Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.4.3:Aant. 2.4.3 Pro actieve houding financiers leidt tot verkleining verliezen in de uitoefening van het bodemrecht
Het kabinet is van oordeel dat door de invoering van de mededelingsregeling de financiers, eerder dan thans het geval is, pro actief zullen opereren en zullen willen weten of hun cliënten aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Zij kunnen in dat kader hun cliënten vragen om aan hen een verklaring omtrent het betaalgedrag c.q. betalingsachterstand te overleggen. Door een dergelijke, meer actieve houding van de financiers, wordt voorkomen dat zij aan het eind van de rit tekort komen. Zij kunnen op die manier hun verliezen in de uitoefening van het bodemrecht verkleinen, aldus het kabinet. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling.
Parlementaire behandeling
“De mogelijkheid van het toepassen van bodemverhuurconstructies brengt met zich mee dat financiers geen of een weinig proactieve houding ten toon spreiden zolang er voldoende zekerheden zijn. Met de invoering van de voorgestelde meldingsregeling zal worden bereikt dat financiers op een eerder tijdstip zullen checken of cliënten aan hun betalingsverplichtingen kunnen blijven voldoen. Daarom biedt de Belastingdienst ook aan om wanneer belastingplichtigen daarom vragen, verklaringen omtrent het betaalgedrag c.q. betalingsachterstanden te verstrekken die de belastingplichtige desgevraagd aan de financier kan overhandigen. Met een dergelijke, meer proactieve, houding zal kunnen worden voorkomen dat de bank aan het eind van de rit tekort komt. Neveneffect is dat de belastingschulden niet verder zullen oplopen. De ontvanger kan slechts verhaal nemen op bodemzaken voor zover er belastingschulden onbetaald worden gelaten, zodat financiers daarop regie kunnen voeren. De bank heeft dan – ten gevolge van die meer proactieve benadering – een grotere stimulans en ook de mogelijkheden, om verliezen in de sfeer van de uitoefening van het bodemrecht te verkleinen.”
“De leden van de fractie van het CDA vragen waarop de veronderstelling gebaseerd is dat financiers een weinig of zelfs geen proactieve houding ten toon spreiden zolang er voldoende zekerheden zijn. Ervaringen binnen de Belastingdienst laten zien dat wanneer de financier een inschatting maakt dat de belastingschuldige onvoldoende gegoed is om zijn verplichtingen jegens zowel de fiscus als de financier na te komen, er zeer regelmatig bodemverhuurconstructies worden gepleegd. Deze bodemverhuurconstructies leiden er de facto toe dat de onder de ondernemer berustende gelden die bestemd zijn voor afdracht c.q. voldoening van loon- en omzetbelasting, worden aangewend ter voldoening van de vordering die de financier heeft op de belastingschuldige. Met name in deze fase waarin er kennelijk niets meer te redden valt, leidt de bodemverhuurconstructie er toe dat de Belastingdienst het nakijken heeft. Waar de vraagstellers aan refereren is een andere situatie. Het is van algemene bekendheid dat financiers door middel van stille bewindvoering een bepaald percentage van ondernemers die in een situatie van illiquiditeit terecht zijn gekomen, helpt om er weer bovenop te komen. Stil betekent in dit verband zonder dat crediteuren en andere bij de schuldenaar betrokken partijen daar wetenschap van hebben. Aangezien alle crediteuren – waaronder de fiscus – tijdens deze zogenaamde stille bewindvoering voldaan worden, heeft de discussie over het bestrijden van bodemverhuurconstructies hier geen betrekking op. Het kabinet ontkent geenszins dat in de hiervoor geschetste situatie de financier een nuttige rol vervult, zowel ten behoeve van zijn klant en hemzelf als van de andere schuldeisers van de klant. Het gaat bij bodemverhuur echter om een andere categorie van gevallen. Allereerst om de categorie waarvan de bank meent dat de ondernemer toch niet meer te redden is en derhalve de eigen positie (zoals gezegd heel vaak ten koste van de fiscus) door middel van bodemverhuur gaat zekerstellen. Voorts gaat het om de groep ondernemers die wellicht door middel van een doorstart te redden is als de fiscus niet wordt voldaan. Ook in die situaties wordt de bodemverhuurconstructie toegepast. Het voorliggende voorstel beoogt om in de twee geschetste situaties de Belastingdienst zodanig tijdig in te lichten dat hetzij in gezamenlijkheid met de ontvanger een oplossing wordt beproefd, hetzij de fiscus niet achter het net vist maar in ieder geval tijdiger dan thans het geval is, wordt geïnformeerd over de financiële gang van zaken bij de ondernemer.”
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.4.3
Aant. 2.4.3 Pro actieve houding financiers leidt tot verkleining verliezen in de uitoefening van het bodemrecht
Actueel t/m 15-11-2024
15-11-2024, het commentaar is bijgewerkt t/m BNB 2024/123, VN 2024/50.46
01-01-2013 tot: -
Vakstudie Invorderingswet, art. 22bis Invorderingswet 1990, aant. 2.4.3
Invordering / Dwanginvordering
Invordering / Verhaalsrecht
Invordering (V)
beslag
Invorderingswet 1990 artikel 22bis
Beschouwing
Het kabinet is van oordeel dat door de invoering van de mededelingsregeling de financiers, eerder dan thans het geval is, pro actief zullen opereren en zullen willen weten of hun cliënten aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Zij kunnen in dat kader hun cliënten vragen om aan hen een verklaring omtrent het betaalgedrag c.q. betalingsachterstand te overleggen. Door een dergelijke, meer actieve houding van de financiers, wordt voorkomen dat zij aan het eind van de rit tekort komen. Zij kunnen op die manier hun verliezen in de uitoefening van het bodemrecht verkleinen, aldus het kabinet. Zie het onderdeel Parlementaire behandeling.
“De mogelijkheid van het toepassen van bodemverhuurconstructies brengt met zich mee dat financiers geen of een weinig proactieve houding ten toon spreiden zolang er voldoende zekerheden zijn. Met de invoering van de voorgestelde meldingsregeling zal worden bereikt dat financiers op een eerder tijdstip zullen checken of cliënten aan hun betalingsverplichtingen kunnen blijven voldoen. Daarom biedt de Belastingdienst ook aan om wanneer belastingplichtigen daarom vragen, verklaringen omtrent het betaalgedrag c.q. betalingsachterstanden te verstrekken die de belastingplichtige desgevraagd aan de financier kan overhandigen. Met een dergelijke, meer proactieve, houding zal kunnen worden voorkomen dat de bank aan het eind van de rit tekort komt. Neveneffect is dat de belastingschulden niet verder zullen oplopen. De ontvanger kan slechts verhaal nemen op bodemzaken voor zover er belastingschulden onbetaald worden gelaten, zodat financiers daarop regie kunnen voeren. De bank heeft dan – ten gevolge van die meer proactieve benadering – een grotere stimulans en ook de mogelijkheden, om verliezen in de sfeer van de uitoefening van het bodemrecht te verkleinen.”
NV, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 7, p. 31.
“De leden van de fractie van het CDA vragen waarop de veronderstelling gebaseerd is dat financiers een weinig of zelfs geen proactieve houding ten toon spreiden zolang er voldoende zekerheden zijn. Ervaringen binnen de Belastingdienst laten zien dat wanneer de financier een inschatting maakt dat de belastingschuldige onvoldoende gegoed is om zijn verplichtingen jegens zowel de fiscus als de financier na te komen, er zeer regelmatig bodemverhuurconstructies worden gepleegd. Deze bodemverhuurconstructies leiden er de facto toe dat de onder de ondernemer berustende gelden die bestemd zijn voor afdracht c.q. voldoening van loon- en omzetbelasting, worden aangewend ter voldoening van de vordering die de financier heeft op de belastingschuldige. Met name in deze fase waarin er kennelijk niets meer te redden valt, leidt de bodemverhuurconstructie er toe dat de Belastingdienst het nakijken heeft. Waar de vraagstellers aan refereren is een andere situatie. Het is van algemene bekendheid dat financiers door middel van stille bewindvoering een bepaald percentage van ondernemers die in een situatie van illiquiditeit terecht zijn gekomen, helpt om er weer bovenop te komen. Stil betekent in dit verband zonder dat crediteuren en andere bij de schuldenaar betrokken partijen daar wetenschap van hebben. Aangezien alle crediteuren – waaronder de fiscus – tijdens deze zogenaamde stille bewindvoering voldaan worden, heeft de discussie over het bestrijden van bodemverhuurconstructies hier geen betrekking op. Het kabinet ontkent geenszins dat in de hiervoor geschetste situatie de financier een nuttige rol vervult, zowel ten behoeve van zijn klant en hemzelf als van de andere schuldeisers van de klant. Het gaat bij bodemverhuur echter om een andere categorie van gevallen. Allereerst om de categorie waarvan de bank meent dat de ondernemer toch niet meer te redden is en derhalve de eigen positie (zoals gezegd heel vaak ten koste van de fiscus) door middel van bodemverhuur gaat zekerstellen. Voorts gaat het om de groep ondernemers die wellicht door middel van een doorstart te redden is als de fiscus niet wordt voldaan. Ook in die situaties wordt de bodemverhuurconstructie toegepast. Het voorliggende voorstel beoogt om in de twee geschetste situaties de Belastingdienst zodanig tijdig in te lichten dat hetzij in gezamenlijkheid met de ontvanger een oplossing wordt beproefd, hetzij de fiscus niet achter het net vist maar in ieder geval tijdiger dan thans het geval is, wordt geïnformeerd over de financiële gang van zaken bij de ondernemer.”
NNV, Kamerstukken II 2012/13, 33 402, nr. 14, p. 35.