V-N 2018/6.12
Geringe Belgische thuiswerkzaamheden blijven buiten beschouwing bij bepaling toepasselijke wetgeving
HR 19-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:50, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 januari 2018
- Magistraten
Feteris, Koopman, Fierstra, Groeneveld, Wortel
- Zaaknummer
14/05851
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928111:1
- Vakgebied(en)
Premieheffing / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:50, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑01‑2018
ECLI:NL:HR:2015:3176, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑10‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:397, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 31‑03‑2015
- Wetingang
art. 14 lid 5 en 5ter Verordening (EEG) 987/2009; art. 13 lid 2 onderdeel a en art. 14 lid 2 onderdeel b Verordening (EEG) nr. 1408/71; art. 13 lid 1 Verordening (EEG) nr. 883/2004
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat X niet moet worden beschouwd als een persoon die werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van twee lidstaten pleegt uit te oefenen. Van belang is daarbij dat X slechts 6,5% van zijn arbeidsuren in België heeft verricht.
Samenvatting
Belanghebbende, X, woont in België en werkt in 2009 1872 uur voor de in Nederland gevestigde werkgever E bv, waarvan 121 uur in België. De werkzaamheden in België bestaan uit bezoek aan klanten (17 uur) en thuiswerk (104 uur). Hof ’s-Hertogenbosch beslist dat X belasting- en premieplichtig is in Nederland. In cassatie oordeelt de Hoge ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.