De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/13.4.1:13.4.1 Proeftijdontslag en verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/13.4.1
13.4.1 Proeftijdontslag en verboden onderscheid tussen mannen en vrouwen
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS383583:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
De Wet gelijke behandeling dient als aanvulling op de regeling van de artikelen 7:646 en 7:647 BW te worden aangemerkt.
HvJ EG 8 november 1990, zaak C-177/88, Jur. 1990, p. 1-3941, NJ 1992, 224 (Dekker/VJV) nuit PA. Stein.
HR 13 januari 1995, NJ 1995, 430, JAR 1995/35 (Codfried/ISS).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De werkgever mag geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, het verstrekken van onderricht aan de werknemer, in de arbeidsvoorwaarden en bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst (art. 7:646 lid 1 BW).1
Dit verbod geldt, zoals uit de systematiek van de wet volgt, ook tijdens de proeftijd (artt. 7:670, 7:670a BW jo. art. 7:670b BW). Handelen in strijd met deze norm impliceert onrechtmatigheid en à fortiori de plicht tot schadevergoeding.2 Proeftijd-ontslag in strijd met het verbod van discriminatie kan als misbruik van bevoegdheid worden aangemerkt en om die reden vernietigbaar zijn.3
Tijdens de proeftijd is het, ondanks de in artikel 7:646 lid 8 BW neergelegde verschuiving van de bewijslast ten voordele van de werknemer, moeilijk om feiten aan te voeren die het veronderstelde onderscheid kunnen doen vermoeden. Allereerst is de proeftijd van relatief korte duur. De in artikel 7:669 BW geformuleerde plicht om op verzoek van de werknemer de opzeggingsreden schriftelijk te motiveren, heft dit bezwaar naar mijn mening in onvoldoende mate op. Het blijft immers voor de werkgever desondanks mogelijk om een valse reden voor de opzegging tijdens de proeftijd op te geven. De positie van de werknemer is dus, ook in deze situatie, net als in zijn algemeenheid tijdens de proeftijd, bijzonder zwak.