RvdW 2020/1264:Profijtontneming, w.v.v. uit grootschalige internationale handel in harddrugs in georganiseerd verband. Heeft hof in strijd met art. 6 lid 3 aanhef en onder d EVRM verklaringen van medeveroordeelde betrokken bij oordeel dat betrokkene voorafgaand aan in strafzaak bewezenverklaarde periode w.v.v. heeft verkregen nu verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2017/447, m.nt. Kooijmans m.b.t. aanspraak verdediging op behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Deze rechtspraak is ook van betekenis in ontnemingsprocedure indien en v.zv. een i.v.m. ontnemingsprocedure te nemen beslissing inhoudt dat betrokkene zelf een concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan (vgl. RvdW 2018/1224). Het middel faalt, omdat de verdediging in de ontnemingszaak niet het verzoek heeft gedaan medeveroordeelde als getuige te horen, en in hoger beroep evenmin het verweer is gevoerd dat verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om medeveroordeelde te ondervragen. Volgt verwerping. Samenhang met (onder meer) 19/02119.