Besluit BVA-stelsel Rijksdienst 2021
Artikel 3 BVA - functie
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (23-12-2020).
- Bronpublicatie:
18-12-2020, Stcrt. 2020, 62845 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 4169072)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2020, Stcrt. 2020, 62845 (uitgifte: 23-12-2020, regelingnummer: 4169072)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Bestuur
Openbare orde en veiligheid / Riskmanagement
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De minister die belast is met de leiding van een ministerie draagt zorg voor de aanstelling van een BVA. De BVA heeft een kaderstellende, adviserende en toezichthoudende rol over de integrale beveiliging van het departement. Er kan voor twee of meer ministeries één BVA aangesteld worden.
2.
De secretaris-generaal die belast is met de ambtelijke leiding van een ministerie, is eindverantwoordelijk voor de integrale beveiliging en de inrichting en werking van het departementale beveiligingsstelsel. Deze secretaris-generaal stelt, binnen de rijksbrede kaders, het departementale integrale beveiligingsbeleid vast.
3.
De BVA heeft een onafhankelijke positie en rechtstreeks toegang tot de secretaris-generaal van het ministerie. De onafhankelijke positie is nodig voor het systeemtoezicht op de opzet, bestaan en werking van de integrale beveiliging van het departement.
4.
De benoeming en het ontslag van een BVA geschiedt na overleg met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
5.
De BVA is verantwoordelijk voor het inrichten van de BVA-functie voor het ministerie en de onder haar ressorterende dienstonderdelen.
6.
De BVA is agendalid van de Bestuursraad van het ministerie.
7.
De BVA neemt, namens het ministerie, deel aan het BVA-beraad, bedoeld in artikel 10.
8.
De BVA is standaard lid van het departementale Kerncalamiteitenteam dat bijeengeroepen wordt in geval van een calamiteit die gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering en veiligheid van de aanwezigen.
9.
De BVA-functie wordt zodanig ingericht dat over voldoende kennis en ervaring wordt beschikt om de taken, bedoeld in artikel 4, uit te voeren.