat partijen waren overeengekomen dat zij opnieuw moesten arbitreren. Het oordeel van het hof was volgens de Hoge Raad feitelijk van aard en niet onbegrijpelijk.8 SANDERS maakt duidelijk dat, wat daarvan volgens het oude arbitragerecht ook zij, dit volgens art. 1067 Rv niet mogelijk is:
’6. Als regel herleeft dus de bevoegdheid van de overheidsrechter. Dit is alleen niet het geval, als partijen hetzij reeds in hun overeenkomst tot arbitrage (of in het toepasselijk arbitragereglement), hetzij bij nadere overeenkomst het tegendeel bepalen. Een dergelijke uitzondering op de regel kan niet worden afgeleid uit een arbitraal beding sec of, om het met de woorden van het Hof te zeggen, een arbitrage-overeenkomst "zonder voorbehoud".9
Verlangd wordt dus een overeenkomst die expliciet erin voorziet dat bij vernietiging niet de competentie van de gewone rechter herleeft (zie wel ook 11.4.4.4 met betrekking tot de gevolgen van een onbevoegdverklaring van een scheidsgerecht). In de praktijk komt dit zelden of nooit voor.
’Een uitzondering vormt § 49 lid 4 UAV 1989: "Indien bij een in kracht van gewijsde gegaan rechterlijk vonnis een uitspraak van het scheidsgerecht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, heeft ieder der partijen het recht het geschil, voor zover het dientengevolge onbeslist is gebleven, opnieuw overeenkomstig deze paragraaf te doen beslissen. De vordering is niet ontvankelijk, indien zij bij de in het tweede lid genoemde Raad wordt aanhangig gemaakt later dan drie maanden na het in kracht van gewijsde gaan van de rechterlijke uitspraak. Degene die als scheidsman of secretaris aan de nietig verklaarde beslissing heeft medegewerkt, zal aan de nieuwe behandeling niet mogen meewerken."10
Hoe dan ook, de overeenkomst tussen partijen dat bij de vernietiging van een arbitraal vonnis partijen opnieuw zullen arbitreren, geldt — uit de aard daarvan — niet als het arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond tussen partijen geen geldige overeenkomst tot arbitrage is totstandgekomen (art. 1065 lid 1 (a) Rv en (e) Rv). Zulks laat uiteraard onverlet dat partijen wel alsnog "geheel opnieuw" arbitrage kunnen overeenkomen.
Alléén als het arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, zullen partijen met een overeenkomst dat bij vernietiging de competentie van arbiters herleeft, niet opnieuw kunnen arbitreren. Zulks betekent, dat lang niet in alle gevallen waarin het arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond dat het scheidsgerecht onbevoegd was, de overeenkomst tussen partijen dat zij bij vernietiging opnieuw zullen arbitreren, krachteloos wordt. Het scheidsgerecht kan immers onbevoegd zijn geweest op een grond die niets van doen heeft met de vraag of een geldige overeenkomst tot arbitrage bestaat.
Zo is het mogelijk dat een arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond dat de zaak aan een onbevoegd scheidsgerecht is voorgelegd. Indien het arbitraal vonnis wordt vernietigd, hetzij op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage voor het arbitraal vonnis ontbreekt (art. 1052 lid 2 Rv), hetzij op de grond dat het scheidsgerecht in strijd met de daartoe geldende regels is samengesteld (art. 1052 lid 3 Rv), zullen partijen wel op grond van een overeenkomst als bedoeld in art. 1067in fine Rv opnieuw kunnen arbitreren, zij het dan bij het bevoegde scheidsgerecht, als het arbitraal vonnis van het onbevoegde scheidsgerecht wordt vernietigd. Als tussen partijen wel degelijk een geldige arbitrageovereenkomst heeft bestaan, zie ik geen reden dat de zaak niet opnieuw (of eigenlijk wederom) in arbitrage, doch bij het bevoegde scheidsgerecht (en niet bij de gewone rechter), wordt afgedaan.
Het is ook mogelijk dat partijen bindend advies waren overeengekomen, doch dat het scheidsgerecht ondanks tijdig en rechtsgeldig protest daartegen een arbitraal vonnis wijst. Indien het arbitraal vonnis vervolgens wordt vernietigd op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, dan herleeft volgens de letterlijke tekst van art. 1067 Rv de competentie van de gewone rechter. Niettemin zal de eiser die de zaak aan de gewone rechter voorlegt niet-ontvankelijk worden verklaard als de gedaagde zich terzake beroept op de (geldige) bindendadviesovereenkomst (zie 12.6.2.2).
Indien wij ervan uitgaan dat de rechter zich bij een beroep op een geldige bindend-adviesovereenkomst onbevoegd moet verklaren, zal de bindendadviesovereenkomst mijns inziens moeten worden aangemerkt als een overeenkomst in de zin van art. 1067in fine Rv waarbij partijen anders zijn overeengekomen.
Het is niet denkbeeldig dat wij het arbitraal vonnis bij de vernietiging daarvan (hetzij op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, hetzij op één van de resterende vernietigingsgronden van art. 1065 lid 1 Rv) als bindend advies mogen aanmerken. Men kan hierbij denken aan een arbitraal vonnis dat afkomstig is van een even aantal arbiters. Het arbitraal vonnis is dan in strijd met de openbare orde totstandgekomen en zal dientengevolge kunnen worden vernietigd (art. 1065 lid 1 (e) Rv). In de veronderstelling dat een even aantal bindend adviseurs wél mogelijk is, zal het arbitraal vonnis slechts als bindend advies kunnen worden aangemerkt als dit de bedoeling van partijen is of is geweest.11 Het lijkt uiteraard sterk erop dat de bedoeling van partijen tot bindend advies moet worden aangenomen als het arbitraal vonnis wordt vernietigd op de grond dat partijen niet arbitrage, doch bindend advies waren overeengekomen.
Geheel buiten de regeling van de wet om, wijs ik ten slotte op de financiële gevolgen van de vernietiging van een arbitraal vonnis. Het gaat hierbij om de kosten van de arbiter(s), de kosten van rechtsbijstand en, zo wij van doen hebben met institutionele arbitrage, de kosten van een arbitrage-instituut. In de praktijk wordt in een vernietigingsgeding wel getracht (voorwaardelijk) schadevergoeding voor de genoemde kosten van de wederpartij te vorderen.12 De grondslag daartoe zal veelal een onrechtmatige daad zijn. Aangenomen moet worden dat het op zich nog niet onrechtmatig is een arbitraal geding aanhangig te maken. Daartoe zullen bijkomende omstandigheden moeten worden gesteld en, zo nodig, bewezen:
’Mét het middel moet worden aangenomen dat het enkele aanhangig maken van de arbitrale procedure door Weld-Equip, niet onrechtmatig was tegenover Van de Pest. Nu in de overeenkomst een arbitraal beding was opgenomen en Weld-Equip van oordeel was dat Van de Pest haar contractuele wederpartij was geworden, had zij geen andere keus dan het tussen partijen gerezen geschil voor te leggen aan de arbiters. De enkele omstandigheid dat het hof uiteindelijk, anders dan de arbiters en de rechtbank, heeft geoordeeld dat Van de Pest geen partij is (geworden) bij de koopovereenkomst, maakt het instellen van de arbitrale procedure nog niet onrechtmatig. Weliswaar kan het instellen van een zodanige procedure onder omstandigheden misbruik van procesrecht opleveren, maar Van de Pest heeft dit niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd en ook het hof heeft niet in die zin geoordeeld.
Voorzover moet worden aangenomen dat het hof heeft gemeend dat reeds het enkele instellen van de arbitrale procedure onrechtmatig was, geeft zijn oordeel dus blijk van een onjuiste rechtsopvatting. En voorzover moet worden aangenomen dat het hof uit de omstandigheden van dit geval heeft afgeleid dat Weld-Equip onrechtmatig heeft gehandeld, heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.”13
Ik kan mij voorstellen dat dit anders is in het zeer uitzonderlijk geval dat een partij een arbitrage bewust aanhangig maakt bij een scheidsgerecht dat niet bevoegd is. Als het scheidsgerecht zich vervolgens toch bevoegd verklaart en vonnis wijst, terwijl dit vonnis vervolgens wordt vernietigd, zal de eisende partij schadeplichtig kunnen zijn. Vraag is wel of de vordering tot betaling van schadevergoeding in het geding tot vernietiging aan de orde kan komen. Mij dunkt dat daartoe een zelfstandige vordering moet worden aanhangig gemaakt. Nog afgezien van de vraag of de desbetreffende rechtbank ook relatief bevoegd is tot kennisneming van de vordering tot betaling van schadevergoeding (vgl. art. 1064 lid 2 Rv en art. 102 Rv), gaat het in een geding tot vernietiging om een rechtsmiddel met alle processuele eigenaardigheden van dien dat zich niet gemakkelijk laat verenigen met een geding strekkende tot de betaling van schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad.14
Ten slotte kan in een geding tot vernietiging mijns inziens wél voorwaardelijk, uit hoofde van onverschuldigde betaling, worden teruggevorderd hetgeen op grond van het mogelijk vernietigde arbitraal vonnis aan de wederpartij is betaald.15