Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 augustus 2021, genummerd MDRAA21007 (03Vesper), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1557. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 20-04-2022, nr. 16/063145-21 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2022:1492
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-04-2022
- Zaaknummer
16/063145-21 (P)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:1492, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor drie feiten: medeplegen van witwassen en daarvan een gewoonte maken, bezit softdrugs en handel in harddrugs. Gevangenisstraf van 20 maanden. In het vonnis is rekening gehouden met procesafspraken die door de officier van justitie en de verdediging zijn gemaakt.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/063145-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 juni 2021, 10 september 2021, 3 november 2021, 20 december 2021, 31 januari 2022, 14 maart 2022 en 20 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.
2. INLEIDING
2.1
De tenlastelegging
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 8 oktober 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen,
- meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en) en/of
- op 5 maart 2021 te Huizen € 1.000.000,- heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2
in de periode van 8 oktober 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst I;
feit 3
in de periode van 8 oktober 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad meerdere (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj
en/of op 5 maart 2021 te Huizen 100 gram hasjiesj.
2.2
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
De officier van justitie heeft in deze strafzaak aan de rechtbank - op verzoek van de verdediging - het verzoek gedaan om te komen tot procesafspraken. Partijen hebben overeenstemming bereikt en deze afspraken bevatten onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd houdt – kort gezegd – concreet in dat:
- het indienen van onderzoekswensen achterwege blijft alsook het instellen van hoger beroep wanneer de rechtbank meegaat in deze procesafspraken;- verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens of instemt met de verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer daarvan;- er tussen partijen overeenstemming is over de bewijspositie en verdachte afziet van het voeren van verweren;- de officier van justitie een gevangenisstraf van 20 maanden vordert;
- de officier van justitie met verdachte een schikking van het wederrechtelijk verkregen voordeel van ten bedrage bedrag van € 49.062,- is overeengekomen waarmee vervolging daarvoor wordt voorkomen mits aan de betaling van het geldbedrag wordt voldaan.
Deze afspraken hebben tijdens de inhoudelijke behandeling de nodige aandacht gekregen. Daarbij was een belangrijk element of verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Daarover is op de zitting van 14 maart 2022 met verdachte gesproken. Verdachte heeft bevestigd dat hij weloverwogen, voldoende geïnformeerd en vrijwillig ervoor heeft gekozen in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is ook aandacht voor de procesafspraken, waarbij de inhoud en de doorwerking van de procesafspraken worden besproken.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet veel heeft willen verklaren, maar dat hij erkend heeft dat hij een fout heeft gemaakt. Hij heeft ingestemd met de procesafspraken, maar dit betekent niet dat de rechtbank niet ambtshalve hoeft te kijken naar het bewijs en of het bewijs een bewezenverklaring kan dragen.
Ten aanzien van de verdovende middelen (onder 2 en 3 tenlastegelegd) - met uitzondering van de 100 gram hasjiesj - heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewezenverklaring kan volgen. Uit het dossier blijkt niet van daadwerkelijke overdracht van verdovende middelen. Verder ontbreekt in het dossier onderzoek naar de aard van de verdovende middelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 3
De feiten 1 en 3 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft geen (volledige) vrijspraak voor deze feiten bepleit. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde onderdeel waarop door de raadsman verweer is gevoerd, namelijk ‘meerdere (grote) hoeveelheden hennep en/of hasjiesj’, zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken, omdat het dossier op dit punt onvoldoende wettig en overtuigend bevat. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1
- -
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (geldoverdrachten uitgewerkt aan de hand van dataset SKY-ID “ [. 8] ”) van 18 mei 2021, genummerd 210416.1310, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 642 tot en met 654;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie van 5 maart 2021, genummerd 2021070391, opgemaakt door politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , doorgenummerde pagina’s 216 en 217;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2021, genummerd 110321.30390.1136, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina’s 258 en 259;
ten aanzien van feit 3
- -
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 maart 2021, genummerd 210306.1357, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina 221;
- -
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek voertuigen (Ford [kenteken] , Ford [kenteken] ) van 21 maart 2021, genummerd PL0900-2021070391-6, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 9] , doorgenummerde pagina 1313 en 1318;
- -
een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [A] , werkzaam als deskundige Drugs, (NRGD geregistreerd) bij het Nederlands Forensisch instituut, certificaatnummer: [..] , houdende een certificaat van onderzoek van 26 mei 2021, doorgenummerde pagina 1340;
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 21.
De berichten van de dataset van het SKY-ID [. 1] , die is geïdentificeerd als van verdachte, hebben voor het overgrote gedeelte betrekking op overdrachten van geld en verdovende middelen. Het blijkt dat verdachte voor diverse personen geld en/of verdovende middelen ophaalde en in ontvangst nam. Zijn rol daarin, zo blijkt uit de toon en inhoud van de berichten, is groter dan die van slechts een koerier die gestuurd wordt. Hij lijkt zelf min of meer zijn agenda te vullen en geeft het ook duidelijk aan als hij het ergens niet mee eens is.2.
In de groepschat [. 2] : [nummeraanduiding 1] vraagt verdachte op 4 november 2020 om een adres. De gebruiker van het SKY-ID [. 2] (identiteit onbekend) vraagt ‘ [naam 8] ’ het adres te sturen omdat [naam 1] (verdachte) komt. Verdachte meldt dat die man met lang haar komt met een Transporter en dat hij rond half 5 bij het adres is dat de gebruiker van het SKY-ID [. 7] heeft doorgegeven.3.
In de groepschat [. 2] : [nummeraanduiding 2] zegt verdachte op 4 november 2020 dat hij het laat weten als de chauffeur wegrijdt, hij denkt tussen 5 en 7. SKY-ID [. 2] zegt dat het wel stempel 1 wordt omdat hij de Adidas niet kan vinden en dat het bruine pakketten zijn. Dit gaat vermoedelijk over de stempels die worden aangebracht op blokken verdovende middelen. Verdachte zegt dat een man met lang haar in een Volkswagen Transporter komt. Ook vraagt hij of er gelijk geld meegegeven wordt. SKY-ID [. 2] bevestigt dit. SKY-ID [. 2] vraagt vervolgens aan [naam 1] (verdachte) of [acteur (voornaam)] er om 18:20 is, en verdachte bevestigt dit. Hieruit valt af te leiden dat de man met het lange haar, die rijdt in een Volkswagen Transporter, [acteur (voornaam)] wordt genoemd.4.
Uit het gesprek op 2 februari 2021, dat gevoerd wordt door verdachte en de gebruiker van het SKY-ID [. 3] (identiteit onbekend), blijkt dat verdachte wordt ingezet voor het vervoeren en overhandigen dan wel in ontvangst nemen van zowel geld als verdovende middelen. Op de vraag van verdachte of ze getest zijn kan worden afgeleid dat hij weet dat het om verdovende middelen gaat.5.
Uit het gesprek op 24, 25 en 26 februari 2021 tussen verdachte en de gebruiker van het SKY-ID [. 4] (identiteit onbekend) valt op te maken dat verdachte verschillende geldoverdrachten uitvoert en vermoedelijk navraag doet naar de prijs van cocaïne. Gezien het feit dat er in dit gesprek tussen verdachte en [. 4] 6 verschillende personen worden genoemd (' [naam 2] ’, ' [naam 3] ’, ‘ [naam 4] ’, ‘ [naam 5] ’, ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 7] ’) ontstaat het beeld van verdachte als een spil in een netwerk waarin enorme bedragen geld worden overgedragen en wordt gehandeld in verdovende middelen. Dit gesprek is exemplarisch te noemen voor de gehele dataset van het SKY-ID [. 1] . De gesprekken daarin staan bol van de bijnamen, gesprekken over verdovende middelen en overdrachten van grote geldbedragen.6.
Rol verdachte
Uit de berichten komt duidelijk naar voren dat verdachte door diverse personen in werd gezet om verdovende middelen en geld weg te brengen of op te halen. Hij doet dit niet altijd zelf, hij geeft ook enkele keren aan dat hij iemand anders stuurt. Hij heeft het dan over: die met dat lange haar, [acteur (achternaam)] of [acteur (voornaam)] (vermoedelijk zijn dit verwijzingen naar de acteur [acteur] , die lang haar heeft).7.
Gebruik tokens
Uit de berichten blijkt dat er bij de overdrachten veelal gebruik wordt gemaakt van tokens, meestal in de vorm van 5 euro biljetten. Bij ondergronds bankieren of ‘underground banking’ worden zogenoemde tokens gebruikt als betalingsbewijs in verband met het overdragen van grote sommen contant geld. Verschillende afbeeldingen van dergelijke tokens zijn overigens ook aangetroffen in de uitgelezen telefoon van verdachte.8.
Incident 9 februari 2021
Op 9 februari 2021 zijn er in [plaatsnaam] , na het zien van een overdracht tussen twee personen, verdovende middelen aangetroffen in de verborgen ruimte van een Volkswagen Transporter. De bestuurder van dit voertuig, [B] , was een van de twee personen die bij de overdracht betrokken waren. De inhoud van de verborgen ruimte was als volgt:
- circa 20 blokken met daarin bruine blokken verpakt in folie (vermoedelijk heroïne)
- 1 los bruin blok verpakt in folie (vermoedelijk heroïne)
- 12 blokken verpakt in plastic en bruin tape, aangetroffen in een groene boodschappentas in de verborgen ruimte.9.
Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat het gaat om 26.447,4 gram heroïne en 11.434 gram cocaïne.10.
Op de verpakking van de gehele buitenzijde van een dubbel blok en op de gehele buitenzijde van een blok blauw tape met seal bag werd de DNA aangetroffen van verdachte.11.
Uit onderzoek is gebleken dat [B] en verdachte op hetzelfde adres ingeschreven staan, de
[adres] te [plaatsnaam] . Ook blijkt dat er een familierelatie is tussen deze twee, [B] is een oom van verdachte.12.
Er is vervolgens onderzoek gedaan naar berichten van de dataset van het SKY-ID [. 1] , welke is geïdentificeerd als verdachte, die te relateren zijn aan het incident van 9 februari 2021 te [plaatsnaam] .
Op 9 februari 2021, om 13:42 uur, stuurt verdachte ‘ [straatnaam] ’ naar de niet geïdentificeerde gebruiker van het SKY-ID [. 5] . 22 minuten later meldt verdachte: ‘dat is straat waar die was’. [B] werd op 9 februari 2021 om 12:50 aangehouden. In het onderzoek in [plaatsnaam] heeft er naar aanleiding van de overdracht in diverse woningen in de [straatnaam] te [plaatsnaam] een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij werden er onder andere verdovende middelen en goederen die gebruikt worden voor het versnijden en verpakken van verdovende middelen aangetroffen. Het is goed mogelijk dat verdachte hiernaar verwijst en dat [B] de opdracht had gekregen naar de [straatnaam] te gaan.
Op diezelfde dag vraagt SKY-ID [. 6] of verdachte die plasticzak van 'die losse’ af heeft gehaald. verdachte reageert met ‘nee’, ‘kk zooi’. [. 6] zegt dan: ‘Ffffff serieus bro’ en vraagt of het zeker is dat gepakt is en of ‘hij’ helemaal niet reageert. [. 5] lijkt dit te bevestigen en zegt ‘bij die jongen thuis'. Vermoedelijk gaat dit gesprek over de verpakking van de verdovende middelen die degene die gepakt is bij zich had. Verdachte had van ‘die losse’ de plasticzak er niet afgehaald en is hier niet blij mee.
Later op die dag gaat het, in een gesprek tussen verdachte en de gebruiker van het SKY-ID [. 6] , weer over een tas(je), maar verdachte zegt zich daar niet druk om te maken omdat iedereen het aangeraakt kan hebben. Vermoedelijk gaat het hier om het risico dat er sporen van hen op de tas worden aangetroffen. Opmerkelijk is dat er inderdaad DNA van verdachte is aangetroffen op de in beslag genomen goederen die in het voertuig van [B] werden aangetroffen en dat er een blok verpakt zat in een plastic tas.
Dat verdachte de ‘gepakte’ man goed kent blijkt uit een gesprek op 12 februari 2021 tussen verdachte zelf en de niet geïdentificeerde gebruiker van het SKY-ID [. 3] . In dat gesprek vraagt [. 3] of hij een ‘tellie’ (telefoon) moet ‘fixe’ (regelen), en of ‘hij’ in beperking zit. Verdachte zegt dat hij in het huis van bewaring in [verblijfplaats] zit en vraagt of dat daar al kan. [. 3] zegt dat het makkelijk is en vraagt of hij in quarantaine zit. [. 3] zegt vervolgens dat de strafmaat voor tussen de 20 kg en 50 kg hetzelfde is, maximaal 3,5 voor een koerier. Vverdachte bevestigt uiteindelijk dat hij in quarantaine zit. Uit bovenstaand gesprek valt af te leiden dat de persoon over wie ze het hebben in de [verblijfplaats] in [plaatsnaam] vastzit. Uit de politiesystemen blijkt dat [B] op dat moment vastzit in [verblijfplaats] .
Op basis van de berichten van de dataset van het SKY-ID [. 1] (waarvan is vastgesteld
dat verdachte de gebruiker was), in combinatie met het feit dat er een familierelatie is
tussen verdachte en [B] , is het zeer aannemelijk dat met ‘ [acteur (voornaam)] ’ de aangehouden [B] wordt bedoeld. De namen [acteur (voornaam)] / [acteur (achternaam)] / die met dat lange haar refereren waarschijnlijk aan de acteur [acteur] . Aangezien [B] ook lang zwart haar heeft is het goed voorstelbaar dat hij om deze reden zo wordt genoemd.13.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Uit de berichten van de dataset van het SKY-ID [. 1] , die is geïdentificeerd als van verdachte, blijkt dat er (in ieder geval) in de periode van 4 november 2020 tot en met 9 februari 2021 gesproken wordt over (de overdracht van) verdovende middelen, waarbij gebruik wordt gemaakt van zogenaamde ‘tokens’. Uit een gesprek op 4 november 2020 blijkt dat verdachte vraagt om een adres, waar een persoon genaamd [acteur (voornaam)] ‘bruine pakketten’ komt ophalen in een Volkswagen Transporter. Naar het oordeel van de rechtbank kan - op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen - worden vastgesteld dat de persoon genaamd [acteur (voornaam)] in feite de heer [B] is, de oom van verdachte. Ook in de periode daarna blijkt uit de berichten dat verdachte wordt ingezet voor het vervoeren en overhandigen dan wel in ontvangst nemen van zowel geld als verdovende middelen.
Vervolgens is er op 9 februari 2021 door de politie een overdracht gezien tussen twee personen, waarna er grote hoeveelheden heroïne en cocaïne zijn aangetroffen in een Volkswagen Transporter, waarvan [B] de bestuurder was. Op één van de blokken met de verdovende middelen is het DNA van verdachte aangetroffen. Ook blijkt uit de gesprekken die verdachte op 9 februari 2021 voert (met SKY-ID [. 5] en SKY-ID [. 6] ) dat verdachte betrokken is geweest bij de overdracht is op 9 februari 2021.
Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden dat verdachte betrokken is geweest bij meerdere overdrachten van verdovende middelen, waarvan één overdracht ook daadwerkelijk is waargenomen. Uit onderzoek door het NFI staat vast dat de op 9 februari 2021 aangetroffen middelen heroïne en cocaïne betreffen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in (in ieder geval) de periode van 4 november 2020 tot en met 9 februari 2020 heeft gehandeld in verdovende middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst I.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 op tijdstippen in de periode van 10 oktober 2020 tot en met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- meerdere (zeer) (grote) geldbedragen en
- op 5 maart 2021 te Huizen 1.000.000 Euro
- de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op die voorwerpen was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie die voorwerpen voorhanden hadden en/of
- voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders (telkens) wisten dat die voorwerpen
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2
op tijdstippen in de periode van 4 november 2020 tot en met 9 februari 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst I,
feit 3
op 5 maart 2021 te Huizen opzettelijk aanwezig heeft gehad 100 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1medeplegen van witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
feit 2medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform de procesafspraken - gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen bij onherroepelijk worden van het vonnis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij het maken van de procesafspraken overeenstemming is bereikt over een gevangenisstraf van 20 maanden en dat verdachte deze straf passend vindt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich (in ieder geval) voor een periode van ongeveer zes maanden schuldig gemaakt aan het witwassen van zeer grote geldbedragen en heeft daarvan een gewoonte gemaakt. In opdracht van anderen bracht verdachte het geld weg of haalde het op. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van softdrugs en heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs. Verdachte hield zich - in opdracht van anderen - bezig met de overdracht (zowel wegbrengen als ophalen) van drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een gevaar oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van dergelijke verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit waarvan anderen overlast ondervinden en waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Door het voorhanden hebben van en het handelen in dergelijke middelen heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze problematiek. Het handelen van verdachte is slechts gericht geweest op eigen financieel gewin, zonder daarbij acht te slaan op de mogelijke negatieve gevolgen voor anderen.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 november 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in 2020 nog is veroordeeld voor feiten die in de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 1 februari 2022. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen, omdat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht, niet gemotiveerd is om na de rechtszitting mee te (blijven) werken aan hulpverlening in een verplicht kader, geen hulpvragen heeft en ervan overtuigd is dat hij niet nogmaals zal worden aangehouden voor een (drugs)delict.
De op te leggen straf De officier van justitie en verdachte zijn een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden overeengekomen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf voor wat betreft het witwassen - bij gebreke van richtlijnen van de rechtspraak - gekeken naar de Richtlijn van het Openbaar Ministerie. In het geval van witwassen van een bedrag van (meer dan) 1 miljoen is het uitganspunt een gevangenisstraf van 32 maanden. De rechtbank weegt in sterk straf verminderende zin mee dat verdachte in vergelijking met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een kleine(re) rol heeft gehad en dat verdachte (in tegenstelling tot de medeverdachten) niet vervolgd is voor deelneming aan een criminele organisatie. Voor het bezit en de handel in drugs bestaan er wel door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Het uitganspunt voor bezit en/of handel van harddrugs is een gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij als strafverzwarende omstandigheid mee dat de feiten in vereniging hebben plaatsgevonden. Alles bij elkaar genomen zou de rechtbank, gelet op de rol van verdachte, in beginsel een gevangenisstraf tussen de 2 en 2,5 jaar (24 maanden tot 30 maanden) in deze zaak op zijn plaats vinden.
De door middel van de procesafspraken aan de rechtbank voorgelegde straf van 20 maanden, komt dus neer op een vermindering met grofweg een derde deel.
Een ‘korting’ van maximaal 1/3 is bij procesafspraken in internationaal verband geen uitzondering en wordt ook door deze kamer in deze zaak gezien als passende bandbreedte.14.Een korting is daarnaast gerechtvaardigd, omdat verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Snellere of verkorte afdoening van een specifieke zaak kan zowel in het belang van die ene zaak, als in het belang van andere zaken zijn, omdat – ook in hoger beroep en cassatie - (zittings)capaciteit beschikbaar blijft om andere zaken af te doen. Dit mag uiteraard geen doel op zich zijn, maar de rechtbank kan zijn ogen niet sluiten voor het feit dat zaken als deze, waarin de problematiek speelt van internationaal gekraakte pgp-servers, een groot beslag leggen op de schaarse zittingstijd, waardoor andere zaakstromen (bijvoorbeeld cybercrime, zedendelicten, geweldsdelicten en fraude) in de verdrukking kunnen komen. Daarnaast zorgen de procesafspraken er ook voor dat de opgelegde straf sneller kan worden geëxecuteerd en dat ook direct het overeengekomen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel door de staat kan worden geïncasseerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit onderdeel van het afdoeningsvoorstel, recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. Kortom, de rechtbank zal verdachte veroordelen tot de in het afdoeningsvoorstel genoemde straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 4 november 2021 geschorst voor onbepaalde tijd. Het bevel tot schorsing voorlopige hechtenis verliest zijn werking op het moment dat het vonnis onherroepelijk wordt, zodat de rechtbank geen beslissing hoeft te nemen op het verzoek van de officier van justitie tot opheffing schorsing bij onherroepelijk worden van het vonnis.
9. BESLAG
Onder verdachte zijn diverse goederen in beslag genomen. Uit de inhoud van de procesafspraken blijkt dat verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens. Ter zitting hebben de officier van justitie en de verdediging deze afspraak bevestigd. Daarom ziet de rechtbank (thans) geen reden om nog een beslissing over dit beslag te nemen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen
- -
47, 57, 420bis, 420ter van het Wetboek van Strafrecht en
- -
2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits enM. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en) en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Huizen 1.000.000 Euro
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en)
was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet bedoelde lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
zijnde cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van
die wet;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 oktober 2020 tot en
met 5 maart 2021 te Huizen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
- een of meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Huizen 100 gram hasjiesj
in elk geval een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of
een (grote) hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd,
zijnde hennep en/of hasjiesj (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2022
Pagina’s 921 en 922.
Pagina 927.
Pagina 929.
Pagina 924.
Pagina 926.
Pagina 926.
Pagina’s 929, 884 tot en met 889, 935 en 936.
Pagina 944.
twee geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [C] , werkzaam als NFI-deskundige forensische drugsanalyse bij het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer: 2021.03.05.213 (aanvraag 003 en 004), houdende een rapport NFiDENT van 19 maart 2021.
Pagina 898 en 899 en 896.
Pagina 944.
Pagina’s 944 tot en met 948.
Rechtbank Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voetnoot 25.