PJ 2019/44
Vermoeden kennelijk onbehoorlijk bestuur bij niet tijdig melding betalingsonmacht. Tegenbewijs slechts door de bestuurder aan wie het niet tijdig melden niet is te wijten.
Rb. Rotterdam 14-11-2018, ECLI:NL:RBROT:2018:10856
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
14 november 2018
- Magistraten
Mr. C. Bouwman
- Zaaknummer
C/10/530430 / HA ZA 17-657
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS46536:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Aansprakelijkheid
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Employee benefits (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBROT:2018:10856, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 14‑11‑2018
ECLI:NL:RBROT:2018:6205, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 27‑06‑2018
- Wetingang
Art. 23 Wet Bpf 2000
Essentie
Vermoeden kennelijk onbehoorlijk bestuur bij niet tijdig melding betalingsonmacht. Tegenbewijs slechts door de bestuurder aan wie het niet tijdig melden niet is te wijten.
Samenvatting
Dit is het vervolg op het tussenvonnis in dit geding van Rb. Rotterdam 27 juni 2018, PJ 2018/157. Bij niet tijdige melding van betalingsonmacht is er een vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Tot tegenbewijs wordt slechts toegelaten de bestuurder aan wie het niet tijdig melden niet is te wijten. Daarmee heeft de wetgever voor een situatie als de onderhavige, waarin de betalingsonmacht niet is gemeld, het wettelijk vermoeden tot een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.