Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 603 Uitzondering in verband met nationaliteit
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
De tenuitvoerlegging van een aanhoudingsbevel mag niet worden geweigerd op grond van het feit dat de gezochte persoon onderdaan is van de uitvoerende staat.
2.
Het Verenigd Koninkrijk en de Unie, namens elk van haar lidstaten, kunnen elk het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie ervan in kennis stellen dat de betrokken staat overlevering van eigen onderdanen niet, of slechts onder bepaalde door hem aan te geven voorwaarden, zal toestaan. De kennisgeving moet gebaseerd zijn op redenen die verband houden met de grondbeginselen of praktijken van de interne rechtsorde van het Verenigd Koninkrijk of van de staat namens welke een kennisgeving is gedaan. In dat geval kan de Unie, namens elk van haar lidstaten, of het Verenigd Koninkrijk het Gespecialiseerd Comité voor samenwerking inzake rechtshandhaving en justitie binnen een redelijke termijn na ontvangst van de kennisgeving van de andere Partij ervan in kennis stellen dat de uitvoerende rechterlijke autoriteiten van de lidstaat of van het Verenigd Koninkrijk, naargelang van het geval, de overlevering van eigen onderdanen aan die staat kunnen weigeren, of slechts onder bepaalde aan te geven voorwaarden zullen toestaan.
3.
Wanneer een staat heeft geweigerd een aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen op grond van het feit dat, in het geval van het Verenigd Koninkrijk, die staat een kennisgeving heeft verricht, of, in het geval van een lidstaat, de Unie namens hem een kennisgeving heeft verricht als bedoeld in lid 2, overweegt die staat, rekening houdend met de standpunten van de uitvaardigende staat, tegen zijn eigen onderdaan een procedure in te stellen die vergelijkbaar is met het voorwerp van het aanhoudingsbevel. Wanneer een rechterlijke autoriteit beslist geen dergelijke procedure in te leiden, moet het slachtoffer van het strafbaar feit dat aan het aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, overeenkomstig het toepasselijke interne recht informatie over de beslissing kunnen ontvangen.
4.
Wanneer de bevoegde autoriteiten van een staat overeenkomstig lid 3 een procedure instellen tegen de eigen onderdaan, zorgt die staat ervoor dat zijn bevoegde autoriteiten passende maatregelen kunnen nemen om de slachtoffers en getuigen bij te staan in omstandigheden waarin die ingezetenen van een andere staat zijn, met name wat betreft de wijze waarop de procedure wordt gevoerd.