Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/7.3.2.9
7.3.2.9 Nadere bespreking van enkele overige factoren
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Ook studievertraging zal vaak vermogensschade opleveren door extra studiekosten of door later intreden op de arbeidsmarkt. Zie Storm, Kamp & Schön 1995, p. 197.
In dit verband wordt vooral in de literatuur nogal eens de factor 'verminderde huwelijkskansen' genoemd. Zie Overeem 1979, p. 35-36; Bouman & Tilanus 1998, nr. 38 en Den Ouden-Huygen 1985, p. 11. Vollbehr 1989, p. 147, constateert dat deze factor in de jurisprudentie sporadisch wordt genoemd, zodat de invloed ervan statistisch niet kan worden vastgesteld. In de rechtspraak komt men in dit verband soms curieuze overwegingen tegen. Zie Rb. Amsterdam 10 augustus 1994, VRS 1997,81: 'Rechtbank houdt ook rekening met een sociaal isolement en verminderde kansen op huwelijksmarkt, hoewel, volgens de rechtbank, dit laatste ook zou hebben gespeeld, maar wellicht niet in die mate, indien de heupzenuw niet zou zijn beschadigd.' Zie voorts Hof 's-Gravenhage 7 januari 1988, VR 1990, 80, VRS 1997, 155 (amputatie arm 12-jarige): 'Meisjes reageren geschokt en vreemden kijken hem raar aan.' Zie voor het eigen recht op smartengeld van naasten en nabestaanden wegens de door henzelf geleden immateriële schade hfdst. 6.
Daarbij dient te worden bedacht dat de arbeidsongeschiktheid als zodanig m.n. voor de begroting van de vermogensschade relevant zal zijn.
Zie voor een voorbeeld waarin een bepaald letsel soms bijzonder zwaar kan vallen Rb. Zwolle 28 augustus 1996, NJ 1997,537; VRS 1997,151 (vervolg op Njkort 1995,51) (verminking rechterhand moslimvrouw).
In zekere zin wordt aldus uitgegaan van een min of meer abstracte schadeberekening als minimum, met een correctie in opwaartse zin indien concrete omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Zie voor een geval waarin de leeftijd in deze zin expliciet in de motivering van de omvang van het smartengeld werd betrokken Rb. Arnhem 22 december 1994, VRS 1997,102 (zenuwletsel bij 2-jarig kind door onjuiste injectie). In dezelfde zin Rb. 's-Gravenhage 1 maart 1995, VRS 1997,108 (amputatie been 16-jarige); Hof Amsterdam 19 maart 1992, VR 1993, 32; VRS 1997, 159 (jeugdige leeftijd 'in niet onaanzienlijke mate' in besluit over hoogte van het smartengeld betrokken) en Rb. Amsterdam 3 februari 1993, VRS 1997, 349.
Zie voor resp. Duitsland, Engeland en Nederland in dezelfde zin Hacks, Ring & Böhm 1997, p. 11; Consultation Paper 140, p. 24 en o.m. Overeem 1979, p. 34; Knol 1986, p. 74 en Storm, Kamp & Schön 1995, p. 305. Vollbehr 1989, p. 48, constateert dat in de rechtspraak een hogere leeftijd bij licht letsel 'smartengeldverhogend werkt' en bij zeer ernstig letsel juist verlagend.
In deze zin bijv. Ktg. Arnhem 13 juni 1988, VRS 1997, 149 (verlies twee vingers linkerhand; 'jeugdige leeftijd, waardoor zij in staat zal zijn zich aan te passen aan haar handicap'). Voorts Hof Arnhem 31 januari 1989, VRS 1997,173 (vrij groot litteken op voorhoofd 'hetgeen op hogere leeftijd ten gevolge van kaalheid moeilijk te camoufleren zal zijn'.)
Zie voor het Engelse recht Consultation Paper 140, p. 26, waar wordt geconstateerd dat vrouwen hogere bedragen krijgen dan mannen bij 'disfigurement' en dat verlies van huwelijkskansen vaker relevant lijkt te worden geacht bij vrouwen. Pieters & Van Busschbach 1989, p. 144, constateren in Nederlandse dossiers dat de invloed van littekens niet afhankelijk is van sekse. Vollbehr 1989, p. 148, constateert een mogelijk verschil in behandeling doordat vrouwen bij een gelijk aantal dagen verblijf in het ziekenhuis iets minder smartengeld krijgen.
Zo bijv. Knol 1986, p. 74 en Storm, Kamp & Schön 1995, p. 288-289. Voor het Engelse recht in deze zin Consultation paper 140, p. 22. Zie voor rechtspraak in deze zin Hof Amsterdam 8 juni 1973, VR 1975, 60 (Van Kooten/Pielage); Rb. Leeuwarden 25 februari 1981, VR 1984, 1 (Toxopeus/Van den Akker) en Ktg. Utrecht 30 november 1988, VRS 1997, 219.
Consultation Paper 140, p. 26. Zie voor een voorbeeld waarinde rechter de oorzaak expliciet meeweegt Ktg. Zwolle 29 mei 1990, Prg. 1990,3286; VRS 1997,91 (hoogspanningslijnwerker klimt in mast die door fout van werkgever onder hoogspanning staat).
Zie voor het Engelse recht m.b.t. beenamputaties Judicial Studies Board 1997, p. 34: 'At or towards the top of the range would come the traumatic amputation in a horrendous accident, where the injured person remained fully conscious or where attempts to save the leg resulted in numerous operations with surgical amputation taking place years after the event.'
In de zin van 'hoe meer schuld, hoe meer leed'. Vgl. § 2.5.3.2 onder a. Zie expliciet in deze zin Rb. Rotterdam 14 augustus 1992, VRS 1997, 670 ('smartegeld wordt hoger wanneer het letsel met boos opzet is toegebracht').
In deze zin Rb. Rotterdam 19 oktober 1990, VRS 1997, 76 (bedrag met / 5.000 verhoogd 'vanwege het psychische lijden mede vanwege de schadevergoedingskwestie') en Rb. Alkmaar 15 december 1988, VRS 1997, 78 (rechtbank neemt mede in aanmerking de lange duur van de procedure en de belasting die dat voor betrokkenen pleegt in te houden). Zie m.b.t. het Duitse recht Hacks, Ring & Bóhm 1997, p. 13, die spreken van een algemene tendens in de rechtspraak in deze richting, gebaseerd op de genoegdoeningsgedachte. Zie voor een geval waarin in een ongefundeerd beroep op eigen schuld aanleiding werd gezien het smartengeld te verhogen OLG Nürnberg 30 april 1997, VersR 1997, 1108.
Onder bijzondere omstandigheden is wellicht denkbaar dat de bejegening door de laedens na het initiële schadetoebrengende feit als zodanig een zelfstandige normschending oplevert die een belediging inhoudt of geestelijk letsel veroorzaakt en op die grond (zelfstandig) recht geeft op vergoeding van immateriële schade.
Zie daarover nader § 9.2.2. De uitspraak die Schadevergoeding (Deurvorst) art. 106, aant. 22 vermeldt (Hof Arnhem 25 april 1995, TvC 1995,213 (Hof vermenigvuldigt het provisioneel toe te wijzen bedrag met factor 2.25 wegens extreem lange duur van de procedure)) betreft volgens die uitspraak eveneens de wettelijke rente.
Zie hiervoor § 2.5.3.2.
Zie bijv. ehrm 8 februari 1996, N] 1997,286 (Hiv-besmetting na bloedtransfusies). Zie over deze problematiek nader Van Emmerik 1997, p. 208 e.v.
a Uitwerkingen op werk, studie, relaties en vrijetijdsbesteding
Letsel leidt dikwijls tot tijdelijke of blijvende beperkingen van de arbeidscapaciteit. Dat aspect komt in de eerste plaats tot uitdrukking in de vergoeding van vermogensschade wegens het verlies van verdiencapaciteit.1 Daarnaast kan verlies van werk en van mogelijkheden op dat punt van grote invloed zijn op het welzijn van de gelaedeerde. Hiervoor is reeds aangegeven dat het niet aangaat om eerst te waarderen op welke wijze een bepaalde soort letsel in het algemeen van invloed is op het welzijn van de gelaedeerde om daar vervolgens aan toe te voegen een waardering van de mate waarin de gelaedeerde in concreto wordt gehinderd. In de geschetste begrotingswijze is dan ook bijvoorbeeld in het algemeen geen vooraanstaande plaats voor een afzonderlijk meewegen van de concrete mate van arbeidsongeschiktheid. Hetzelfde geldt in beginsel voor de invloed van het letsel op de sociale omgeving2 en op vrijetijdsbesteding.
Het voorgaande neemt niet weg dat er redenen kunnen zijn voor een correctie op de algemene waardering van het letsel in die gevallen waarin het letsel de betrokken gelaedeerde in het bijzonder raakt. Men denke aan betrekkelijk gering letsel dat leidt tot een zeer hoge mate van arbeidsongeschiktheid voor het specifieke beroep van de gelaedeerde, zoals armletsel voor een professionele tennisser.3 Hetzelfde geldt met betrekking tot studie, relaties en vrijetijdsbesteding.4 Men denke in verband met het laatste aan het klassieke voorbeeld van een amateurpianist met blijvend letsel aan een hand.
In dergelijke gevallen is mijns inziens plaats voor enige correctie op de uitkomst van de algemene waardering van het letsel. Wanneer men de verschillende soorten letsels waardeert in verschillende categorieën met zekere marges binnen iedere categorie zal een dergelijke bijstelling doorgaans kunnen plaatsvinden binnen die marges.
Wanneer men aanneemt dat bijzondere verzwarende omstandigheden aanleiding kunnen geven tot vermeerdering, rijst tevens de vraag of er in bijzondere gevallen ook plaats is voor vermindering van het smartengeld, bijvoorbeeld indien de benadeelde ondanks ernstig letsel in het geheel geen hinder ondervindt in werk en vrijetijdsbesteding. Hoewel een dergelijke gedachtegang voor de hand ligt, acht ik het wenselijker om hier niettemin uit te gaan van de algemene waardering van het letsel, om te voorkomen dat de benadeelde wordt aangezet tot het schetsen van een ernstiger beeld van zijn situatie dan in werkelijkheid bestaat en om kranige slachtoffers die de gevolgen door eigen inzet weten te beperken niet te ontmoedigen.5
b Leeftijd en geslacht
De leeftijd van de benadeelde bepaalt op zichzelf niet de omvang van het nadeel, maar is in verband met andere factoren wel relevant. Zo zal hij de duur van het lijden beïnvloeden, in die zin dat het invalide slachtoffer met een hoge levensverwachting moet worden geacht langer hinder te ondervinden van zijn invaliditeit.6 In dat verband kan de leeftijd in ogenschouw worden genomen als factor die aanleiding geeft tot een nadere afstemming van het smartengeld binnen de te bepalen marges.7 Ook is wel aangevoerd dat jongere slachtoffers dikwijls sneller genezen of beter met hun handicaps kunnen leren omgaan dan oudere.8
Het geslacht bepaalt op zichzelf evenmin de omvang van het nadeel, maar ook overigens valt niet in te zien waarom het geslacht van invloed dient te zijn op de omvang van het smartengeld. In de rechtspraak kunnen soms niettemin verschillende verbanden tussen het geslacht en de omvang van het smartengeld worden geconstateerd.9
c Mate van bewustheid
Betrekkelijk algemeen wordt aangenomen dat verminderd bewustzijn een verlagende invloed dient te hebben op de omvang van het smartengeld, omdat slachtoffers die zich niet ten volle bewust zijn van hun situatie minder lijden.10 Deze problematiek dient te worden onderscheiden van die van algehele bewusteloosheid en daarop volgend overlijden. Met betrekking tot volstrekt bewustelozen is hiervoor in § 2.5.6.4 het standpunt ingenomen dat hen geen smartengeld toekomt, maar daarmee is over de relevantie van de mate van bewustzijn voor de omvang van het smartengeld nog niets gezegd. Men denke in dit verband met name aan gevallen waarin de benadeelde zich in mindere mate bewust is van zijn situatie, bijvoorbeeld op grond van zeer jeugdige leeftijd of als gevolg van storing van zijn hersenfuncties.
Ook in dergelijke gevallen zou ik in beginsel willen uitgaan van de hiervoor geschetste algemene waardering van de aard en ernst van het letsel. Deze waardering is immers gebaseerd op de gedachte dat een persoon met een bepaald letsel doorgaans in een bepaalde mate wordt getroffen, waarmee per definitie tot op zekere hoogte wordt geabstraheerd van het werkelijke lijden. In zeer sprekende gevallen van voortdurende ernstige vermindering van bewustzijn is niettemin enige ruimte voor vermindering van het smartengeld. Bij jonge kinderen met letsel met blijvende gevolgen acht ik doorgaans geen plaats voor een dergelijke vermindering, omdat zij zich op latere leeftijd ten volle bewust zullen worden van de aard en ernst van het letsel.
d Oorzaak, aard aansprakelijkheid, vertraging in afwikkeling
Ook de wijze van ontstaan kan de ernst van het nadeel beïnvloeden. Zo wordt wel aangenomen dat bijzonder afschrikwekkende omstandigheden waaronder het letsel ontstaat een verhogende invloed dienen te hebben op het smartengeld.11 Aldus zou het verlies van een arm door een ongeval als ernstiger kunnen worden aangemerkt dan wanneer dit geschiedt door operatieve amputatie onder verdoving. Dergelijke omstandigheden verdienen aandacht bij de bepaling van de plaats van het letsel binnen de te bepalen marges van de letselcategorie.12
In deze sfeer kan ook de mate van schuld van de laedens worden beschouwd als een factor die de ernst van het nadeel enigszins kan beïnvloeden.13 Ook daarvoor is mijns inziens evenwel slechts een bescheiden invloed weggelegd. De Hoge Raad heeft in het verleden de aard van de aansprakelijkheid als relevante factor geplaatst naast de aard, de duur en de intensiteit van de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Dit suggereert dat de aard van de aansprakelijkheid een zelfstandige factor is die niet zozeer in verband moet worden gezien met de ernst van het lijden, maar los daarvan een rol kan spelen. Daarop zal in het volgende hoofdstuk met betrekking tot het causaal verband en de matiging nader worden ingegaan.
Soms vindt men in de rechtspraak en de literatuur de gedachte dat een trage schadeafwikkeling of de houding van de laedens tijdens de procedure aanleiding is voor een verhoging van het smartengeld.14 Hoewel aannemelijk is dat een vertraagde schadeafwikkeling en een onwelwillende opstelling van de laedens bij de benadeelde ergernis veroorzaken, acht ik dit omstandigheden waaraan hooguit een rol in de marge toekomt als het gaat om de omvang van het smartengeld.15 In de eerste plaats laten deze factoren - en met name het antwoord op de vraag aan wie zij zijn toe te schrijven - zich vaak moeilijk objectief vaststellen. Het vertragingsaspect wordt bovendien als zodanig recht gedaan met de verplichting tot vergoeding van wettelijke rente.16 Voorts kan worden aangetekend dat ook bij de vergoeding van vermogensschade geen plaats is voor een dergelijke 'opslag', terwijl het smartengeld ten slotte geen bijzondere bestraffende rol toekomt.17 Van de hier gestelde vraag naar vertraging in de schadeafwikkeling door de laedens is te onderscheiden de problematiek van de door de rechterlijke instanties in acht te nemen redelijke termijn in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM. Het betreft daar vooral de rechterlijke verantwoordelijkheid, waarvan verzaking kan resulteren in een (zelfstandige) aanspraak van de daardoor benadeelde jegens de overheid.18