Einde inhoudsopgave
Besluit ECB/2014/16 (2014/360/EU) betreffende de oprichting van een administratieve raad voor toetsing en zijn werkwijze
Artikel 11 Ontvankelijkheid van het toetsingsverzoek
Geldend
Geldend vanaf 17-05-2023
- Bronpublicatie:
13-04-2023, PbEU 2023, L 112 (uitgifte: 27-04-2023, regelingnummer: 2023/864 (ECB/2023/11))
- Inwerkingtreding
17-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-04-2023, PbEU 2023, L 112 (uitgifte: 27-04-2023, regelingnummer: 2023/864 (ECB/2023/11))
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Alvorens de procedurele en materiële conformiteit van een ECB-besluit met Verordening (EU) nr. 1024/2013 te onderzoeken, bepaalt de administratieve raad de ontvankelijkheid van het toetsingsverzoek.
2.
Indien de administratieve raad het toetsingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaart, kan hij het toetsingsverzoek binnen tien werkdagen vanaf de ontvangst van de volledige kennisgeving van toetsing niet- ontvankelijk verklaren. De administratieve raad vermeldt de redenen waarop de beoordeling is gebaseerd.
3.
Indien de administratieve raad het toetsingsverzoek overeenkomstig lid 2 niet-ontvankelijk verklaart, stelt de secretaris de aanvrager daarvan onmiddellijk in kennis. In de kennisgeving wordt vermeld dat de administratieve toetsingsprocedure krachtens artikel 24, lid 11, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, het recht om overeenkomstig de Verdragen beroep in te stellen bij het Hof van Justitie onverlet laat. Indien het verzoek om toetsing overeenkomstig lid 2 niet-ontvankelijk wordt verklaard, wordt geen advies over de toetsing vastgesteld.
4.
Indien lid 2 niet van toepassing is, beslist de administratieve raad over de ontvankelijkheid van het verzoek om toetsing in het advies over de toetsing dat hij krachtens artikel 16 vaststelt. In dat geval stelt de secretaris de aanvrager daarvan binnen 10 werkdagen na de ontvangst van de volledige kennisgeving van toetsing in kennis.
5.
Een kennisgeving van toetsing die is ingediend met betrekking tot een nieuw besluit van de Raad van bestuur als bedoeld in artikel 24, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1024/2013, is niet-ontvankelijk.