Einde inhoudsopgave
Besluit onroerende zaken omzetbelasting
3.1 Unierechtelijke betekenis
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-12-2023, Stcrt. 2003, 31602 (uitgifte: 14-12-2003, regelingnummer: 2023-26908)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2023, Stcrt. 2003, 31602 (uitgifte: 14-12-2003, regelingnummer: 2023-26908)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Omzetbelasting / Levering van goederen en diensten
Omzetbelasting / Vrijstelling
De wettelijke bepalingen over de levering en verhuur van onroerende zaken moeten worden uitgelegd conform de daarmee corresponderende btw-richtlijnbepalingen. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ vormen de in de btw-richtlijn opgenomen vrijstellingen en de daarbij gehanteerde termen meestal autonome Unierechtelijke begrippen.1. Zo zijn de in dit hoofdstuk toegelichte begrippen ‘onroerende zaak’, ‘element’, ‘eerste ingebruikneming’ en het in § 5 besproken begrip ‘verhuur’ Unierechtelijke begrippen. Het begrip ‘onroerende zaak’ is gedefinieerd in de uitvoeringsverordening. Als sprake is van Unierechtelijke begrippen zijn de criteria uit het nationale civiele recht van de lidstaten van de EU2. niet relevant voor de uitleg van die begrippen.
Voetnoten
HvJ 12 september 2000, C-358/97 (Commissie tegen Ierland), ECLI:EU:C:2000:425, HvJ 16 januari 2003, C-315/00 (Maierhofer), ECLI:EU:C:2003:23, en HvJ 12 juni 2003, C-275/01 (Sinclair Collis), ECLI:EU:C:2003:341.
In Nederland het Burgerlijk Wetboek.