Het systeem van sanctionering van fiscale fraude
Einde inhoudsopgave
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.6.3:1.6.3 Deel twee. Onderscheid van gedragingen en delicten die vallen onder de noemer van fiscale fraude (hoofdstuk vier en vijf)
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.6.3
1.6.3 Deel twee. Onderscheid van gedragingen en delicten die vallen onder de noemer van fiscale fraude (hoofdstuk vier en vijf)
Documentgegevens:
Dr. C. Hofman, datum 01-04-2021
- Datum
01-04-2021
- Auteur
Dr. C. Hofman
- JCDI
JCDI:ADS270236:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk vier wordt de volgende deelvraag beantwoord: Welke feitelijke gedragingen en delicten vallen onder de verzamelterm fiscale fraude en waarom?
Het begrip fraude is veelgebruikt maar niet nader omlijnd in een wet. Daarom wordt in paragraaf 4.2. stilgestaan bij het begrip (fiscale) fraude, vooral vanuit strafrechtelijk perspectief.
Nu is fiscale fraude niet te vatten in één beboetbaar/strafbaar feit. Derhalve wordt in paragraaf 4.3.– in de basis redenerend vanuit de formulering in het huidige wettelijke sanctiearsenaal (zoals opgenomen in zowel de AWR) en de daarin genoemde juridische gedragingen (delicten) – een catalogus opgesteld van feitelijke gedragingen die onder het eerder afgebakende fraudebegrip vallen.
De gemeenschappelijke deler van paragraaf 4.4 is het subjectieve ‘verwijtbaarheidsbestanddeel’ (opzet of schuld), dat ingeblikt is in het (fiscale) fraudedelict. Dit onderwerp is onder andere relevant omdat opzet thans een rol speelt bij de forumkeuze binnen de fiscale rechtshandhaving.
De moeilijkheden ten aanzien van de materiële invulling van het fraudebegrip staan centraal in paragraaf 4.5. In dit kader volgt onder andere een discussie over de begrippen legaliteit, pleitbaar standpunt en fraus legis. Vanuit formeel perspectief kan fraude redelijk duidelijk worden gedefinieerd, maar de weerbarstige fiscale praktijk maakt het lastig in een concrete situatie daadwerkelijk aan te duiden of van frauduleus gedrag sprake is.
Tot slot wordt in paragraaf 4.6. een antwoord geformuleerd op de genoemde deelvraag en al met al is in hoofdstuk vier invulling gegeven aan het begrip fiscale fraude. Met het oog op de hoofdvraag die aan dit onderzoek ten grondslag ligt, is de relevantie van deze invulling gelegen in de exacte duiding en onderscheiding van fiscaal frauduleuze gedragingen (feiten), zodat duidelijk is welk gedrag kan worden gehandhaafd op basis van welke delicten en zodat een discussie over dubbele bestraffing van eenzelfde feit mogelijk is.
In hoofdstuk vijf wordt de volgende deelvraag beantwoord: In hoeverre zijn de delicten die onder de noemer van fiscale fraude vallen te onderscheiden?
In paragraaf 5.2. wordt de toetsmaatstaf die nodig is ter beantwoording van deze vraag uitgewerkt. Voor het onderscheiden van feiten is het leerstuk inzake ne bis in idem relevant, maar ook de strafrechtelijke (anti-) samenloop regelingen en de bestuursrechtelijke regelingen in de straftoemetingssfeer bieden houvast als het aankomt op het onderscheiden van feiten.
In paragraaf 5.3. vindt vervolgens de analyse plaats. Zijn de feitelijke gedragingen die onder de noemer van fiscale fraude vallen en in het vorige hoofdstuk werden geselecteerd op dit moment in afzonderlijke delicten vertegenwoordigd en (daarmee) ook voldoende van elkaar te onderscheiden?
Tot slot wordt in paragraaf 5.4. een antwoord geformuleerd op de genoemde deelvraag. Het antwoord geeft weer in hoeverre de in hoofdstuk één gesignaleerde druk op het systeem van sanctionering van fiscale fraude daadwerkelijk heeft geleid tot juridische onhoudbaarheid van het in hoofdstuk vier uitgediepte systeemonderdeel fiscale fraude.