Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/6.4.2.2.3
6.4.2.2.3 Verrekening van de in art. 51 lid 1 Fw bedoelde vorderingen
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS375955:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Voetnoten
Voetnoten
Zie Kortmann en Faber 1995, p. 132; Bakkerus 2000, p. 199; Faber 2005, nr. 329 en Damsteegt-Molier 2009, p. 130-132. Anders Winter 1992, p. 202; Verstijlen 1994-1, p. 239; Huizink 1995, p. 19; Van Schilfgaarde, noot onder HR 30 september 1994, Nl 1995, 626 (Kuijsters/Gaalman q.q.), onder 6; Boschma 1997, p. 121; Van Koppen 1998-1, p. 189 en 244 en Wessels 2010, nr. 3245 en 3246, die van oordeel zijn dat de vordering niet aan de schuldenaar, maar aan de curator toekomt.
Zie over de vraag wanneer de vordering ex art. 51 lid 3 Fw er een op de boedel is § 5.2.2 van dit hoofdstuk.
Zie HR 30 september 1994, I\lf 1995, 626, nt. PvS (Kuijsters/Gaalman q.q.).
Zie Kortmann en Faber 1995, p. 133. Zie ook Jol 1996, p. 205 en Faber 2005, nr. 461.
De in art. 51 lid 1 Fw bedoelde vorderingen behoren tot het afgescheiden vermogen van de schuldenaar (de faillissementsboedel).1 Deze schuld aan de boedel kan slechts worden verrekend met vorderingen op de boedel (vgl. art. 6:127 lid 3 BW), waaronder die van art. 51 lid 3 Fw.2 Verrekening met eenfaillissementsvordering op de schuldenaar is niet mogelijk. Volgens de Hoge Raad is verrekening in dat geval in strijd met het doel en de strekking van art. 42 jo. 51 Fw.3 Kortmann en Faber komen tot hetzelfde resultaat, maar zijn van oordeel dat verrekening reeds onmogelijk is omdat niet aan de vereisten van art. 53 lid 1 Fw is voldaan.4 De in art. 51 lid 1 Fw bedoelde schuld aan de boedel bestaat volgens hen voor toepassing van art.
53 Fw niet al vóór de faillietverklaring. Het feit dat aan de vernietiging terugwerkende kracht is verbonden, staat hier volgens Kortmann en Faber niet aan in de weg. De desbetreffende schuld vloeit volgens hen evenmin voort uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht, maar vindt zijn rechtstreekse grondslag in het beroep op de faillissementspauliana. De regel dat de in art. 51 lid 1 Fw bedoelde schuld aan de boedel niet kan worden verrekend met een faillissementsvordering op de schuldenaar, zou in het voorgestelde art. 3.2.7 lid 1 van het Voorontwerp Insolventiewet worden gecodificeerd.