RvdW 2023/315
Doodslag (art. 287 Sr) op echtgenoot. Klachten over afwijzing verzoek verrichten nader onderzoek naar gehoor verbalisant en verwerping verweer dat door deze verbalisant opgemaakt p-v n.a.v. OVC-gesprek niet voor bewijs mag worden gebruikt. HR: Hof heeft oordeel dat verdachte bewezenverklaarde heeft begaan o.m. gebaseerd op uitvoerige vaststellingen over daderwetenschap, (dader)sporen en verklaring die zoon van verdachte en slachtoffer ttz. in h.b. als getuige heeft afgelegd. Verklaring houdt in dat verdachte, tijdens OVC-gesprek dat zij in PI op fluistertoon met getuige voerde, heeft gezegd: “Ik heb hem vermoord”. Hof heeft geoordeeld dat zijn conclusie wordt bevestigd door waarneming verbalisant, die heeft verklaard in OVC-gesprek te hebben gehoord dat verdachte tegen haar zoon zei: “Ik heb hem vermoord”. Verweer houdt in dat betreffende p-v onvoldoende betrouwbaar is wegens twijfel over deskundigheid verbalisant en omdat niet kan worden aangenomen dat hij over (veronderstelde) zeer goed gehoor beschikt. Verzoek tot nader onderzoek strekt ertoe onderzoek te laten verrichten naar deskundigheid en gehoorvermogen verbalisant. Hof heeft dit verzoek afgewezen omdat noodzaak daartoe niet is gebleken. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat betreffende verklaring niets inhoudt wat niet kan worden aangemerkt als mededeling van f&o die verbalisant zelf heeft waargenomen of ondervonden. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, nu het gaat om weergave van eigen zintuigelijke waarnemingen van verbalisant. Hof heeft daarmee kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat p-v niet moet worden beschouwd als mededeling van deskundige aard over wat zijn wetenschap en kennis verbalisant leert over opname a.b.i. art. 343 en 344 lid 1 onder 4 Sv. Hof heeft bij verwerping verweer m.b.t. betrouwbaarheid p-v o.m. betrokken dat werkzaamheden verbalisant sinds aanstelling in 2007 bestaan uit uitluisteren en verwerken van opgenomen communicatie. In licht van vorengaande heeft hof verweer verworpen op gronden die deze verwerping kunnen dragen. Ook afwijzing verzoek tot nader onderzoek is niet onbegrijpelijk. Daarbij neemt HR mede in aanmerking dat hof waarneming verbalisant heeft aangemerkt als bevestiging van op overige delen van bewijsvoering gebaseerde conclusie van hof dat verdachte slachtoffer om het leven heeft gebracht en dat getuigenverklaring en waarneming verbalisant elkaar over en weer bevestigen. Volgt verwerping.
HR 21-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:266
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 februari 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
21/05217
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:266, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑02‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1166, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑2022
Essentie
Doodslag (art. 287 Sr) op echtgenoot. Klachten over afwijzing verzoek verrichten nader onderzoek naar gehoor verbalisant en verwerping verweer dat door deze verbalisant opgemaakt p-v n.a.v. OVC-gesprek niet voor bewijs mag worden gebruikt. HR: Hof heeft oordeel dat verdachte bewezenverklaarde heeft begaan o.m. gebaseerd op uitvoerige vaststellingen over daderwetenschap, (dader)sporen en verklaring die zoon van verdachte en slachtoffer ttz. in h.b. als getuige heeft afgelegd. Verklaring houdt in dat verdachte, tijdens OVC-gesprek dat zij in PI op fluistertoon met getuige voerde, heeft gezegd: “Ik heb hem vermoord”. Hof heeft geoordeeld dat zijn conclusie wordt bevestigd door waarneming ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.