Hof Arnhem-Leeuwarden, 08-11-2016, nr. 200.166.364/01
ECLI:NL:GHARL:2016:8950
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
08-11-2016
- Zaaknummer
200.166.364/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:8950, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 08‑11‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑11‑2016
Inhoudsindicatie
De verzekeraar betoogt dat door de verzekerde een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven met betrekking tot een aanrijding (die volgens de verzekeraar niet heeft plaatsgevonden). De verzekeraar weigert uitkeringen, beëindigd alle verzekeringsovereenkomsten met de verzekerde, wil de onderzoekskosten op de verzekerde verhalen en registreert in een aantal registers de door haar gestelde verzekeringsfraude. De verzekeraar vordert vergoeding van de onderzoekskosten, in reconventie vordert de verzekerde vordert alsnog uitkering en rectificatie van de registers. Bij de rechtbank wordt de verzekeraar in het gelijk gesteld. Het hof oordeelt anders. De grondslagen die de verzekeraar aan haar vordering ten grondslag legt (algemene voorwaarden en onrechtmatige daad) zijn onvoldoende onderbouwd. De vorderingen van de verzekeraar worden afgewezen. Voor de vorderingen van de verzekerde wordt een comparitie gelast.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, sector handel
zaaknummer gerechtshof 200.166.364/01
(zaaknummers Rechtbank Overijssel 2681248 CV EXPL 14-175)
arrest van 8 november 2016
in de zaak van
[appellant] ,
h.o.d.n. Holland Drain Systems (H.D.S.)
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
wonend en kantoorhoudend te [A] ,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. J.W. Both, kantoorhoudend te Dronten,
tegen
de naamloze vennootschap
N.V. Univé Schade,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna: Univé,
advocaat: mr. R.F. Vonk, kantoorhoudend te Ede.
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 14 oktober 2014 van de Rechtbank Overijssel, Team kanton en handelsrecht, locatie Zwolle (hierna: de kantonrechter).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 januari 2015;- de memorie van grieven tevens houdende wijziging van eis (met productie);- de memorie van antwoord tevens houdende akte vermeerdering van grondslag;
2.2
Vervolgens is pleidooi gehouden waarbij partijen pleitnota's hebben overgelegd die zijn gehecht aan het proces-verbaal van die zitting;
2.3
Ten slotte hebben partijen het hof om arrest verzocht en heeft het hof arrest bepaald.
De (gewijzigde) vordering van [appellant] in hoger beroep luidt:
" (…) bij arrest uitvoerbaar bij voorraad te vernietigen het vonnis d.d. 14 oktober 2014 door de rechtbank Overijssel, sector civiel, kamer voor kantonzaken gewezen onder zaaknummer 2681248 CV EXPL14-175, alsmede, alsnog recht doende,
in conventie
de vorderingen van Univé af te wijzen;
in reconventie:
Univé te veroordelen om aan [appellant] te betalen € 11.468, althans het door het gerechtshof in goede justitie te begroten bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag, te berekenen vanaf 10 februari 2014,
alsmede,
Univé te gebieden om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen arrest de ten processe genoemde registraties op naam van H.D.S. en/of [appellant] en/of [B] ongedaan te maken, door op de daartoe geëigende en bij Univé bekende wijze van doorhaling
schriftelijk mededeling te doen aan - met gelijktijdige afschriften aan [appellant] :
het door afdeling veiligheidszaken van Univé beheerde incidentenregister;
het door het Verbond van verzekeraars. Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude (CBV) gehouden
register;
het intern verwijzingsregister betreffende de persoonsgegevens van [appellant] ;
het extern verwijzingsregister van Univé ter zake bedrijfsgegevens van H.D.S. en persoonsgegevens
van [B] ;
het register van Centraal Informatiesysteem van de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen CIS,
op straffe van door Univé aan [appellant] te verbeuren dwangsom van € 500 per dag (met een maximum van € 100.000) voor iedere dag of onderdeel daarvan dat Univé na 7 kalenderdagen na betekening van het te wijzen arrest nalatig is aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van Univé in de proceskosten uit de eerste aanleg in hoger beroep."
3. De vaststaande feiten
3.1
Als gesteld en niet of onvoldoende weersproken, dan wel anders op rechtsgeldige wijze ter kennis van het hof gebracht, staan tussen partijen de volgende feiten vast.
3.2
[appellant] is sinds 2011 eigenaar van een personenauto, merk Volvo, type V70, kenteken [00-YY-YY] (hierna: de Volvo).
3.3
[appellant] heeft de Volvo gekocht van zijn buurman [C] (hierna: [C] ). Voordien behoorde de Volvo in eigendom toe aan mevrouw [D] (hierna: [D] ). [D] heeft op 20 juli 2010 een aanrijding met de Volvo gehad, waardoor deze schade heeft opgelopen aan het rechter voorportier. Deze schade is destijds door [D] bij Univé gemeld.
3.4
[D] heeft de Volvo met de onder 3.3 genoemde schade aan het rechter voorportier verkocht en [C] heeft de Volvo met schade aan het rechter voorportier gekocht. Bij verkoop en levering van de Volvo door [C] aan [appellant] was deze schade niet (geheel) hersteld.
3.5
Betreffende de Volvo had [appellant] bij Univé een personenautoverzekering afgesloten onder polisnummer [00000] zowel voor de wettelijke aansprakelijkheid (WA) als cascoschade aan dit voertuig (hierna: de verzekering).
3.6
Op grond van de verzekering heeft [appellant] bij Univé melding gemaakt van een aanrijding/botsing op 2 maart 2012 tussen de Volvo en een personenauto merk Volkswagen, type Golf met kenteken [YY-00-YY] (hierna: de Golf) die in eigendom toebehoorde aan [E] (hierna: [E] ).
3.7
De melding is gedaan aan de hand van een door [appellant] en [E] gezamenlijk ondertekend schadeaangifteformulier.
3.8
In een brief van 31 augustus 2012 schrijft mevrouw [F] , senior medewerker Speciale Zaken, Afdeling Veiligheidszaken van Univé aan [appellant] en diens echtgenote onder meer het volgende:"FeitenOp het ingevulde schadeformulier werd melding gemaakt van een aanrijding op 2 maart 2012 waarbij mevrouw [B] als bestuurster van de Volvo met kenteken [00-YY-YY] de geparkeerde auto van tegenpartij aanreed. De linker voorzijde van de Volkswagen Golf zou daarbij schade hebben opgelopen en aan de Volvo zou schade zijn ontstaan aan de zijkant/deur. Uit het ingestelde technisch onderzoek is gebleken dat de schade aan de Volkswagen Golf van tegenpartij niet veroorzaakt kan zijn door de Volvo. Ook is uit technisch onderzoek gebleken dat de schade aan de Volvo (die in maart 2012 geclaimd werd) identiek is aan een schade die al in juli 2010 aan de Volvo is ontstaan. Dit wordt bevestigd door de verkopende partij. (…)IncidentenregisterDit incident en uw bedrijfs- en persoonsgegevens zijn opgenomen in ons incidentenregister. Dit register heeft tot doel het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van ons bedrijf en wordt beheerd door de afdeling Veiligheidszaken. (…)CBV-meldingHet Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude (CBV) van het Verbond van Verzekeraars is op de hoogte gebracht van de inhoud van deze registraties. Het CBV gebruikt deze informatie voor het coördineren van onderzoeken en het uitvoeren van analyses. (…)RoyementUw onwaarachtige opgave is voor mij aanleiding om - conform de artikelen 1.18 en 8.1 van ons algemeen reglement ALG-5 (zie bijlage) - het verzekeringspakket zowel zakelijk als privé bij Univé per08-09-2012 te beëindigen. Het gaat om de volgende polissen:[00001] : personenautoverzekering[00002] : personenautoverzekering[00003] : personenautoverzekering[00004] : personenautoverzekering[00005] : bestelautoverzekering[00006] : caravanverzekeringDe autoverzekeringen van HDS onder de polisnummers [00000] en [00007] zijn opgeschort en zullen niet meer in kracht hersteld worden.Melding Intern en Extern VerwijzingsregisterDe persoonsgegevens van [appellant] zijn opgenomen in ons Intern Verwijzingsregister. De bedrijfsgegevens van HDS en persoonsgegevens van [B] zijn opgenomen in het Extern Verwijzingsregister. Financiële instellingen in Nederland kunnen toetsen of u hierin voorkomt. Dit is toegestaan volgens het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen. (…)
Vordering onderzoekskostenOm de waarheid op tafel te krijgen hebben wij specifieke onderzoekskosten moeten maken. Conform artikel 8.2 van het algemeen reglement ALG-5 zal ik deze kosten bij u in rekening brengen.* Bedrag : € 2.347,66 (…)"
3.9
Door Univé is in het geding gebracht een "Tactisch rapport" van 13 augustus 2012 opgemaakt door de heer [G] van Univé Expertises B.V. (hierna: [G] ), Team onderzoek en gericht aan de heer [H] van Univé Verzekeringen, Afdeling Veiligheidszaken, Team Speciale Zaken Schade. Dit rapport vermeldt onder meer het volgende:"1 InleidingOp 2 maart 2012 ontstond een schade aan de auto van verzekeringnemer. Het betreft een Volvo, voorzien van het kenteken [00-YY-YY] (hierna te noemen de Volvo). Blijkens het aanrijdingsformulier was de echtgenote van verzekerde met de Volvo tegen de geparkeerd staande Volkswagen Golf van tegenpartij (hierna te noemen de Golf) gereden. De Volvo liep schade op aan de rechterzijkant + portier. De Golf liep schade op aan de linker voorzijde. Door collega schademanager [I] werd op 17 april 2012 een schade-expertise aan de Golf verricht. Van de schade aan de Golf werden door hem foto's gemaakt. Op 19 april 2012 was de Volvo betrokken bij een kop/staart aanrijding. De Volvo werd wederom bestuurd door de echtgenote van verzekerde. De gehele voorzijde van de Volvo raakte beschadigd. Door collega schademanager [J] werd op 26 april 2012 een schadeexpertise aan de Volvo verricht. Van de schade werden door hem foto's gemaakt. Tijdens de expertise deelde verzekerde onder andere mede dat de schade aan de rechterzijde oude schade was en dat deze schade nog in behandeling was bij Univé. Nadat [J] verzekerde had verteld dat die schade al in 2010 was ontstaan, deelde verzekerde [J] mede dat de schade aan de rechterzijde nieuwe schade was en dat die schade enkele weken daarvoor was ontstaan. Van het contact met verzekerde werd door [J] een e-mail verslag opgemaakt. Uit de aan Univé ter beschikking staande systemen bleek dat op 20 juli 2010 een schade met de Volvo was veroorzaakt door de toenmalige eigenaar [D] . Zij was met de Volvo tegen een vangrail gereden. Het rechterportier was daardoor flink gedeukt. Deze schade was door [D] bij Univé gemeld.2 VraagstellingDoor u werd verzocht om te onderzoeken of verzekerde zogenaamde oude schade claimt.(…)11 SamenvattingVerzekerde verklaarde dat toen hij de auto van [C] had gekocht er een deuk in het rechterportier zat en tevens dat dat portier slecht sloot en niet op slot kon. Die deuk was er door Jalal deels uitgetikt. Nadat tegenpartij hem op de schade aan de Golf had gewezen had hij gezien dat er aan de rechterzijde van de Volvo meer schade zat. Hij was er vanuit gegaan dat de schades aan de Volvo en de Golf waren ontstaan toen [B] die ochtend de Volvo voor de Golf had geparkeerd. Temeer omdat [B] had verteld dat zij iets had gehoord toen zij de Volvo had geparkeerd. Hij had naderhand aan de expert verteld dat een deel van de schade aan de rechterzijde van de Volvo er al zat toen hij de auto had gekocht. Een ander deel was op 2 maart 2012 ontstaan. [B] , de echtgenote van verzekerde, verklaarde dat zij niet had gevoeld dat zij dat met de Volvo de Golf had geraakt. [C] verklaarde dat hij de auto met schade had gekocht. De deuk in het portier had hij iets uitgedeukt. Na het ongeval had de Volvo aan de rechterzijde meer schade dan toen hij de auto aan verzekerde had verkocht. [K] verklaarde dat de schade op de hem getoonde foto's gelijk is aan de schade op het moment dat de auto was verkocht. Tegenpartij verklaarde dat hij de auto op 1 maart 2012 zonder schade had geparkeerd en dat hij op de ochtend van 2 maart 2012 de schade had ontdekt. Verzekerde had hem verteld dat diens echtgenote de schade met hun Volvo had veroorzaakt. Schademanager [J] verklaarde dat verzekerde hem tijdens de schade-expertise had verteld dat de schade aan de rechterzijde van de Volvo in maart 2012 was ontstaan. Schadeonderzoeker [L] stelde dat de schade aan de Golf niet door de Volvo kan zijn veroorzaakt. Tevens stelde hij dat de schade van maart 2012 identiek is aan de schade uit 2010.12 ConclusieTijdens het onderzoek is vastgesteld dat de schade aan de Golf niet door de Volvo kan zijn veroorzaakt. Tevens is vastgesteld dat verzekerde oude schade heeft geclaimd."
3.10
Als bijlage 7 bij het "Tactisch rapport" van [G] is gevoegd een op 16 mei 2012 door [appellant] afgelegde onderhandse verklaring, waarin onder meer het volgende is vermeld:“Schade 2 maart 2012Op 2 maart 2012 heeft [B] de aanrijding met de Volvo veroorzaakt. Zij wilde de auto parkeren op een parkeerplaats tegenover ons bedrijf. Zij zat alleen in de auto. Volgens mij was het in de ochtend.Zij heeft de auto geparkeerd voor een VW Golf. Zij is voor die auto langs gereden en heeft de auto geparkeerd. Zij is toen de zaak ingelopen. In de loop van de dag (volgens mij eind van de dag) kwam een jongen bij ons. Hij vertelde dat de voorbumper van zijn Golf op de grond lag. De Volvo stond er toen nog voor. [B] was volgens mij inmiddels met onzé andere auto weggereden. Van de aanrijding waren geen getuigen. De jongen had het zelf ook niet gezien. De aanrijding moet 's ochtends rond 09.00 uur gebeurd zijn.Ik ben met die jongen naar de auto's gelopen. Ik zag dat inderdaad de voorbumper van de Golf voor de auto op de grond lag. Ik zag toen ook dat er schade zat aan de rechterzijde van de Volvo. Die schade is zichtbaar op de foto's die u mij toont. Een gedeelte van die schade zat er al toen ik de auto kocht. Maar wat precies weet ik niet. Het was niet zo erg. [C] had die deuk deels gemaakt. Dit heb ik ook aan de expert verteld die de foto's heeft gemaakt.(…)De jongen vertelde recent dat de schade iets van € 600,= of € 650,= geweest, ik weet niet of hem dat is uitgekeerd.”
3.11
Als bijlage 8 bij het "Tactisch rapport" van [G] is gevoegd een op 16 mei 2012 door [C] afgelegde onderhandse verklaring, waarin onder meer het volgende is vermeld:"Ik heb de Volvo aan [appellant] verkocht. Op dat moment was er schade aan het rechtervoorportier. Dat was een deuk en de deur sloot slecht en de verlichting bleef branden. Ook deed de centrale deurvergrendeling het niet. Zo had ik de auto ingekocht. Er zat verder geen schade aan.Ik heb de deur iets uitgedeukt en gezorgd dat de deur weer goed sloot. De auto heeft aan het rechtervoorportier nu meer schade als toen ik de auto aan [appellant] verkocht. Die dikke kras boven de strip zat er niet in en de deuk was minder. Maar hoe precies weet ik niet meer."
3.12
Als bijlage 9 bij het "Tactisch rapport" van [G] is gevoegd een op 18 mei 2012 door [K] (de partner van [D] , hierna: [K] ) afgelegde onderhandse verklaring, waarin onder meer het volgende is vermeld:"Ik ben de partner van [D] . Zij heeft de Volvo gehad. In 2010 heeft zij een ongeval gehad met de auto. De auto had toen schade aan de rechterzijde opgelopen. Dat ongeval is bij Univé gemeld. [B] heeft de schade niet laten repareren.Wij hebben de auto aan een handelaar in [A] verkocht. Toen zat de schade er op de rechterzijde nog op. Ook de linkerbuitenspiegel had schade. Het kapje + de spiegel waren kapot.U toont mij foto's van schade aan de Volvo. De schade aan de rechterzijde is dezelfde als de schade toen wij de auto hebben verkocht. Dat is de schade van het ongeval.”
3.13
Als bijlage 11bij het "Tactisch rapport" van [G] is gevoegd een op 21 mei 2012 door [E] afgelegde onderhandse verklaring, waarin onder meer het volgende is vermeld:Op de ochtend van 2 maart 2012 kwam ik samen met [M] uit [A] bij mijn auto. [M] zou mij oppikken. Ik zag toen dat er een behoorlijke schade aan mijn auto zat. Dat was een deuk in het linkervoorspatscherm, de voorbumper hing er af en aan de koplampunit. Er lag voor mijn auto wat kleine rommel.Ik had de auto daar de avond daarvoor rond 19.00 / 20.00 uur geparkeerd. Dat was precies tegenover mijn tijdelijk adres. Ik was op dat moment alleen.Toen ik die ochtend bij de auto kwam stond er geen andere auto voor. Omdat ik niet wist wie de schade aan mijn auto had veroorzaakt ben ik in de buurt na gaan vragen. Niemand had wat gezien. Het is een industriegebied. Bij mij in de straat staan weinig woningen. Ik ben een van de weinigen die er slaapt. Ik slaap aan de achterkant en ik heb die avond/nacht niets gehoord.Wel kwam [appellant] (van HDS) naar mij toe die ochtend. Hij vertelde dat waarschijnlijk zijn vrouw [B] met haar auto de schade aan mijn auto had veroorzaakt. Zij had er niets van gemerkt. Hoe [appellant] er bij kwam dat [B] de schade had veroorzaakt weet ik niet. Dat moet u maar aan hem vragen.U deelt mij mede dat [appellant] aan u heeft verklaard dat ik bij hem ben gekomen en dat wij samen naar mijn auto zijn gelopen. Ook dat op dat moment de Volvo van [appellant] nog voor mijn auto stond.U vraagt mijn reactie daarop.Dat klopt niet. Mijn verhaal klopt. Er stond geen auto voor mijn auto.(…)Omdat [appellant] mij heeft verteld dat [B] de schade aan mijn auto veroorzaakt zou hebben ga ik er vanuit dat dat ook zo is. De schade moet dan met de Volvo veroorzaakt zijn. Maar of dat zo is weet ik niet. Ik heb het ook niet zien gebeurden.”
3.14
Als bijlage 12 bij het "Tactisch rapport" van [G] is een, op verzoek van [G] door [L] (registerexpert toedrachtonderzoek), gemaakt 'Rapport van bevindingen' gevoegd. Het rapport zelf vermeldt geen datum waarop het is opgesteld en vermeldt onder meer het volgende:"1 InleidingNaar aanleiding van het verzoek van collega [G] en op basis van de ter hand gestelde stukken werd een technisch onderzoek ingesteld naar de schade aan de VW Golf met kenteken [YY-00-YY] . Volgens opgave van betrokkenen zou de VW beschadigd zijn door de Volvo V70 met kenteken [00-YY-YY] , eigendom van verzekeringnemer.2 Inspectie VolvoOp 24-05-2012 heeft rapporteur op verzoek van collega [G] de Volvo geïnspecteerd bij HDS in [A] . De heer [appellant] heeft op verzoek van rapporteur de auto verplaatst, zodat een goede inspectie kon worden uitgevoerd. Daarbij werden meerdere foto's gemaakt. Enkele daarvan treft u in de onderstaande tekst aan. Naast een voorschade die later was ontstaan, vertoonde de Volvo een zijschade aan het rechterportier. De schade is van voor naar achteren ontstaan, waarbij een voorwerp met een vrij grove structuur steeds verder in het portier is gedrukt. Kenmerkend in deze schade is de eerder genoemde grove structuur, de krassen op de stootlijst en de scherpe neerwaarts gerichte kras boven de stootlijst. Door rapporteur werden geen sporen aangetroffen die er op zouden kunnen wijzen dat er een eerdere reparatie aan het portier heeft plaatsgevonden zoals door uw verzekerde werd gesuggereerd bij de inspectie. Volgens zijn zeggen had hij de portierplaat naar buitengedrukt waardoor een eerdere schade was verminderd. Hieronder treft u een grote afbeelding aan van de schade aan het portier. Hierop zijn de eerder genoemde kenmerken goed zichtbaar.3 Analyse schade Volgens opgave zou de schade aan de Volvo zijn ontstaan doordat langs de voorbumper van de VW Golf van tegenpartij was gereden. Afbeeldingen van de schade aan de VW treft u hierna aan. Bij navraag bij de eigenaar van de VW bleek dat de auto inmiddels was gesloopt. Op de foto's is te zien dat deze VW Golf werd verlaagd ten opzichte van een standaard model. Voorts is zichtbaar dat de schade aan de VW op twee plaatsen zit. Een deuk in het voorscherm ter hoogte van de koplamp en een voorbumper die naar voren toe is weggetrokken. Om te controleren of de schade aan de Volvo correspondeert met de schade aan de VW, werd een fotoreconstructie uitgevoerd. Hierbij werd een foto van de schade aan de Volvo op schaal gebracht met een foto van een identiek type VW Golf. Op de onderstaande afbeelding is te zien dat de schade aan de Volvo te breed is voor de bumpercover van de VW Golf. Daarnaast is het zo dat de VW eigenlijk zo'n 4 tot 5 cm lager zou moeten liggen, daar de beschadigde VW Golf verlaagd was. Verder is er geen scherp punt aan de VW die de diepe kras op het portier van de Volvo kan hebben veroorzaakt. Collega [G] had van de vorige eigenaar van de Volvo een foto van de schade gekregen die zij destijds hadden opgelopen in een parkeergarage waarbij ze met het portier langs een vangrail was gereden. Op deze foto is de kras boven de stootlijst goed te zien, evenals de grove krasjes nabij de portierrand. Door rapporteur werd de foto die van de vorige eigenaar werd ontvangen dusdanig bewerkt dat het verschil in perspectief, doordat schuin van boven werd gefotografeerd, zo veel mogelijk werd gereduceerd. Daarna werd de foto op schaal gebracht met de foto die rapporteur van de Volvo had gemaakt. Het resultaat ziet u hieronder. Op dit fotovergelijk is al goed te zien dat de oude schade en de thans geclaimde schade identiek zijn aan elkaar. Volledigheidshalve werd de foto van de oude schade over de thans geclaimde schade gelegd. De bovenste foto werd iets doorschijnend gemaakt zodat de onderliggende schade op de onderste foto zichtbaar blijft. Te zien is dat de beide schades volledig passen en derhalve identiek zijn aan elkaar. Deze foto's treft u aan op de volgende pagina.4 SamenvattingUit het ingestelde technisch onderzoek is komen vast te staan dat de schade aan de VW Golf niet veroorzaakt kan zijn door de Volvo V70 van verzekeringnemer. Verder is komen vast te staan dat de thans geclaimd schade aan de Volvo V70 identiek is aan de oude schade uit 2010."
3.15
Univé is niet tot enige uitkering overgegaan en [appellant] heeft de vordering ter zake gemaakte expertisekosten niet voldaan.
4. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.1
In eerste aanleg heeft Univé in conventie van [appellant] betaling gevorderd van een bedrag van € 2.347,66, vermeerderd met wettelijke rente sinds de dag der dagvaarding, en veroordeling van [appellant] in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 426,09 alsmede de proceskosten. Deze vordering betreft de kosten voor een door Univé ingesteld onderzoek wegens verdenking van [appellant] op verzekeringsfraude. Univé heeft de vergoedingsplicht van [appellant] van de hier bedoelde kosten in eerste aanleg gebaseerd op artikel 8.2 van het Algemeen Reglement ALG-5.
4.2
[appellant] heeft in eerste aanleg in reconventie betaling van Univé gevorderd van € 11.468,-. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij (gevolg)schade heeft geleden door onterechte vermelding in registers van zowel zijn persoon als die van zijn echtgenote en hun bedrijf. [appellant] heeft tevens gevorderd dat de bedoelde registraties worden beëindigd c.q. gerectificeerd. De gevorderde schadevergoeding heeft tevens betrekking op door [appellant] aan [E] betaalde vergoeding van de schade aan de Golf, meerkosten voor het herverzekeren van voertuigen van [appellant] en de niet door Univé vergoede schade en onkosten inclusief boete betreffende een voertuig met kenteken [YY-YY-01] .
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie toegewezen en die in reconventie afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
5. De eiswijziging
In hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering gewijzigd ten opzichte van de vordering in eerste aanleg. De vordering luidt thans zoals hiervoor onder 2.3 weergegeven. Univé heeft zich tegen deze wijziging van eis niet verzet. Het hof ziet ook geen aanleiding de wijziging ambtshalve te weigeren wegens strijd met een goede procesorde en zal om die reden recht doen op de gewijzigde eis.
6. De beoordeling van de vordering en de grieven
6.1
Inleidende opmerkingen
6.1.1
[appellant] heeft zes grieven geformuleerd tegen het bestreden vonnis. Grief I betreft de opbouw en omvang van de door [appellant] in reconventie ingestelde vordering tot schadevergoeding. In grief II tot en met V weerspreekt [appellant] de grondslag en omvang van de door Univé ingestelde vordering tot verhaal van onderzoekskosten. In grief VI komen zowel de vordering in conventie als die in reconventie nogmaals aan de orde. Deze grief heeft een aanvullend karakter. De grieven strekken ertoe het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen en zullen gezamenlijk worden besproken.
6.1.2
Centraal staat de vraag of [appellant] , zoals Univé betoogt en [appellant] weerspreekt, Univé heeft misleid door een onjuiste voorstelling van zaken te geven betreffende de aanrijding die volgens [appellant] op 2 maart 2012 heeft plaatsgevonden waarbij zijn Volvo tegen de Golf van [E] is aangereden.
6.1.3
Indien komt vast te staan dat [appellant] aan Univé een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, dient aan orde te komen of dit de daaraan door Univé verbonden gevolgen rechtvaardigt, te weten het verhaal van onderzoekskosten op [appellant] , de weigering tot het uitkeren van verzekeringspenningen aan [appellant] zelf en aan [E] , alsmede de registratie van de onjuiste melding in de door Univé genoemde registers. Het is aan Univé daartoe feiten en omstandigheden te stellen en bij voldoende weerspreken te bewijzen, zij voert daartoe het volgende aan.
6.1.4
[appellant] heeft het bepaalde in artikel 8.2 van het, volgens Univé tussen partijen toepasselijke, Algemeen Reglement ALG-5 (hierna: ALG-5) geschonden. Daarnaast betoogt Univé dat [appellant] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW doordat [appellant] haar heeft misleid hetgeen kwalificeert als oplichting (MvA onder 3.4). Ten slotte betoogt Univé dat artikel 6:96 lid 2 sub b BW ten grondslag ligt aan het verhaal op [appellant] van onderzoekkosten omdat Univé kosten heeft moeten maken ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade vanwege het onrechtmatig handelen door [appellant] (MvA onder 3.6).
6.1.5
[appellant] heeft (MvG onder 9) het bestaan van enige grondslag voor de vordering en het verweer van Univé betwist. Het hof zal daarom eerst ingaan op de toepasselijkheid van het ALG-5 en de vraag of sprake is van een onrechtmatige daad en in het verlengde daarvan of artikel 6:96 lid 2 sub b BW toepassing dient te vinden (de grieven II tot en met VI).
6.2
De al dan niet toepasselijkheid van het Algemeen Reglement ALG-5
6.2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat het ALG-5 tussen partijen van toepassing is. [appellant] heeft die toepasselijkheid weersproken. Zijn betoog komt er op neer dat het ALG-5 niet voorafgaand aan of bij het tot stand komen van de verzekeringsovereenkomst van toepassing is verklaard en dat deze voorwaarden hem evenmin ter hand zijn gesteld.
6.2.2
Univé heeft daarop gereageerd door te stellen (3.2 MvA) dat de betreffende verzekering op 19 september 2006 tot stand is gekomen en dat [appellant] destijds bij de toezending van de polis ook de polisvoorwaarden heeft ontvangen. Verder stelt zij dat op 10 juni 2011 onder deze polis de Volvo in kwestie is verzekerd, waarbij zij met het toesturen van de gewijzigde polis opnieuw het ALG-5 aan [appellant] heeft gezonden. Het zijn echter juist deze niet nader onderbouwde stellingen die [appellant] heeft weersproken. Univé laat na op enige wijze te onderbouwen aan dat het ALG-5 daadwerkelijk is toegezonden, of aan te geven op grond van welke contractuele bepaling de voorwaarden opgenomen in het ALG-5 waarop zij zich beroept van toepassing zijn. Zelfs het overleggen van het aanvankelijke polisblad of het in 2011 gewijzigde polisblad waarin naar de ALG-5 wordt verwezen laat zij achterwege. Zij stelt zelfs niet dat in die polisbladen naar het ALG-5 is verwezen. Daarmee heeft Univé de toepasselijkheid van het ALG-5 onvoldoende onderbouwd en zal het hof met de daarin opgenomen bepalingen geen rekening houden. Op schending van het in de ALG-5 opgenomen bepalingen kan Univé derhalve haar vordering en/of verweer niet baseren.
6.3
Is er sprake van een onrechtmatige daad door misleiding?
6.3.1
Univé heeft de rechtsgrond voor haar vordering in hoger beroep aangevuld door een beroep te doen op artikel 6:162 BW. Hoewel Univé die uitbreiding van haar rechtsgrond beperkt tot haar vordering (zie MvA onder 3.3), begrijpt het hof dat zij daarmee ook haar verweer tegen de vorderingen van [appellant] nader wenst te onderbouwen. Het is aan Univé ter onderbouwing van de gestelde onrechtmatige daad door [appellant] feiten en omstandigheden te stellen en bij voldoende weerspreken daarvan door [appellant] te bewijzen.
6.3.2
Univé voert daartoe aan dat het verslag dat [appellant] haar heeft gedaan aangaande een aanrijding op 2 maart 2012 onjuist is. Dit terwijl Univé ermee bekend was dat [appellant] die aanrijding niet persoonlijk heeft veroorzaakt, daarbij niet aanwezig is geweest en waarvan ook zijn echtgenote niet kon meedelen dat zij de aanrijding heeft veroorzaakt. Het was Univé derhalve bekend dat de door [appellant] meegedeelde aanrijdingstoedracht was gebaseerd op mededelingen van derden achteraf en op achteraf getrokken conclusies.
6.3.3
Indien Univé [appellant] verwijt dat hij te gemakkelijk is meegegaan in de hem door derden aangereikte informatie of dat hij verkeerde conclusies heeft verbonden aan de door hem aangetroffen schade, kan een onrechtmatige daad daarop niet worden gebaseerd. Uit die onderbouwing volgt immers nog niet een op misleiding gerichte wil van [appellant] . Daartoe zijn bijkomende omstandigheden vereist die zijn gesteld noch gebleken. Dat [appellant] te lichtvaardig is afgegaan op verklaringen van derden en het door hem aangetroffen schadebeeld legt Univé (terecht) niet aan haar vordering ten grondslag.
6.3.4
Voor zover Univé bedoelt dat [appellant] haar bewust heeft voorzien van onjuiste informatie, hetgeen lijkt te volgen uit het gebruik van het woord ‘misleiden’, dan mist daarvoor een toereikende onderbouwing. Zoals gezegd kan Univé daartoe, onder gegeven omstandigheden, niet volstaan met de enkele stelling dat sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken. Zoals overwogen wist Univé dat de informatie van [appellant] gebaseerd was op indirecte informatie en conclusies achteraf. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] persoonlijk bij de aanrijding betrokken of aanwezig was.
6.3.5
Daar komt bij dat misleiding ook niet aannemelijk is gemaakt, vanwege een belang dat [appellant] daarmee zou nastreven. Een financieel voordeel voor [appellant] is niet aannemelijk gemaakt evenmin als een belang voor het overige. Dat [appellant] in reconventie vergoeding van de schade aan de Volvo vordert, doet daaraan onvoldoende af. Aanvankelijk heeft [appellant] een dergelijke vordering niet ingesteld en pas in de door Univé gestarte procedure ongeveer anderhalf jaar later kwam die vordering aan de orde.
6.3.6
Het hof is van oordeel dat opzettelijke misleiding en daarmee een onrechtmatige daad door [appellant] onvoldoende is onderbouwd. Het aannemen van een minder strenge norm dan opzettelijke misleiding ligt gezien artikel 7:941 lid 5 BW niet voor de hand. Dit is in overeenstemming met het arrest van het gerechtshof Arnhem van 11 maart 2008 (ECLI:NL:GHARN:2008:BD1296) waar Univé naar verwijst.
6.3.7
Nu een onrechtmatige daad niet is komen vast te staan, kan Univé haar vordering evenmin baseren op artikel 6:96 BW. De daarin neergelegde bepaling biedt geen zelfstandige rechtsgrond (Vgl. HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50 en HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586, NJ 2015/145).
6.4
Conclusie ten aanzien van de vorderingen in de oorspronkelijke conventie Uit het vorenstaande volgt dat de grieven 2 tot en met 5 slagen. Nu de door Univé aangevoerde grondslagen haar vorderingen niet kunnen dragen, zal het hof deze vorderingen afwijzen, daaronder begrepen de nevenvorderingen zoals de gevorderde rente, de buitengerechtelijke kosten en de intern gemaakte kosten. De overwegingen in het vorenstaande zijn tevens van belang voor de beoordeling van de door [appellant] in de oorspronkelijke procedure in reconventie ingestelde vorderingen.
6.5
De vorderingen in de oorspronkelijke procedure in reconventie (de grieven 1 en 6)
6.5.1
In eerste aanleg heeft [appellant] bij wege van schadevergoeding betaling gevorderd van een bedrag van € 11.468,- welk bedrag hij (in bijlage 1 bij conclusie van repliek) als volgt (ten dele) heeft gespecificeerd: a. vergoeding aan [E] € 750,- b. meerkosten herverzekeren voertuigen € 7.266,- c. schade aan het achterwiel (sportvelg en band) € 1.672,- d. onkosten voertuig [YY-YY-01] voor onterechte afmelding en procedures € 1.780,- € 9.448,-
6.5.2
Daarnaast vordert [appellant] vergoeding van schade opgelopen aan ‘ons voertuig’ en niet vergoed door Univé alsmede ‘verwijdering uit en rectificatie van’ de diverse registers.
6.5.3
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen wegens (kort gezegd) onvoldoende onderbouwing daarvan.
6.5.4
De in hoger beroep gewijzigde eis van [appellant] luidt, voor zover hier van belang en verkort weergegeven (zie hiervoor onder 2.3):
Univé te veroordelen te betalen € 11.468, te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede,
Univé te gebieden de ten processe genoemde registraties op naam van H.D.S. en/of [appellant] en/of [B] ongedaan te maken, door op de daartoe geëigende en bij Univé bekende wijze van doorhaling schriftelijk mededeling te doen aan - met gelijktijdige afschriften aan [appellant] :
- -
het door afdeling veiligheidszaken van Univé beheerde incidentenregister;
- -
het door het Verbond van verzekeraars Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude gehouden register;
- -
het intern verwijzingsregister betreffende de persoonsgegevens van [appellant] ;
- -
het extern verwijzingsregister van Univé ter zake bedrijfsgegevens van H.D.S. en persoonsgegevens van [B] ;
- -
het register van Centraal Informatiesysteem van de in Nederland werkzame verzekeringsmaatschappijen CIS.
6.6
Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 11.468,- staat voorop dat met het ontbreken van bewuste misleiding nog niet vast staat dat de door [appellant] gestelde toedracht van de aanrijding juist is en daarmee dat de door hem geclaimde schade voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast heeft Univé de aard en omvang van de door [appellant] gestelde omvang van de schade gemotiveerd weersproken.
6.7
Daar komt bij dat de specificatie die [appellant] van het door hem gevorderde bedrag geeft niet sluit op een bedrag van € 11.468,-, terwijl hij van een aantal posten aangeeft nader bewijs te willen leveren. Voorts wenst het hof nadere inlichtingen van Univé te ontvangen aangaande door [appellant] gevorderde en in beginsel toewijsbare aanpassing van de registers.
6.8
Partijen dienen het hof, alvorens verder beslist kan worden, nader te informeren aangaande in onder 6.6 en 6.7 genoemde punten. Het hof zal daartoe een comparitie van partijen gelasten bij gelegenheid waarvan tevens zal worden onderzocht in hoeverre thans een schikking tussen partijen mogelijk is.
7. Slotsom
Het hof zal overeenkomstig hetgeen is overwogen onder 6.8 een comparitie van partijen bevelen en voor het overige iedere beslissing aanhouden.
8. Beslissing
het hof, rechtdoende in hoger beroep:
Het gerechtshof:
bepaalt dat partijen in persoon, samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. G. van Rijssen, die daartoe zitting zal houden in het gerechtsgebouw te Zwolle, Schuurmanstraat 2 (8011 KP) op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder 6.4 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden november 2016 tot en met februari 2017 zullen opgeven op de roldatum 22 november 2016, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat indien een partij ter comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten en/of producties in het geding wil brengen, zij ervoor dient te zorgen dat aan het hof en de wederpartij schriftelijk wordt meegedeeld wat de inhoud is van de ter comparitie te verrichten proceshandeling (voorzien van stukken) en indien een partij ter comparitie nog producties in het geding wenst te brengen dat zij daarvan goed leesbare afschriften aan het hof en de wederpartij dient over te leggen, in beide gevallen uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan de zitting;
verstaat dat de advocaat van Univé uiterlijk twee weken voor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [appellant] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen.
Aldus gewezen door mr. H.E. de Boer, mr. C.J.H.G. Bronzwaer en mr. G. van Rijssen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag
8 november 2016.