Einde inhoudsopgave
Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening
Artikel 8 Tussentijdse beëindiging afkoelingsperiode
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
06-07-2020, Stb. 2020, 240 (uitgifte: 13-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2020, Stb. 2020, 241 (uitgifte: 13-07-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Schuldhulpverlening
Huurrecht / Algemeen
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
1.
Het college is gehouden de rechtbank te verzoeken om tussentijdse beëindiging van de afkoelingsperiode indien:
- a.
het verzoek voor een afkoelingsperiode blijkt te zijn gebaseerd op onjuiste informatie van de kant van de cliënt en geen verzoek zou zijn gedaan als het college had beschikt over de juiste gegevens;
- b.
de machtiging aan de schuldhulpverlener tot beheer van de boedel van de cliënt is ingetrokken of handelingen zijn of worden verricht waardoor een of meerdere schuldeisers worden benadeeld;
- c.
de cliënt wordt geacht weer aan al zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen;
- d.
het met de afkoelingsperiode samenhangende schuldhulpverleningstraject is of wordt beëindigd;
- e.
de cliënt in ernstige mate of herhaaldelijk tekortschiet in de nakoming van een van de in artikel 6, onderdelen a tot en met d dan wel f, genoemde verplichtingen;
- f.
de cliënt de in artikel 6, onderdeel e, genoemde betalingsverplichtingen heeft geschonden, waardoor ten aanzien van ten minste één van die verplichtingen een betalingsachterstand is ontstaan van één maand of meer.
2.
In overige gevallen kan het college de rechtbank verzoeken om tussentijdse beëindiging van de afkoelingsperiode.
3.
De cliënt kan de rechtbank verzoeken om tussentijdse beëindiging van de afkoelingsperiode als hij aannemelijk maakt in staat te zijn aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen.
4.
De afkoelingsperiode eindigt van rechtswege met het overlijden van de cliënt.