Rb. Rotterdam, 01-06-2016, nr. 5020812 VZ VERZ 16-8574
ECLI:NL:RBROT:2016:4136
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
01-06-2016
- Zaaknummer
5020812 VZ VERZ 16-8574
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:4136, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 01‑06‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/1559
AR-Updates.nl 2016-0575
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0575
Uitspraak 01‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst ex 7:671b afgewezen. 7:669 lid 3 sub d en h. Onvoldoende gebleken dat herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 5020812 VZ VERZ 16-8574
uitspraak: 1 juni 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NN Insurance Personeel B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
verzoekster,
tevens verweerster ter zake van het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E.S. Stal,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats],
verweerster,
tevens verzoekster ter zake van het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. Dreessen.
Partijen worden hierna aangeduid als NN en [verweerster].
1. Het verloop van de procedure
1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- -
het verzoekschrift met producties, ter griffie ontvangen op 20 april 2016;
- -
het verweerschrift met producties;
- -
de brief van de gemachtigde van NN d.d. 4 mei 2016, met één aanvullende productie;
- de brief van de gemachtigde van NN d.d. 6 mei 2016, met twee aanvullende producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 mei 2016. Namens NN zijn verschenen de heren [M.] (leidinggevende van [verweerster], hierna: [M.]) en [P.] (HR Business Partner a.i., hierna: [P.]), bijgestaan door de gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten doen toelichten door hun respectieve gemachtigden. De gemachtigde van NN heeft dit gedaan aan de hand van een pleitnotitie, die is overgelegd. Van het overigens ter zitting verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3
De kantonrechter heeft de beschikking bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten.
2.1
[verweerster] is per 1 oktober 2011 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) NN in de functie van Medewerker Financial Accounting D. [verweerster] is sinds juni 2013 werkzaam binnen het team Accounting 1 (Financial Accounting Leven) van het onderdeel Service Center Finance (SCF). De werkzaamheden van [verweerster] zien met name op het verzorgen van tussenrekeningen en de financiële maandafsluiting voor de rapportage van de maand-cijfers voor het bedrijfsonderdeel NN Leven.
2.2
In het verslag van het beoordelingsgesprek over het kalenderjaar 2013 is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Ontwikkelpunten:
1. Inhoudelijk kennis. Je mist zowel kennis van Leven, wat deels ook logisch is omdat je nog maar halfjaar hier werk, als ook bedrijfseconomische/boekhoud kennis. Om het werk binnen de FA (ktr: Financial Accounting) goed te kunnen doen is kennis van de business en hoe eea boekhoudkundig/financieel werkt cruciaal.
2. Probleemanalyse. Je hebt moeite om boven de materie uit te komen. Dit komt bijvoorbeeld naar voren id rapportage die in eerste instantie niet to the point genoeg is, maar ook mondeling lukt het je niet altijd goed om kort en bondig een probleem samen te vatten. Je hebt hier in het afgelopen halfjaar wel ontwikkeling doorgemaakt maar je nog niet op het gewenste niveau.
3. Efficiency: mede door bovenstaande ontwikkelpunten rendeert je inzet niet optimaal. Je hebt meer tijd of bijsturing nodig om tot een kwalitatief goed eindresultaat te komen.
Overall zit je kracht meer op de soft skils dan op de harde inhoud. Dit heeft als mogelijk voordeel dat je hieraan goed kan werken. Denk bijvoorbeeld na over het volgen/afronden van een economische HBO opleiding. Dit is vanuit SCF gezien een must.”
Het functioneren van [verweerster] over het jaar 2013 is beoordeeld met een 4 (nog te ontwikkelen) op een schaal van 1 tot en met 6, waarbij 1 staat voor uitstekend en 6 voor onvoldoende.
2.3
Tijdens een gesprek op 27 januari 2014 hebben [verweerster] en [M.] afgesproken dat [verweerster] op 1 maart 2014 start met de opleiding HBO Bedrijfseconomie via het NTI.
2.4
In het verslag van het beoordelingsgesprek over het kalenderjaar 2014 is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Ontwikkelafspraak: In maart/april 2014 start ik met de opleiding Bedrijfseconomie. (…)
Afsluitende beoordeling: Je hebt het afgelopen jaar 1 vak gehaald. Effectief is dit echt te weinig. Het is van cruciaal belang dat je hier de draad oppakt en met zichtbare resultaten komt. Zonder HBO diploma is er geen toekomst voor je binnen Accounting 1. (…)
Ontwikkelafspraak: Kennis verbreding en verdieping. Zowel op het gebied van tussen-rekeningen (verdieping) als van het Leven bedrijf (verbreding) en dat laatste met name om de kaders van de tussenrekeningen te begrijpen. (…)
Afsluitende beoordeling: In werk rond de tussenrekeningen nog niet voldoende groei laten waarin kennisontwikkeling is gebleken. (…)
Opmerkingen manager:
(…) Je ontwikkelpunten blijven zitten op inhoud, financieel economische achtergrond en het echte boekhouden. Ondanks dat je hier wel ontwikkeld hebt zit het nog niet op het niveau waar het zijn moet. Voorbeelden die dit onderstrepen:
- Twijfels over JP’s echt begrijpen,
- aandachtspunten wel signaleren maar lukt niet voldoende om dit te vertalen in to the point rapportage op papier;
- veel woorden nodig maar lukt niet om issue concreet te maken.
De ontwikkeling hiervan blijft onverminderd een aandachtspunt.
Daarnaast heb je onvoldoende voortgang op je studie behaald. Het hebben van een HBO diploma van een financieel / economische opleiding is een harde eis om binnen SCF werkzaam te zijn. En dus is er zonder HBO diploma geen toekomst voor jou binnen Accounting 1. Maak voor volgend jaar een concreet plan hoe je je studie gaat oppakken.
Overall een 4 score.”
2.5
In het verslag van het coaching gesprek dat op 23 juni 2015 heeft plaatsgevonden tussen [verweerster] en [M.] is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
[voornaam verweerster] (ktr: [verweerster]) heeft de afgelopen 2 jaar een 4 beoordeling gekregen. Tijdens de coaching op 23.6 is vooral stil gestaan bij haar ontwikkelpunten. Over het eerste halfjaar heeft [voornaam verweerster] onvoldoende ontwikkeling laten zien op haar ontwikkelpunten te weten.
1. Analytisch vermogen. Dit blijkt onder andere uit dat [voornaam verweerster] moeite heeft om haar analyses naar een hoger niveau te trekken, In haar bewoordingen zowel schriftelijk als mondeling lukt het haar onvoldoende om haar punt duidelijk naar voren te brengen. (…)
Overall betekent zou het er nu op neer komen dat [voornaam verweerster] een 5 score zou krijgen.
Tenslotte hebben we kort stil gestaan bij de opties hoe we verder kunnen gaan. We hebben de volgende opties besproken:
1. Voortzetting van huidige rol binnen SCF waarbij het risico bestaat dat [voornaam verweerster] in de 2e helft van jaar nog steeds niet de gewenste ontwikkeling laat zien en er aan het einde van het jaar een 5 score uitkomt.
2. Met de hulp van loopbaanbegeleiding op zoek naar een andere rol binnen NN.
3. Op zoek naar een ander rol buiten NN, ook evt. met loopbaanbegeleiding. Hierbij zal er dan een financieel voorstel gedaan worden om het arbeidscontract te beëindigen.”
2.6
In het verslag van het coaching gesprek dat op 3 september 2015 tussen [verweerster] en [M.] heeft plaatsgevonden is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Naar aanleiding van het eerste coachingsgesprek heeft [voornaam verweerster] periodiek overleg met [R.] inzake de tussenrekeningen. (…) Over de afgelopen 2 maanden nog niet de groei gezien om van de 5 score af te komen. (…) Ten aanzien van je analysevaardigheden lukt het je nog niet, bijv. in overleggen inzake tussenrekeningen of werkoverleg, om to the point aan te geven wat er op een tussenrekening speelt. (…) We hebben het kort gehad over je studie. Je hebt aangegeven dat je het zeker gezien deze situatie lastig vind om de juiste motivatie te vinden. Het aantal vakken wat je dit jaar hebt behaalt is beperkt tot 1. Ten aanzien van opties hoe verder te gaan hebben we afgesproken dat we naast volledige inzet om te slagen in huidige rol (optie 1) ook optie 2 (het zoeken naar een andere rol binnen NN) zullen opstarten. [E.] plant een afspraak in met HR hoe we dit verder kunnen oppakken.”
2.7
Per emailbericht van 15 oktober 2015 heeft [P.] [verweerster], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Dit is het cv dat ik heb teruggevonden in onze systemen. Ik denk dat het goed is dat je een nieuw opzet maakt.
Ik ben zelf een groot voorstander van het voorbeeld dat ik als word document heb toegevoegd.
Via deze link kun je nog de nodige informatie vinden die je kan helpen bij het opzetten van je CV.
Je loopbaanadviseur zal je hierbij ook kunnen adviseren en ondersteunen.
Mocht je nog vragen hebben dan hoor ik het graag.”
2.8
Per emailbericht van 24 november 2015 heeft [verweerster] [P.], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Een korte vraag aan jou: zijn er nog andere mogelijkheden?
Nu hebben we 2 keer een gesprek gehad waarin ik meer dan eens erop gewezen ben dat ik echt moet vertrekken. Ondanks dat ik actief aan het kijken ben, heb ik helaas nog geen oplossing gevonden.”
Per emailbericht van 25 november 2015 heeft [P.] [verweerster], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Vergeet niet dat veranderen van functie tijd kost en ook veel moeite. Maar de aanhouder wint! Rechts- of linksom heb je te maken met een zoek- en oriëntatietraject daarom is het wat ons betreft ook verstandig om de zoektocht zowel intern als extern te voeren. Vraag gelijktijdig aan je loopbaancoach ook tips en advies over je zoektraject aanpak, CV, elevator pitch en dergelijke.
Als je eind maart nog niets hebt dan zullen we je een beëindigingsvoorstel voorleggen en met je bespreken.
Wat andere interne mogelijkheden betreft. Het is lastig, het grootste gedeelte van de organisatie zit in een krimp traject.
Als duidelijk is wat je zoekprofiel is dan kan ik ook nog wel kijken of er “stage” mogelijkheden zijn bij andere afdelingen. Maar dat zal de periode in principe niet verlengen.
Wellicht goed om aan het zoekprofiel te werken zodat je daar snel zicht op krijgt.”
2.9
In het verslag van het beoordelingsgesprek over het kalenderjaar 2015 d.d. 12 januari 2016 is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“Vanuit de beoordelingen van de voorgaande jaren lagen er voor [voornaam verweerster] dit jaar 3 belangrijke doelstellingen. (…)
1. Analyse vaardigheden. Hierin heb je afgelopen jaar niet de gewenste verbetering laten zien. Bijvoorbeeld in besprekingen lukt het je niet om kort en bondig te vertellen waar een tussenrekening over gaat. Je gebruikt vaak veel worden zonder dat je tot de kern komt. Dat laat zien dat je niet boven de stof staat om een onbekende in je verhaal mee te nemen. Ook lukte het je bijvoorbeeld niet om tot een goed plan van aanpak te komen voor het tussenrekeningen project (zie ook punt 2). Je verzandt snel in de details van tussenrekeningen en hebt daardoor geen overzicht meer wat de kern en het doel van project is. (…)
3. Voortgang studie. Je hebt dit jaar 1 vak behaald en bent gedurende het jaar gestopt met de studie. Je was de studie vorig jaar (2014) gestart om zo de noodzakelijke inhoudelijke baggage mee te krijgen voor je werk binnen SCF / Accounting. Ook vorig jaar was het aantal behaalde vakken beperkt en om die rede was het voor dit jaar nog belangrijker om de nodige vakken te halen. Dat is niet gelukt en je hebt besloten de studie te stoppen omdat je de motivatie niet meer kon opbrengen.
Op basis van bovenstaande krijg je een 5 score.
Ik ben van mening dat je in een andere rol beter tot je recht zal komen. Daarom is in oktober 2015 in overleg met jou het besluit genomen om je nu de tijd te geven (tot 1 april 2016) om te zoeken naar een andere rol binnen NN of eventueel daarbuiten. Tevens is er een loopbaan-begeleidingstraject gestart om je daarbij te helpen. (…) Naar mijn mening zou een minder financieel inhoudelijke rol beter bij je passen. Een rol waarin je sterke communicatieve vaardigheden beter tot zijn recht zullen komen. Ik hoop dat je erin slaagt om een passende rol te vinden.”
2.10
Per emailbericht van 5 februari 2016 heeft [P.] [verweerster], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“Wij denken dat je er goed aan doet om in het loopbaantraject te komen tot een zoekprofiel en vervolgacties in te plannen om je zoektocht naar een nieuwe functie concreter te maken zowel in je zoektocht naar functies intern als extern. (…)
We hebben eind september voor het eerst rond de tafel gezeten m.b.t. de start van een loopbaanadviesgesprek gelet op de functioneringssituatie. We hebben toen een periode van half jaar uitgetrokken zodat je je stappen kon zetten in je zoektocht naar een vervolgfunctie. Mocht het niet lukken om intern of extern een rol te vinden dan zullen wij eind maart met een voorstel komen om het dienstverband te beëindigen.”
2.11
Per emailbericht van 1 maart 2016 heeft het NTI [verweerster], voor zover thans van belang, als volgt bericht:
“We begrijpen dat het een teleurstelling is dat de klassikale lessen in jaar 3 niet door zullen gaan. Graag wil ik je er nog even aan herinneren dat de opleiding per 22 maart automatisch wordt beëindigd. Wanneer je de opleiding online/regulier verder wilt vervolgen horen we dit graag zo spoedig mogelijk van je.”
Per emailbericht van 7 maart 2016 heeft [verweerster] het NTI, voor zover thans van belang, het volgende bericht:
“Ik zal de studie niet verder volgen in de aangeboden online/reguliere vorm.”
2.12
[verweerster] heeft over het beoordelingsgesprek van 12 januari 2016 op 17 maart 2016 een klacht ingediend bij de Commissie Klachten en Geschillen. Op 2 mei 2016 heeft de secretaris van de Commissie kenbaar gemaakt dat de klacht niet verder in behandeling wordt genomen vanwege de onderhavige procedure.
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1
Het verzoek strekt tot onmiddellijke ontbinding, althans op de kortst mogelijke termijn, van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerster], kosten rechtens.
3.2
Aan haar verzoek heeft NN, naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten en voor zover thans van belang, (uiteindelijk) het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
Primair is sprake van ongeschiktheid van [verweerster] tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW. Het functioneren van [verweerster] heeft, ondanks de inspanningen van NN om dit naar het niveau te tillen dat bij de functie van [verweerster] wordt verwacht, na bijna drie jaar niet de nodige verbetering laten zien. Het volgen en afronden van een opleiding op HBO niveau is wat NN betreft - mede vanwege het disfunctioneren - noodzakelijk voor de uitoefening van de functie van [verweerster]. Van een voortzetting in deze functie kan dan ook geen sprake meer zijn, nu [verweerster] de voor de uitoefening van haar functie benodigde studie heeft beëindigd.
3.2.2
In september 2015 is afgesproken dat [verweerster], in het kader van een herplaatsingstraject, op kosten van NN een loopbaanadviesgesprek krijgt. Daarnaast heeft [verweerster] hulp ontvangen bij sollicitaties c.q. gesprekken voor interne vacatures en heeft [P.] [verweerster] geholpen met het opstellen van haar CV. Voorts heeft [verweerster] een workshop solliciteren gevolgd. NN heeft zoveel als mogelijk getracht [verweerster] te helpen bij het zoeken naar een functie elders. Na een periode van ruim zes maanden heeft de herplaatsing van [verweerster], mede vanwege het feit dat NN een krimpende organisatie is, niet tot het gewenste resultaat geleid.
3.2.3
Subsidiair blijkt uit al het voorgaande dat sprake is van een omstandigheid anders dan in artikel 7:669 lid 3 sub a tot en met g BW genoemd waardoor van NN in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te laten voortduren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub h BW. Die omstandigheid is erin gelegen dat [verweerster] is gestopt met de voor de uitoefening van haar functie benodigde opleiding.
3.2.4
NN stelt zich op het standpunt dat er geen plaats is voor toekenning van de transitie-vergoeding, dan wel een andere vergoeding, omdat de gronden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst volledig in de risicosfeer van [verweerster] liggen en de noodzaak voor ontbinding volledig aan haar is te wijten en toe te rekenen, zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW.
4. Het verweer en het (voorwaardelijk) tegenverzoek
4.1
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen omdat het verzoek prematuur is, NN [verweerster] niet tijdig in kennis heeft gesteld van haar standpunt dat het functioneren onvoldoende zou zijn, NN geen verbetertraject heeft aangeboden en NN niet althans onvoldoende heeft onderzocht of er herplaatsings-mogelijkheden voor [verweerster] zijn.
4.2
Subsidiair, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerster]
- kort samengevat - om:
- -
aan haar een transitievergoeding van € 5.642,00 bruto en een billijke vergoeding van € 15.000,00 bruto toe te kennen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van deze vergoedingen;
- -
bij het bepalen van de ontbindingsdatum rekening te houden met de opzegtermijn zoals nader in het verweerschrift omschreven;
- -
te verklaren voor recht dat [verweerster] niet is gehouden de gemaakte studiekosten voor de opleiding HBO Bedrijfseconomie bij NTI geheel of gedeeltelijk aan NN te voldoen.
4.3
Op het verweer wordt, voor zover nodig, onder de beoordeling nader ingegaan.
5. De beoordeling
ten aanzien van het verzoek van NN
5.1
Met het oog op artikel 7:671b lid 2 BW constateert de kantonrechter allereerst dat NN onweersproken heeft gesteld dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het bestaan van enig opzegverbod. De kantonrechter heeft geen aanleiding daarover anders te oordelen en gaat daarom uit van de juistheid van die mededeling.
5.2
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst tussen partijen op verzoek van NN ontbinden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:671b lid 1 en 2 jo. 7:669 lid 1 BW). In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. NN voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in het disfunctioneren van [verweerster], dan wel in andere dan de in voornoemd lid genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van NN in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d respectievelijk sub h BW. De kantonrechter stelt voorop dat verschillende gronden die elk op zichzelf onvoldoende zijn voor ontbinding niet bij elkaar kunnen worden “opgeteld” om een ontbinding te kunnen dragen. Van de door NN aangevoerde gronden moet er ten minste één op zichzelf voldragen zijn.
disfunctioneren
5.3
Uit artikel 7:669 lid 3 sub d BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als sprake is van ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
5.4
Het disfunctioneren van [verweerster] is volgens NN gelegen op het gebied van probleem-analyse en oordeelsvorming alsmede (gebrek aan) basiskennis op algemeen financieel/ economisch niveau en meer specifiek op het gebied van boekhouden. Dat genoemde punten onder het voor de functie van [verweerster] vereiste niveau liggen, is door [verweerster] niet (gemotiveerd) weersproken. Weliswaar heeft [verweerster] erop gewezen dat zij een klacht heeft ingediend tegen haar beoordeling over het kalenderjaar 2015, maar zij heeft deze klacht niet in het geding gebracht en evenmin aangevoerd op welke punten zij het met de beoordeling niet eens is. Bovendien valt op dat [verweerster] in reactie op de betreffende beoordeling heeft aangegeven “samen te willen kijken naar een andere functie”, zodat het erop lijkt dat [verweerster] zich bij de negatieve beoordeling heeft neergelegd.
5.5
[verweerster] heeft gesteld dat het voor haar pas in september 2015 duidelijk is geworden dat NN zodanige kritiek op haar functioneren heeft, dat zij zich zorgen moet maken over het behoud van haar dienstverband. Pas tijdens het beoordelingsgesprek op 12 januari 2016 is [verweerster] duidelijk en concreet kenbaar gemaakt welke punten matig of onvoldoende zijn. Omdat NN toen al maanden geleden het herplaatsingstraject had ingezet en er wat NN betreft geen weg meer terug was, waren de geuite kritiekpunten mosterd na de maaltijd, aldus [verweerster].
5.6
De kantonrechter volgt dit standpunt van [verweerster] niet. Uit de hiervoor onder 2.2 weergegeven inhoud van het beoordelingsverslag over het kalenderjaar 2013 blijkt dat [verweerster] er reeds toen op is gewezen dat zij cruciale bedrijfseconomische/boekhoudkundige kennis mist en dat het volgen/afronden van een economische HBO opleiding vanuit SCF gezien een must is. Blijkens hetgeen hiervoor onder 2.4 is weergegeven, is met betrekking tot het kalenderjaar 2014 met [verweerster] besproken dat haar inhoudelijke kennis nog niet op het gewenste niveau is en dat zij met haar studie onvoldoende voortgang heeft behaald. [verweerster] is er nogmaals op gewezen dat het hebben van een HBO diploma een harde eis is om binnen SCF werkzaam te blijven en dat er zonder HBO diploma geen toekomst is voor [verweerster] binnen het team Accounting 1. Dat de inhoudelijke kennis van [verweerster] bijzondere aandacht behoefde en dat haar verdere loopbaan bij SCF van de ontwikkeling van deze kennis afhankelijk zou zijn, heeft NN derhalve al in een vroeg (en dus tijdig) stadium aan de orde gesteld. Anders dan door [verweerster] is aangevoerd, kon zij - mede gelet op het voorgaande - uit het enkele feit dat haar dienstverband per 1 oktober 2013 voor de duur van een jaar en vervolgens per 1 oktober 2014 voor onbepaalde tijd is verlengd, niet het vertrouwen putten dat er op haar functioneren niets aan te merken zou zijn. De contracts- verlengingen moeten immers tevens worden bezien tegen de achtergrond van de start met een HBO studie, waarmee [verweerster] haar vakinhoudelijke kennis op het gewenste niveau zou kunnen krijgen, waarop NN naar eigen zeggen heeft vertrouwd.
5.7
[verweerster] heeft verder gesteld dat NN haar geen eerlijke kans heeft geboden om haar functioneren te verbeteren. Van gedegen ondersteuning c.q. begeleiding om het functioneren op het gewenste niveau te krijgen is geen sprake geweest, aldus [verweerster]. [verweerster] miskent hierbij dat een HBO opleiding bij uitstek de mogelijkheid biedt om vakinhoudelijke kennis, het voornaamste kritiekpunt van NN, verder te ontwikkelen. [verweerster] heeft in dit kader aangevoerd dat NN niets heeft gedaan om [verweerster], die begin 2015 te kennen heeft gegeven vanwege haar zware privésituatie moeite te hebben met de studie, de helpende hand te bieden om de opleiding tot een succes te maken. NN had [verweerster] bijvoorbeeld bijlessen kunnen laten volgen of een tutor kunnen aanbieden die haar bij haar huiswerk en/of tentamenvoorbereiding had kunnen begeleiden en ondersteunen. NN heeft hierover aangevoerd dat [verweerster] haar privéomstandigheden nooit, althans niet eerder dan in oktober 2015 met NN heeft besproken, zodat [verweerster] NN ook niet de mogelijkheid heeft geboden om haar vanwege die reden een helpende hand bij haar studie te bieden.
5.8
Nergens blijkt uit dat [verweerster] aan NN te kennen heeft gegeven behoefte te hebben aan begeleiding/ondersteuning bij haar studie, zo constateert de kantonrechter. Juist omdat het grote belang van het volgen van de HBO opleiding voor de voortgang van het dienst-verband van [verweerster] voor haar duidelijk was, althans had moeten zijn, had het naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van [verweerster] gelegen om een actievere rol met betrekking tot (begeleiding bij) haar opleiding aan te nemen. NN kan niet worden verweten dat zij in dit kader onvoldoende zorg heeft betracht.
5.9
[verweerster] heeft nog aangevoerd dat zij er niet zelf voor heeft gekozen de HBO opleiding te beëindigen, maar dat het NTI de opleiding heeft beëindigd omdat er te weinig aanmeldingen waren om de opleiding klassikaal aan te bieden. Zonder klassikale lessen, heeft [verweerster] geen vertrouwen in een goed verloop van de studie. Ook in dit kader is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van [verweerster] heeft gelegen om, na ontvangst van het hiervoor onder 2.11 weergegeven bericht van het NTI, in overleg met NN te treden over mogelijke oplossingen en niet op eigen initiatief en zonder samenspraak de opleiding te beëindigen. Doordat [verweerster] dit heeft nagelaten, is het (voortijdige) einde van de opleiding haar aan te rekenen.
5.10
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 3 sub d BW. Daarom zal hierna worden beoordeeld of herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
herplaatsing
5.11
De werkgever dient te onderzoeken of de werknemer is te herplaatsen in een andere passende functie, al dan niet na scholing. De werkgever dient hierbij actief te begeleiden, initiërend te werk te gaan en voor zover redelijk, eventueel aanwezige belemmeringen voor een nieuwe functie weg te nemen. Dat kan zijn door bij de openstaande vacatures te bekijken in hoeverre problemen met een eventueel niet direct aansluitend CV voor de vacature kunnen worden opgelost en in gesprek met leidinggevenden en de werknemer naar concrete oplossingen te zoeken (ECLI:NL:RBAMS:2015:8045).
5.12
Vooropgesteld wordt dat NN een grote organisatie is, met naar eigen zeggen 11.500 werknemers in dienst. Het enkel wijzen op openstaande vacatures (die er kennelijk, ondanks de krimpende organisatie wel zijn) in combinatie met het aanbieden van hulp bij het solliciteren, is gelet op de omvang van de organisatie van NN naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende om aan voornoemde inspanningsverplichting te voldoen. Niet is gebleken dat NN een actievere inbreng heeft gehad in het herplaatsingstraject en zélf onderzoek heeft gedaan naar herplaatsingsmogelijkheden, terwijl NN aangeeft dat [verweerster] in een andere rol wél goed tot haar recht zou kunnen komen. Uit hetgeen hiervoor onder de vaststaande feiten is weergegeven, met name onder 2.7, 2.8 en 2.10, volgt dat NN het initiatief in het herplaatsingstraject grotendeels aan [verweerster] heeft gelaten en voornamelijk een afwachtende houding heeft aangenomen. Van NN mocht echter worden verwacht dat zij een meer initiërende rol zou aannemen, met name toen bleek dat [verweerster] in veel gevallen niet eens voor een sollicitatiegesprek voor een interne functie werd uitgenodigd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat herplaatsing van [verweerster] in een andere passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is.
andere omstandigheden
5.13
Uit artikel 7:669 lid 3 sub h BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden als sprake is van andere dan de onder a tot en met g genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeids-overeenkomst te laten voortduren. Het enkele feit dat de door NN aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot ontbinding op de zogenoemde d-grond hebben kunnen leiden, in dit geval omdat onvoldoende aan de herplaatsingsverplichting is voldaan, heeft niet tot gevolg dat vervolgens sprake is van de in artikel 7:669 lid 3 sub h BW bedoelde situatie. NN heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd die zelfstandig tot de conclusie kunnen leiden dat er overigens sprake is van omstandigheden die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.14
Het verzoek komt aldus niet op de h-grond voor toewijzing in aanmerking.
slotsom
5.15
Gelet op het vorenstaande wordt het verzoek afgewezen. NN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
ten aanzien van het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verweerster]
5.16
De kantonrechter komt niet toe aan beoordeling van het tegenverzoek van [verweerster], nu de voorwaarde waaronder dit verzoek is ingesteld - toewijzing van het ontbindingsverzoek - niet is vervuld.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de door NN verzochte ontbinding af;
veroordeelt NN in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart deze beschikking voor wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
673