Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2011
- Bronpublicatie:
25-08-2010, Trb. 2011, 84 (uitgifte: 16-05-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2011, Trb. 2011, 271 (uitgifte: 23-12-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening heden van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Japan tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (hierna te noemen ‘het Verdrag’) zijn het Koninkrijk der Nederlanden en Japan de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend onderdeel vormen van het Verdrag.
- 1.
Onder verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onderdeel m, onder iii, van het Verdrag, is het wel te verstaan dat een pensioenfonds wordt behandeld als vrijgesteld van belasting naar het inkomen ter zake van de activiteiten omschreven onder ii van dat onderdeel, ook wanneer deze vallen onder de in de artikelen 8 of 10-2 van de Corporation Tax Law (wet nr. 34 uit 1965) van Japan omschreven belasting of onder artikel 20, eerste lid, van de aanvullende bepalingen daarbij.
- 2.
Onder verwijzing naar de artikelen 6 en 13 van het Verdrag worden de rechten op de exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen beschouwd als onroerende zaken die gelegen zijn in de verdragsluitende staat op wier zeebodem en de ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben. Voorts omvatten de hiervoor genoemde rechten ook rechten op belangen bij of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
- 3.
Onder verwijzing naar artikel 7 van het Verdrag is het wel te verstaan dat in het geval van voordelen uit toezicht, leverings-, installatie- of constructiewerkzaamheden, alleen dat deel daarvan aan een vaste inrichting is toe te rekenen dat voortvloeit uit de feitelijke uitvoering van dergelijke werkzaamheden door die vaste inrichting.
- 4.
Onder verwijzing naar artikel 9 van het Verdrag is het wel te verstaan dat de omstandigheid dat de ondernemingen die met elkaar gelieerd zijn, zoals omschreven in het eerste lid, onderdelen a of b, van dat artikel, onderlinge regelingen hebben getroffen tot het delen van de kosten en risico's bij het ontwikkelen, produceren of verwerven van vermogensbestanddelen, diensten of rechten, en de aard en omvang vast te stellen van de belangen van elke deelnemer in deze vermogensbestanddelen, diensten of rechten niet automatisch voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid van dat artikel.
- 5.
Onder verwijzing naar de artikelen 10 en 13 van het Verdrag behandelt Nederland inkomsten die worden ontvangen in verband met de volledige of gedeeltelijke liquidatie van een lichaam of de inkoop van eigen aandelen door een lichaam als dividenden zoals bedoeld in artikel 10 van het Verdrag en niet als vermogenswinsten zoals bedoeld in artikel 13 van het Verdrag.
- 6.
Onder verwijzing naar artikel 11, derde lid, van het Verdrag wordt verstaan onder de uitdrukkingen ‘de centrale bank’ en ‘instelling die eigendom is van die regering:
- a.
wat Japan betreft:
- i.
de Bank of Japan;
- ii.
de Japan Finance Corporation;
- iii.
de Japan International Cooperation Agency;
- iv.
de Nippon Export and Investment Insurance; en
- v.
elke andere soortgelijke instelling wier kapitaal toebehoort aan de Regering van Japan, zoals van tijd tot tijd tussen de regeringen van de verdragsluitende staten bij een diplomatieke notawisseling kan worden overeengekomen; en
- b.
wat Nederland betreft:
- i.
de Nederlandsche Bank NV;
- ii.
de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden NV;
- iii.
de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV; en
- iv.
elke andere soortgelijke instelling wier kapitaal toebehoort aan de Regering van Nederland, zoals van tijd tot tijd tussen de regeringen van de verdragsluitende staten bij een diplomatieke notawisseling kan worden overeengekomen.
- 7.
Onder verwijzing naar artikel 15 van het Verdrag is het wel te verstaan dat indien een lichaam inwoner is van Nederland, de uitdrukking ‘leden van de raad van beheer’ zowel een ‘bestuurders als een commissaris’ omvat. Onder de uitdrukkingen ‘bestuurder’ en ‘commissaris’ worden respectievelijk verstaan personen die belast zijn met de algemene leiding van het lichaam en personen die belast zijn met het toezicht daarop.
- 8.
Onder verwijzing naar de artikelen 17 en 18 van het Verdrag is het wel te verstaan dat of en in hoeverre een pensioen of een andere soortgelijke beloning valt onder artikel 17 of 18 van het Verdrag bepaald wordt door de aard (particulier of in overheidsdienst) gedurende het tijdvak of de tijdvakken waarin het recht op een dergelijk pensioen of soortgelijke beloning werd opgebouwd.
- 9.
Niets uit het Verdrag belet Japan in overeenstemming met zijn wetgeving belasting aan de bron te heffen over inkomsten en voordelen verkregen door een persoon uit een Tokumei Kumiai (overeenkomst ter zake van een stil samenwerkingsverband) of een andere soortgelijke overeenkomst.
- 10.
Onder verwijzing naar artikel 21, tweede lid, onderdeel c, van het Verdrag, worden de aandelen van de voornaamste aandelencategorie van een lichaam geacht in een belastingjaar regelmatig op een of meer erkende effectenbeurzen te worden verhandeld, indien het totale aantal aandelen van die categorie dat op een dergelijke effectenbeurs of -beurzen, gedurende een tijdvak van twaalf maanden eindigend op de dag voordat dat belastingjaar begint, wordt verhandeld, ten minste 6 percent van het gemiddelde aantal in dat tijdvak uitstaande aandelen van die categorie vertegenwoordigt.
- 11.
Onder verwijzing naar artikel 21, tweede lid, onderdeel c, van het Verdrag, ligt ‘de voornaamste plaats van het lichaam waar leiding wordt gegeven en toezicht wordt uitgeoefend’ uitsluitend in de verdragsluitende staat waarvan het inwoner is, indien de uitvoerende medewerkers en het senior management de dagelijkse verantwoordelijkheid voor de strategische, financiële en operationele besluitvorming voor het lichaam (met inbegrip van zijn directe en indirecte dochterondernemingen) meer in die verdragsluitende staat dan in een andere staat uitoefenen en de werknemers van deze personen de dagelijkse werkzaamheden die noodzakelijk zijn ter voorbereiding van deze besluiten meer in die verdragsluitende staat verrichten dan in een andere staat.
- 12.
Onder verwijzing naar artikel 24, vijfde lid, van het Verdrag:
- a.
De bevoegde autoriteiten stellen in onderling overleg een procedure vast teneinde te waarborgen dat arbitrale uitspraken binnen twee jaar na een verzoek om arbitrage zoals bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van het Verdrag, ten uitvoer worden gelegd, tenzij handelingen of het uitblijven van handelingen van een persoon op wie het ingevolge dat lid voorgelegde geval rechtstreeks betrekking heeft de oplossing van het geval beletten of tenzij de bevoegde autoriteiten en die persoon anders overeenkomen.
- b.
Een arbitragepanel wordt ingesteld in overeenstemming met de volgende regels:
- i.
Een arbitragepanel bestaat uit drie arbiters met deskundigheid of ervaring op het gebied van internationale belastingaangelegenheden.
- ii.
Elke bevoegde autoriteit benoemt een arbiter. De twee door de bevoegde autoriteiten benoemde arbiters benoemen de derde arbiter die in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteiten overeengekomen procedures optreedt als voorzitter van het arbitragepanel.
- iii.
De arbiters mogen niet in dienst zijn van de belastingautoriteiten van de verdragsluitende staten, noch bij het ingevolge artikel 24, eerste lid, voorgelegde geval in enige hoedanigheid betrokken zijn geweest.
- iv.
De bevoegde autoriteiten waarborgen dat alle arbiters en hun werknemers in verklaringen die aan elke bevoegde autoriteit worden gezonden voordat zij optreden in een arbitrageprocedure ermee instemmen onderworpen te zijn aan dezelfde verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en openbaarmaking omschreven in artikel 25, tweede lid, van het Verdrag en in de van toepassing zijnde nationale wetgeving van de verdragsluitende staten en deze na te leven.
- v.
Elke bevoegde autoriteit draagt de kosten van de door haar benoemde arbiter en haar eigen kosten. De kosten van de voorzitter van een arbitragepanel en overige kosten in verband met de uitvoering van de procedures worden gelijkelijk gedragen door de bevoegde autoriteiten.
- c.
De bevoegde autoriteiten verstrekken alle arbiters en hun medewerkers onverwijld de informatie die nodig is voor de arbitrale uitspraak.
- d.
Een arbitrale uitspraak wordt als volgt behandeld:
- i.
Een arbitrale uitspraak heeft geen formele precedentwerking.
- ii.
Een arbitrale uitspraak is onherroepelijk, tenzij de rechters van een van de verdragsluitende staten de uitspraak niet uitvoerbaar achten wegens een schending van artikel 24, vijfde lid, van het Verdrag, van deze paragraaf of van een in overeenstemming met punt a. van deze paragraaf vastgestelde procedureregel die redelijkerwijs van invloed zou kunnen zijn op de uitspraak. Indien de uitspraak wegens de schending onuitvoerbaar wordt geacht, wordt de uitspraak geacht niet te zijn gedaan.
- e.
Indien op enig tijdstip nadat een verzoek om arbitrage is ingediend en voordat het arbitragepanel een uitspraak heeft doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten en de persoon die het verzoek om arbitrage heeft gedaan, de bevoegde autoriteiten alle onopgeloste kwesties die ter arbitrage zijn voorgelegd hebben opgelost, wordt het geval geacht te zijn opgelost overeenkomstig artikel 24, tweede lid, van het Verdrag en wordt geen arbitrale uitspraak gedaan.
- f.
De bepalingen van artikel 24, vijfde lid, van het Verdrag en deze paragraaf zijn van overeenkomstige toepassing op een geval die ingevolge artikel 26, eerste lid, van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Japan tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 3 maart 1970, zoals gewijzigd bij het Protocol, ondertekend te 's-Gravenhage op 4 maart 1992, (hierna ‘de eerdere Overeenkomst’ genoemd) is voorgelegd, tenzij de bevoegde autoriteiten op bijzondere gronden overeenkomen dat het geval geen geval is waarop de bepalingen van artikel 24, vijfde lid, van het Verdrag en deze paragraaf van overeenkomstige toepassing zijn. Indien de bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat het geval vóór de inwerkingtreding van het Verdrag overeenkomstig artikel 26, eerste lid, van de eerdere Overeenkomst heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat, wordt de zinsnede ‘voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende staat’ uit artikel 24, vijfde lid, onderdeel b, van het Verdrag voor de toepassing van dit punt vervangen door ‘de inwerkingtreding van het Verdrag’.
- 13.
Onder verwijzing naar artikel 25, derde en vijfde lid, van het Verdrag kan een verdragsluitende staat weigeren informatie te verstrekken met betrekking tot vertrouwelijke communicatie tussen advocaten of andere erkende juridische vertegenwoordigers in die hoedanigheid en hun cliënten, voor zover deze communicatie ingevolge de nationale wetgeving van die verdragsluitende staat beschermd wordt tegen openbaarmaking.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Tokio op 25 augustus 2010, in de Engelse taal.