Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken
Artikel 5 [Kosten en vergoedingen]
Geldend
Geldend vanaf 29-07-1933
- Bronpublicatie:
31-05-1932, Stb. 1933, 364 (uitgifte: 21-07-1933, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
29-07-1933
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-12-1966, Trb. 1966, 295 (uitgifte: 01-01-1966, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
(a)
Behoudens het in de volgende alinea's van dit artikel bepaalde zijn geen heffingen of vergoedingen van welken aard ook ter zake der mededeeling van stukken door de eene Hooge Verdragsluitende Partij aan de andere verschuldigd.
(b)
Telkens wanneer overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 stukken zijn medegedeeld, zal de Hooge Verdragsluitende Partij, door wier Consulairen Ambtenaar de aanvrage om mededeeling is gedaan, aan de andere Hooge Verdragsluitende Partij betalen alle vergoedingen of kosten, verschuldigd krachtens het recht van het land alwaar de mededeeling is gedaan, aan de personen, die daarbij hunne diensten hebben verleend, alsmede alle vergoedingen en kosten veroorzaakt door het doen van de mededeeling in een bijzonderen vorm. Deze vergoedingen en kosten worden berekend met inachtneming van de tarieven, geldende voor de onderdanen van het land, alwaar de mededeeling is gedaan.
(c)
De terugbetaling van deze vergoedingen en kosten kan, tegelijk met het toezenden van het bij artikel 3 (g) bedoelde bewijsstuk, door de bevoegde autoriteit, door wier zorgen de mededeeling is geschied, worden gevorderd van den Consulairen Ambtenaar, door wien de aanvrage is gedaan.