FED 2022/118
Het voldoen van de in art. 6.38 Wet IB 2001 genoemde eis van ten minste jaarlijks gedurende vijf of meer jaren voorkomt geschillen over de aanwezigheid van een risico-element van wezenlijke betekenis.
HR 07-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1377, m.nt. prof. dr. M.J.G.A.M. Weerepas
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 oktober 2022
- Magistraten
Mrs. Koopman, Wortel, Boerlage, Cools, Van Eijsden
- Zaaknummer
21/00732
- Noot
prof. dr. M.J.G.A.M. Weerepas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS679223:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1377, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑10‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑10‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:760, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑08‑2021
- Wetingang
Essentie
Het voldoen van de in art. 6.38 Wet IB 2001 genoemde eis van ten minste jaarlijks gedurende vijf of meer jaren voorkomt geschillen over de aanwezigheid van een risico-element van wezenlijke betekenis.
Samenvatting
Belanghebbende heeft een stichting opgericht en is voorzitter van die stichting. Door middel van een notariële akte schenken belanghebbende en zijn echtgenote een jaarlijkse lijfrente van € 50.000 aan de stichting. Belanghebbende heeft een bedrag van € 50.000 als periodieke gift in aanmerking genomen. De Hoge Raad oordeelt dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van art. 6.38 Wet IB 2001 blijkt dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.