HR 1 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:789.
HR, 28-09-2021, nr. 20/00502
ECLI:NL:HR:2021:1400
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28-09-2021
- Zaaknummer
20/00502
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1400, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑09‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:652
ECLI:NL:PHR:2021:886, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 29‑06‑2021
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hypotheekfraude. Verweer dat ontnemingsvordering moet worden afgewezen op de grond dat in hoofdzaak onherroepelijk is geoordeeld dat betrokkene “meer financieel nadeel dan profijt heeft overgehouden aan bewezenverklaarde feiten”. Is hof in ontnemingszaak gebonden aan oordeel van hof in hoofdzaak dat betrokkene meer financieel nadeel dan voordeel heeft gehad? Klacht faalt op redenen vermeld in HR:2021:789. Volgt verwerping. Samenhang met 20/00543 P. Vervolg op 15/00227 (niet gepubliceerd; strafzaak; geen middelen ingediend, verdachte n-o).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/00502 P
Datum 28 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 februari 2020, nummer 21-007046-15, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de betrokkene.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de verwerping door het hof van het verweer dat de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden afgewezen. Het voert daartoe aan dat in de hoofdzaak onherroepelijk is geoordeeld dat de betrokkene “meer financieel nadeel dan profijt heeft overgehouden aan de bewezen verklaarde feiten”.
2.2
De klacht faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad op 1 juni 2021 heeft uitgesproken in de zaak 20/00533 P, ECLI:NL:HR:2021:789.
3. Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2021.
Conclusie 29‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hypotheekfraude. Verweer dat ontnemingsvordering moet worden afgewezen op de grond dat in hoofdzaak onherroepelijk is geoordeeld dat betrokkene “meer financieel nadeel dan profijt heeft overgehouden aan bewezenverklaarde feiten”. Is hof in ontnemingszaak gebonden aan oordeel van hof in hoofdzaak dat betrokkene meer financieel nadeel dan voordeel heeft gehad? Klacht faalt op redenen vermeld in HR:2021:789. Volgt verwerping. Samenhang met 20/00543 P. Vervolg op 15/00227 (niet gepubliceerd; strafzaak; geen middelen ingediend, verdachte n-o).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/00502 P
Zitting 29 juni 2021
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de betrokkene.
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 5 februari 2020 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 290.403,42. Na te hebben volstaan met de enkele constatering van een overschrijding van de redelijke termijn, heeft het hof aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van hetzelfde bedrag.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 19/05515, 19/05652, 19/05436, 19/05868, 19/05701 en 20/00543. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. Mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
4. Bij de beoordeling van de middelen stuitte ik op het arrest van Uw Raad van 1 juni 20211.in de zaak met griffienummer 20/00533. Die zaak vertoont samenhang met de onderhavige zaak en met de overige zaken hierboven genoemd.2.Bovendien zijn de middelen die in de zaak met griffienummer 20/00533 zijn voorgesteld qua volgorde, vormgeving en inhoud nagenoeg identiek aan de middelen voorgesteld in de onderhavige zaak en eveneens afkomstig van mr. R. Zilver.
5. Ik volsta hier dan ook met een verwijzing naar de conclusie van mijn ambtgenoot Bleichrodt in de zaak met griffienummer 20/00533.3.Op de gronden als genoemd in die conclusie moeten de middelen in de onderhavige zaak eveneens falen.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑06‑2021
Op de inhoudelijke zitting van het hof van 22 januari 2020 zijn de zaken tegen de betrokkenen [betrokkene 1] (21-007048-15), [betrokkene 2] (21-007047- 15) en [betrokkene] (21-007046-15) gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld; zie p. 1 van voornoemd proces-verbaal. Deze samenhang is in de cassatieprocedure kennelijk – tot nu toe – deels onopgemerkt gebleven.
Conclusie van 6 april 2021, ECLI:NL:PHR:2021:297.