De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/4.5.2.2:4.5.2.2 Nadelige gevolgen van andere rechtsfeiten
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/4.5.2.2
4.5.2.2 Nadelige gevolgen van andere rechtsfeiten
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS373557:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie HR 17 februari 1927, NJ 1927, p. 1031 e.v., nt. EMM (Hanzebank/Van Elswijk), waarover § 3.2.4.4.2 van hoofdstuk 5.
Zie HR 22 mei 1992, N11992, 526 (Bosselaar q.q./Interniber I) en HR 8 juli 2005, NJ 2005, 457, nt. PvS; JOR 2005/230, nt. JJvH (Van Dooren q.q./ABN AMRO II), waarover § 3.2.4.4.4 en § 3.2.4.4.5 van hoofdstuk 5.
HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 654; JOR 2001/269, nt. NEDF (Diepstraten q.q./Gilhuis).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zoals hiervoor aangegeven moet bij het beantwoorden van de vraag of een rechtshandeling tot benadeling van schuldeisers heeft geleid ook rekening worden gehouden met de nadelige gevolgen van andere rechtsfeiten c.q. rechtshandelingen. Zo moet een op zichzelf beschouwd niet nadelige overeenkomst, waarin de schuldenaar een goed voor een reële prijs aan een derde heeft verkocht, toch worden geacht tot benadeling van schuldeisers te hebben geleid, indien de schuldenaar de ontvangen koopsom heeft aangewend om een concurrente schuldeiser te betalen. Uit oudere jurisprudentie van de Hoge Raad leek nog te volgen dat de nadelige gevolgen van de betaling in een dergelijk geval slechts onder bepaalde omstandigheden mogen worden meegewogen bij het beantwoorden van de vraag of de overeenkomst tot benadeling van schuldeisers heeft geleid.1 Uit meer recente jurisprudentie van de Hoge Raad volgt echter dat dit thans steeds is toegestaan.2 Voor causaal verband is naar geldend recht dus voldoende dat de aangevochten rechtshandeling een condicio sine qua non is voor de uiteindelijke benadeling. Ook de in het arrest Diepstraten q.q./Gilhuis gegeven benadelingstoets stelt aan het causaal verband geen verdere vereisten.3 In de 'hypothetische situatie' die moet worden vergeleken met de 'situatie waarin de schuldeisers feitelijk verkeren' wordt immers niet alleen de aangevochten rechtshandeling weggedacht, maar ook steeds alle rechtsfeiten die zonder de aangevochten rechtshandeling niet hadden kunnen plaatsvinden.