Dit zijn de gezamenlijke eisers in eerste aanleg.
HR, 22-09-2017, nr. 16/02960
ECLI:NL:HR:2017:2444, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-09-2017
- Zaaknummer
16/02960
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
Juridische beroepen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2444, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑09‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:407, Gevolgd
Verwijzing naar: ECLI:NL:GHDHA:2021:1385
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:635, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
ECLI:NL:PHR:2017:407, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑04‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2444, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2016
- Wetingang
art. 162 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
Ondernemingsrecht 2017/149 met annotatie van Chr.M. Stokkermans
AR 2017/4937
NJ 2017/395 met annotatie van P. van Schilfgaarde
AR 2018/197
AR 2018/201
AR 2018/203
AR 2018/204
AA20180043 met annotatie van B.F. Assink
JIN 2017/192 met annotatie van M. Poelsema
JA 2017/153 met annotatie van mr. drs. R.T.L. Vaessen
TvPP 2017, afl. 6, p. 235
NTHR 2017, afl. 6, p. 370
JOR 2017/285 met annotatie van mr. J.M. Blanco Fernández
OR-Updates.nl 2021-0351
JIN 2017/192 met annotatie van M. Poelsema
JA 2017/153 met annotatie van mr. drs. R.T.L. Vaessen
JOR 2017/285 met annotatie van mr. J.M. Blanco Fernández
Uitspraak 22‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Beroepsaansprakelijkheid advocaat. Advisering door advocaat aan commanditaire vennootschap met tegenstrijdig belang tussen beherend en commanditaire vennoten. Belang van de vennootschap. Waartoe advocaat is gehouden. Wanprestatie jegens vennootschap onrechtmatige daad jegens commanditaire vennoten? Verwijzing naar HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:A09069, NJ 2008/587 (Vleesmeesters/Alog) en HR 2 april 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4355, NJ 1983/367.
Partij(en)
22 september 2017
Eerste Kamer
16/02960
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De stichting STICHTING PARTICIPANTEN WARMOND,gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk,
t e g e n
LEXENCE N.V.,gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. D. Rijpma en mr. C.J.A. Seinen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Stichting en Lexence.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/550162/HA ZA 13-1390 van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2014 en 17 september 2014;
b. het arrest in de zaak 200.163.789/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de Stichting beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Lexence heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Stichting mede door mr. A.J.S.M. Tervoort.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en verwijzing.
3. Beoordeling van het middel
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De vennootschappen Euro American International B.V. (hierna: EAI) en Euro American Investment Group B.V. (hierna: EAIG) hebben in 2002 het initiatief genomen om een belegging in het project Bastion de Leede (hierna: het project) in Warmond aan het publiek aan te bieden. Daartoe is de commanditaire vennootschap Euro American Warmond CV (hierna: de CV) opgericht. Tevens is Euro American Warmond B.V. (hierna: EAW) opgericht als bestuurder en beherend vennoot van de CV. In de te dezen relevante periode was EAI enig aandeelhouder en bestuurder van EAIG en EIAG enig aandeelhouder en bestuurder van EAW.
(ii) In december 2002 is het door EAIG (als bestuurder van EAW) opgestelde prospectus voor de CV uitgebracht. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
“I. Voorwoord
De vennootschap zal investeren in de aankoop van grond (waarop een bouwvergunning zal worden verleend), de ontwikkeling en de bouw van een appartementencomplex (…) aan de Leede te Warmond.
(…)
In totaal zijn maximaal 72 participaties met een deelnamebedrag van € 50.000 (…) beschikbaar, hetgeen resulteert in een totaal commanditair vermogen van € 3.600.000. De deelnemers genieten een preferent rendement van 12% (…) lineair op jaarbasis over hun inleg en een overwinstrecht van 40%, waardoor het totaal verwachte (enkelvoudige) rendement 18% lineair op jaarbasis bedraagt. Terugbetaling van de inleg en de uitkering van het verwachte (preferente) rendement zal geschieden bij verkoop van de appartementen aan kopers, dan wel bij herfinanciering van het totale project. De verwachte looptijd van het project, 25 maanden, is afhankelijk van de periode tot vergunningsverstrekking en de verkoopsnelheid van de individuele appartementen.
(…)
De directie van Euro American Warmond BV verklaart dat – voor zover aan haar redelijkerwijs bekend had kunnen zijn – de gegevens in dit prospectus overeenstemmen met de werkelijkheid. Er zijn geen gegevens weggelaten waarvan vermelding de strekking van dit investeringsvoorstel zou wijzigen. De aankoop zal geschieden onder voorbehoud dat de bouwvergunning voor de bouw van de appartementen wordt verleend. Mocht de bouwvergunning niet worden verleend, dan zullen de deelnamebedragen worden terugbetaald.
II. De Investering
(…)
Bijzonderheden
(…)
Terugbetaling van de inleg en uitkering van het verwachte rendement worden voldaan uit de verwachte verkoopopbrengst en vindt plaats na verkoop van de appartementen aan kopers die de appartementen na de bouw zullen betrekken voor recreatieve doeleinden (…).
Ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. De huidige bestemming van de grond is bedrijfsterrein. Het bestemmingsplan dient gewijzigd te worden in meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden. De voorgenomen wijziging vindt plaats door middel van een, reeds in werking gezette, verkorte artikel 19-procedure waarbij de bestemming automatisch wordt gewijzigd bij het verstrekken van de bouwvergunning. De eerste bouwvergunning is reeds in 1999 aangevraagd en zal naar verwachting eind december 2002 worden verleend. Euro American Warmond CV koopt de grond, de opstallen en de plannen onder de opschortende voorwaarde dat de bouwvergunning vóór de overdracht wordt verkregen.
(…)
Toelichting op het investeringsproject
Euro American Warmond CV koopt een kavel grond inclusief de plannen voor ontwikkeling van circa 32 (…) appartementen inclusief parkeerplaats en aanlegsteiger aan de Leede te Warmond. De appartementen hebben een recreatieve bestemming.
(…)
VII Risicoanalyse
Algemeen
Wanneer men bij beleggen een meer dan gemiddeld rendement wenst te behalen, dan betekent dat over het algemeen het nemen van meer dan gemiddeld risico. Dat geldt ook voor deze investering.
(…)
Indien de periode tot vergunningverstrekking langer duurt of het nieuwe bestemmingsplan onvoldoende ruimte biedt om de voorliggende ontwikkeling te realiseren, zal dit naar alle waarschijnlijkheid een negatieve invloed hebben op de projectwinst van Euro American Warmond CV en daarmee een risico vormen dat de participanten (een gedeelte van) het beoogde rendement niet zullen realiseren of in het meest ongunstige geval (een gedeelte) van het ingelegde geld verliezen.”
(iii) Bijlage 1 bij het prospectus is de (concept) cv-overeenkomst. Art. 4 lid 2 daarvan bepaalt dat opzegging of beëindiging van de overeenkomst door een of meer vennoten niet mogelijk is. Art. 11 maakt daarop een uitzondering voor het geval van beëindiging van de CV.
(iv) Op 29 mei 1997 heeft de gemeente Warmond het bestemmingsplan van het gebied waarbinnen het project valt vastgesteld. De bestemming luidde op dat moment “bedrijven”. Met de toenmalige eigenaar van dat terrein heeft de gemeente Warmond op 24 september 1999 een overeenkomst gesloten die ertoe strekte dat de gemeente zou meewerken aan de aanvraag van een bouwvergunning om op het terrein een hotel met haven aan te leggen, mits deze zouden worden gebruikt voor niet-permanente recreatie. Eind juni 2000 is de desbetreffende bouwvergunning aangevraagd. Op basis van de ruimte die de planvoorschriften bij het bestemmingsplan boden, is op 12 juni 2001 het bestemmingsplan voor genoemd terrein gewijzigd in “horeca”. Hieronder moet (mede) worden verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of logies, zo blijkt uit de planvoorschriften. Op 23 januari 2002 is een bouwvergunning verleend voor het oprichten van appartementen/een hotel met haven en steigers (een “botel”).
(v) De CV heeft op 1 december 2002 de grond gekocht waarop het project gerealiseerd moest worden. De grond is geleverd bij notariële akte van 4 februari 2003.
(vi) Bij besluit van 19 augustus 2003 (hierna ook: het herroepingsbesluit) heeft de gemeente Warmond de op 23 januari 2002 verleende bouwvergunning herroepen, omdat het ingediende bouwplan niet voldeed aan de bestemming horeca. Redengevend daarvoor was dat geen sprake was van bedrijfsmatige verstrekking van logies omdat voor de toekomstige eigenaren van de appartementen geen verplichting bestond die te verhuren.
(vii) De CV heeft op 8 september 2003 Lexence ingeschakeld voor advies in verband met de herroeping van de bouwvergunning. Bij brief van 17 september 2003 schreef mr. Van Driel van Lexence aan de CV onder meer:
“Mijn conclusie is dat het door EuroAmerican voorgestane bouwplan – zowel qua toekomstig gebruik als qua bouwhoogte – in strijd lijkt te zijn met het bestemmingsplan.”
(viii) Op 23 september 2003 volgde op het kantoor van Lexence een bespreking met EAIG, waar van de zijde van Lexence mr. Van Schoonhoven aanwezig was. Het gespreksverslag van deze bijeenkomst vermeldt onder meer:
“Lexence geeft aan dat de bouwvergunning terecht is ingetrokken. (…) Er kan dus alleen ontwikkeld worden wanneer er sprake is van het bedrijfsmatig verstrekken van logies door de gebruiker(s). Er geldt zelfs een verbod op gebruik op andere wijze.
Er worden een aantal mogelijkheden besproken.
Optie 1 Stekker eruit en aansprakelijk stellen Smitsloo / Notaris / Gemeente
(…)
Optie 2 Doorgaan en binnen het bestemmingsplan ontwikkelen
(…)
Let op: Indien voor optie 2 gekozen wordt kan het zijn dat EAIG alsnog aansprakelijk wordt gesteld (…).
(…)
Aansprakelijkheden
Er zijn twee partijen die EAIG aansprakelijk kunnen stellen:
1. Vennoten. EAIG moet op korte termijn de vennoten op de hoogte stellen van de gang van zaken. Het zou kunnen dat één of meer vennoten EAIG aansprakelijk stelt omdat zij onder valse voorwendselen in dit project getrokken zijn.
2. Potentiële kopers. (…)
De volgende aktiepunten worden afgesproken:
(…)
- Aktie Lexence: De aansprakelijkheid naar participanten onderzoeken (Er zitten in dit project in totaal 49 participanten)
- Aktie Lexence: Bezwaar maken tegen de herroeping van de bouwvergunning”
(ix) Hierna schreef mr. Van Schoonhoven op 30 september 2003 aan de CV:
“De bestuursrechtelijke kant wordt verzorgd door mijn kantoorgenoot mr. Van Driel. Het hiernavolgende betreft met name de strategie alsmede de civielrechtelijke positie(s) van partijen.
(…)
Tevens is mij gebleken (…) dat het door Euro American voorgestane project qua gebruik in strijd is met het bestemmingsplan en (…) deze strijdigheid niet kan worden weggenomen dan behoudens via hetzij een wijziging van het bestemmingsplan, hetzij een vrijstelling. (…) zelfs indien de bouwvergunning niet zou zijn herroepen dan zou op basis van het bestemmingsplan het gebruik op elk moment hebben kunnen worden stilgelegd hetzij door de gemeente, hetzij door derde-belanghebbenden.
Of het Lexence (…) lukt om alsnog het door Euro American voorgestane project een solide bestuursrechtelijke grondslag te geven valt niet te voorspellen. Vooralsnog heeft de gemeente aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan een vrijstelling of bestemmingsplanwijziging. Blijft de gemeente weigerachtig dan is het in het algemeen moeizaam om een vrijstelling (of bestemmingsplanwijziging) in rechte af te dwingen.
Prospectus
(…)
De prospectus meldt op pagina 5:
“Het bestemmingsplan dient gewijzigd te worden in meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden.”
De Prospectus heeft onmiskenbaar de bedoeling een project van recreatiewoningen voor niet permanent gebruik te omschrijven. (…) Nergens wordt gerefereerd aan een hotel- of botelfunctie dan wel aan het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Dit verklaart ook bovenvermelde uitspraak in de prospectus die daarmee dan ook correct is.
(…)
Voorts meld de prospectus aansluitend op pagina 5:
“De eerste bouwvergunning is reeds in december 1999 aangevraagd en zal naar verwachting eind december 2002 worden verleend.”
Deze uitspraak in de prospectus is niet correct. Immers, de ingediende bouwaanvrage betrof niet het meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden en kon dus nimmer leiden tot een bouwvergunning als bedoeld in de prospectus.
Het voorgaande kan tot aansprakelijkheid leiden (…).”
(x) Lexence heeft namens de CV beroep ingesteld tegen het herroepingsbesluit. In de begeleidende brief bij het conceptberoepschrift schreef mr. Van Driel op 17 oktober 2003:
“Zoals je kunt zien is het een lijvig stuk geworden. Dit vindt natuurlijk zijn oorzaak in het feit dat ons standpunt, namelijk dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, maar zeer moeizaam te verdedigen valt.”
Het herroepingsbesluit is in stand gebleven, zowel in beroep bij de rechtbank, als in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
(xi) Op 20 januari 2005 heeft EAIG aan de (commanditaire) vennoten van de CV een brief gestuurd. Daarin staat onder meer:
“Betreft: Voortgangsbericht bouwvergunningsprocedure Warmond C.V.
(…)
Op 30 november 2004 heeft inzake de procedures tot het verkrijgen van een bruikbare bouwvergunning een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst werd door de advocaat een toelichting gegeven op de gang van zaken en de stand van zaken op dat moment, waarna de aanwezigen gelegenheid hadden om hun (persoonlijke) vragen aan de advocaat voor te leggen. Naar aanleiding van de gestelde vragen is afgesproken dat in januari 2005, nadat voortgang is gemaakt met de juridische procedures, een voortgangsbericht aan alle deelnemers zou worden verzonden.
U treft dit voortgangsbericht van de advocaat hierbij aan, evenals de presentielijst van de vergadering.”
(xii) Het bijbehorende voortgangsbericht vermeldt onder meer:
“Eerste bouwaanvraag
(…) De rechtbank Haarlem heeft bij uitspraak van 1 november 2004 het beroep van Euro American Warmond C.V. tegen de herroeping van de bouwvergunning gegrond verklaard, omdat B&W zich ten onrechte niet hadden uitgelaten over de mogelijkheid om het bouwplan middels een vrijstelling van het bestemmingsplan mogelijk te maken. (…)
Aangezien de raadscommissie (…) te kennen heeft gegeven niet bereid te zijn om vrijstelling te verlenen, is het aannemelijk dat de raad het verzoek om vrijstelling zal afwijzen.
Hoewel de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat het bouwplan (…) in strijd is met het bestemmingsplan. Dit omdat aan de toekomstige eigenaars geen rechtens afdwingbare exploitatie- of verhuurverplichting zou worden opgelegd. (…) Er dient volgens de rechtbank dan ook een geheel nieuwe bouwaanvraag te worden ingediend. Euro American kan zich niet met deze uitspraak van de rechtbank verenigen en heeft dan ook hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. (…)
Tweede bouwaanvraag
Rekening houdend met een eventuele negatieve uitspraak van de rechtbank heeft Euro American zekerheidshalve op 9 juli 2004 alvast een nieuwe bouwaanvraag ingediend voor een gewijzigd bouwplan. Voorafgaand aan die bouwaanvraag heeft Euro American de concept-splitsingsakte gewijzigd, in die zin dat aan de toekomstige appartementseigenaars nu wél een rechtens afdwingbare verhuurverplichting wordt opgelegd. (…)
Vervolgens hebben B&W (…) op 23 september 2004 de gevraagde bouwvergunning geweigerd op de grond dat het toekomstige gebruik van het hotel nog steeds in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. (…)
Tegen de weigering van de bouwvergunning heeft Euro American op 29 oktober 2004 bezwaar ingediend. (…)
B&W hebben (…) de vier voorwaarden genoemd waaraan moet zijn voldaan wil de exploitatie voldoen aan het bestemmingsplan:
1. eigen gebruik kan worden toegestaan gedurende 8 weken per jaar (…);
2. over deze periode is de eigenaar wel de huurprijs, maar geen bemiddelingsbedrag verschuldigd aan de commerciële exploitant;
3. huurt de eigenaar zijn eigendom buiten deze 8 weken, dan betaalt hij naast de marktconforme huurprijs hetzelfde bemiddelingsbedrag als een willekeurige huurder;
4. de commerciële exploitant heeft een duidelijk onafhankelijke positie ten opzichte van de eigenaars (…)
Indien de beslissing op bezwaar negatief uitpakt, kan Euro American een derde bouwaanvraag indienen, die voldoet aan alle door B&W (…) gestelde voorwaarden. (…)”
(xiii) Lexence heeft in een memorandum van 10 juni 2005 aan EAIG geadviseerd inzake de CV. Dit memorandum vermeldt onder meer:
“Strategie jegens de Vennoten
Zoals gezegd, lijken de Vennoten die in de raad van advies zitten nog niet te beseffen dat het Prospectus reeds op het moment van uitgifte onjuistheden bevatte. Euro American zou er daarom voor kunnen kiezen hier op dit moment niets over te zeggen en uitsluitend een standpunt in te nemen over de periode na de overdracht van het perceel.
Euro American zou in dat verband kunnen stellen dat de C.V. door de oorspronkelijke verlening van de bouwvergunning werd gedwongen het perceel af te nemen, en dat op dat moment niet viel in te zien dat de vergunning later weer zou worden ingetrokken. Euro American zou verder het standpunt kunnen innemen dat zij, na de intrekking van de vergunning, geen andere keuze had dan de schade voor de participant zoveel mogelijk te beperken door het project dusdanig te wijzigen dat alsnog een vergunning zou worden verkregen. Het enige alternatief op dat moment was immers het staken van het project, en het nemen van aanloopverliezen. Als dat was gebeurd, zouden de Vennoten niet hun gehele inleg hebben teruggekregen. (…)”
(xiv) Een volgend memorandum van 20 juni 2005 vermeldt onder meer:
“2. Executive summary
• Het Prospectus was niet onjuist ten aanzien van het beoogde gebruik van de appartementen;
• Het Prospectus was wel onjuist ten aanzien van de bestuursrechtelijke situatie;
• De onjuistheid in het Prospectus betrof een punt dat voor de participanten van belang was bij hun risicoanalyse;
• Het verdient aanbeveling de discussie met de participanten te focussen op de koerswending van de gemeente na de levering van het perceel aan de C.V. en te proberen zomin mogelijk aandacht te besteden aan de bestuursrechtelijke situatie ten tijde van de uitgifte van het Prospectus.”
(xv) Op 17 juni 2005 heeft een vergadering van vennoten van de CV plaatsgevonden. Het verslag hiervan vermeldt:
“[betrokkene 1] verzorgt een presentatie, waar het volgende aan kan worden ontleend:
(…)
- het rendement wordt nu op 8-10% geschat; van invloed daarop is evenwel nog het verkooptempo; eerst moet 60% zijn voorverkocht.
(…)
vragen het rendement te garanderen, wat [betrokkene 2] [Hoge Raad: een commanditaire vennoot] doet, is voor EAIG niet aan de orde (…) daarop reagerend stelt [betrokkene 2] dat niet aan het prospectus is voldaan omdat EAIG niet beschikt over grond, waarop in meerdere lagen appartementen mogen worden gebouwd
(…)
[betrokkene 2] blijft er moeite mee houden dat grond is afgenomen, terwijl wel de vergunning was verleend, maar de bestemming niet was veranderd, en vindt dat de halve waarheid is gesproken; het prospectus is zijns inziens dus onjuist, en daarom vindt hij dat het project moet worden hergepositioneerd (…)
(…)
Anders dan [betrokkene 3] stelt, is het project er niet anders op geworden, eruit stappen is niet mogelijk (…)”
(xvi) Een volgende vergadering heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2005. Het verslag daarvan vermeldt:
“Verwachting heden
Opbrengsten Prospectus 24 maanden vertraging
(…)
Totaal rendement 18,4% 8,3%
(…)
[betrokkene 2] wijst erop dat de vergadering bijeen is geroepen, omdat zich een scenario afspeelt dat afwijkt van de prognoses in het prospectus. (…)
[betrokkene 2] wijst erop dat in het prospectus op pagina 5 wordt gemeld dat bij het verlenen van de bouwvergunning automatisch het bestemmingsplan wordt gewijzigd. Dit blijkt zijns inziens feitelijk onjuist te zijn.
(…)
[betrokkene 2] herinnert eraan dat in de laatste vergadering is gezegd dat het bestemmingsplan niet met de bouwvergunning zou worden gewijzigd, conform het vereiste in het prospectus.
(…)
[betrokkene 2] concludeert dat, hetgeen in de prospectus staat, zijns inziens niet overeenkomt met de werkelijkheid. (…)
[betrokkene 2] spreekt zijn zorg uit over het feit dat de vennoten worden geconfronteerd met een zijns inziens onjuiste prospectus op basis waarvan het project mogelijk ontaardt in een “ramp”, waarbij EAIG niet de zekerheid wenst te geven dat er geen negatief rendement zal worden behaald. Dit plaatst de vennoten in een moeilijke positie ten aanzien van eventueel te ondernemen stappen. [betrokkene 2] hoopt dat EAIG alsnog met een voorstel zal komen, om het probleem enigszins op te lossen. (…).”
(xvii) Op basis van een derde bouwaanvraag van april 2005 is in oktober 2005 een bouwvergunning voor het - aangepaste - project verleend. Na (aanvullende) financiering door Syntrus Achmea Vastgoed is in mei 2007 de bouw van het project aangevangen. Na het opzetten van het casco is de bouw gestaakt vanwege het faillissement van de aannemer. In de loop van 2007 heeft overleg plaatsgevonden tussen EAI en de vennoten van de CV over terugbetaling van hun inleg. Op 7 februari 2008 is het faillissement van EAI en EAIG uitgesproken. Op 21 september 2009 heeft de CV het project verkocht voor een bedrag waarmee vervolgens de lening van Syntrus Achmea Vastgoed is afbetaald. Aan de vennoten van de CV is geen betaling gedaan. De bouw van het project is uiteindelijk voltooid.
(xviii) Een aantal aanvankelijk in deze procedure als mede-eisers optredende commanditaire vennoten van de CV (hierna: participanten) hebben met de Stichting een lastgevingsovereenkomst gesloten, inhoudende (onder meer) dat de Stichting op eigen naam, maar voor rekening van de desbetreffende participant de onderhavige procedure tegen Lexence voert. Daarbij is ook bepaald dat de Stichting de aan de participant toekomende rechten ten aanzien van Lexence bij uitsluiting van de participant uitoefent. Met de CV heeft de Stichting een vaststellingsovereenkomst gesloten die kort gezegd inhoudt dat de CV haar eventuele vordering op Lexence overdraagt aan de Stichting.
3.2
De Stichting vordert in deze procedure, op grond van de hiervoor in 3.1 onder (xviii) genoemde lastgeving en overdracht, betaling door Lexence van (i) € 2.824.109,--, zijnde naar de stellingen van de Stichting het bedrag dat de CV zich zou hebben bespaard als Lexence deugdelijk had geadviseerd, en (ii) € 4.213.120,--, zijnde volgens de Stichting het totaalbedrag van de waardevermindering van de inbreng van de participanten, en de door hen ten gevolge van de volgens de Stichting onjuiste advisering van Lexence daarop gemiste rendementen.
3.3
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.4.1
Onderdeel 2 van het middel – onderdeel 1 bevat geen klacht – keert zich met diverse klachten tegen het oordeel van het hof met betrekking tot de vordering van de CV die aan de Stichting is overgedragen. De grondslag van die vordering is dat Lexence is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht die zij met de CV heeft gesloten, althans dat zij onrechtmatig jegens de CV heeft gehandeld. Daarbij gaat het om de hiervoor in 3.1 onder (vii) en verder genoemde advisering van Lexence aan de CV met betrekking tot de gevolgen van de herroeping van de bouwvergunning.
3.4.2
Volgens het hof (in rov. 3.5) heeft de Stichting in dit verband – samengevat weergegeven – aangevoerd:
“Lexence heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 7 [voor advocaten, welke regel de advocaat verbiedt de belangen te behartigen van twee of meer partijen als die belangen tegenstrijdig zijn; toevoeging Hoge Raad] door niet alleen de belangen van de CV te behartigen, maar ook die van EAIG en van de beherend vennoot EAW. Aangezien die belangen uiteen liepen had Lexence zich moeten terugtrekken. Het belang van de CV werd (in elk geval mede) bepaald door de belangen van de participanten nu de financiering van het project was bijeengebracht door de participanten. De bescherming van deze belangen is in het gedrang gekomen ten faveure van de belangen van EAW en EAIG. De belangen van EAW en EAIG brachten mee, dat voor de participanten verborgen zou blijven dat de prospectus op het punt van de bestemming onjuist was, althans dat daarop zo weinig mogelijk de aandacht werd gevestigd. In dat kader konden de procedures dienstig zijn. Dat de aandacht werd afgeleid van de fout in de prospectus was niet in het belang van de CV. Het was daarnaast niet in het belang van de CV om tegen hoge kosten kansarme, kostbare en tijdrovende procedures te voeren. Lexence heeft die procedures niet ontraden, maar daar juist aan meegewerkt en zich aldus niet gedragen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat betaamt, aldus de Stichting.”
3.4.3
Terzake heeft het hof overwogen:
“3.6 Het hof stelt voorop dat (alleen) de CV als opdrachtgever heeft te gelden. Niet in geschil is dat de CV daarbij rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door (alleen) EAW als beherend vennoot. Niet in geschil is voorts dat Lexence geen bemoeienis heeft gehad met het opstellen van het prospectus, de aanvraag van de (oorspronkelijke) bouwvergunning en de aankoop van de grond. Op het moment dat de CV zich tot Lexence wendde, was er een bouwvergunning verleend, had de aankoop van de grond door de CV reeds plaatsgevonden, hadden de participanten reeds als commanditaire vennoten gelden ingelegd en werd de CV geconfronteerd met de herroeping van de bouwvergunning wegens strijd met het bestemmingsplan. Lexence heeft reeds in een vroeg stadium onderkend dat het bouwplan, zoals beschreven in het prospectus, niet aan het bestemmingsplan voldeed, ook niet aan het gewijzigde bestemmingplan. In zoverre was het prospectus onjuist. Zij heeft de beherend vennoot en daarmee de CV daarover meteen geïnformeerd.
3.7
In de vergadering in september 2003 (zie 2.9) zijn door Lexence in het kader van advisering aan EAW en daarmee aan de CV verschillende opties voorgehouden, waaronder de optie om voort te gaan met het bouwplan en te proberen tot ontwikkeling te komen binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Daarbij werd geadviseerd niet de focus te leggen op de fout in de prospectus maar op de mogelijkheden om alsnog tot ontwikkeling te komen. In die optie werd tevens de mogelijkheid voorgehouden om te procederen tegen de herroeping van de vergunning, waarbij ook duidelijk werd gemaakt dat deze procedure geen grote kans van slagen had.
3.8
De CV, vertegenwoordigd door EAW, heeft ervoor gekozen om door te gaan met het bouwplan, de focus te leggen op ontwikkeling binnen het bestemmingsplan en (daartoe) te procederen tegen de herroeping van de vergunning.
3.9
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de CV van meet af aan correct en volledig door Lexence is geïnformeerd over de mogelijkheden, de kansen en de risico’s en op basis van die informatie tot een keuze heeft kunnen komen. De constructie van een CV brengt mee dat de commanditaire vennoten – de participanten – in feite slechts geldschieters zijn. Een CV, ook deze, neemt aan het rechtsverkeer deel door haar beherend vennoot. Die beherend vennoot maakt keuzes en treedt handelend op. Gesprekspartner voor Lexence was dus de beherend vennoot namens de CV. Wat er ook zij van eventuele (interne) verwijten van de participanten jegens de beherend vennoot, die gaan Lexence als buitenstaander niet aan. De CV kan zich er dan ook achteraf niet jegens Lexence op beroepen dat de door haar (vertegenwoordigd door haar beherend vennoot) gekozen koers in strijd zou zijn geweest met haar belangen.
3.10
Op zichzelf is denkbaar dat de belangen van de CV en haar beherend vennoot op enig moment zodanig uiteen gaan lopen, dat van de - voor de CV optredende - advocaat maatregelen gevergd kunnen worden. Naar het oordeel van het hof was daarvan echter ten tijde van de advisering geen sprake. Immers, zoals door Lexence betoogd was de strategie die zij adviseerde in de situatie zoals hierboven onder 3.7 beschreven, erop gericht om de waarde van de aangekochte grond te herstellen en te proberen alsnog een profijtelijke ontwikkeling van die grond te bewerkstelligen. Naar het oordeel van het hof kon Lexence in redelijkheid menen dat zij hiermee zowel in het belang van de CV als in het belang van de beherend vennoot handelde.
3.11
Daarbij komt nog het volgende. De enkele omstandigheid dat Lexence gehandeld zou hebben in strijd met de voor haar als advocaat geldende gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen zou, als dat vast stond, niet voldoende zijn voor het oordeel dat zij jegens de CV als haar cliënt wanprestatie heeft gepleegd en aansprakelijk is voor schade.
3.12
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat Lexence bij de uitvoering van de opdracht van de CV heeft gehandeld in strijd met de voor een advocaat geldende professionele standaard. Van een tekortkoming is dan ook geen sprake, evenmin als van een onrechtmatige daad. Grief 1 faalt derhalve.”
3.5.1
De onderdelen 2.7 en 2.8 van het middel klagen, naar de kern genomen, dat het hof heeft miskend dat het belang van een commanditaire vennootschap mede wordt bepaald door de belangen van de commanditaire vennoten, en dat daarom van Lexence verwacht had mogen worden dat zij de belangen van de commanditaire vennoten mede in aanmerking zou nemen, waaraan niet afdoet dat een commanditaire vennootschap slechts door haar beherend vennoot aan het rechtsverkeer deelneemt. Voorts heeft het hof miskend dat Lexence, hoewel zij wist dat de beherend vennoot EAW een tegenstrijdig belang had met dat van de CV en de beherend vennoten, een koers heeft geadviseerd die in strijd was met het belang van de CV en de commanditaire vennoten. Betoogd wordt dat een advocaat in zo’n geval behoort te adviseren over (de wijze waarop binnen de commanditaire vennootschap zorgvuldig kan worden omgegaan met) die tegenstrijdige belangen en dat hij, zonder waarborgen voor een zorgvuldige omgang met die tegenstrijdige belangen, de beherend vennoot niet langer als (enige) gesprekspartner namens de commanditaire vennootschap mag aanvaarden.
Bij de behandeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld.
3.5.2
De commanditaire vennootschap is een samenwerkingsverband van personen, welk verband bestaat uit een of meer beherend vennoten en een of meer commanditaire vennoten. De draagplicht van de commanditaire vennoten voor de schulden van de vennootschap is beperkt tot (de waarde van) hun inbreng (art. 20 lid 3 WvK).
3.5.3
Op grond van art. 20 lid 2 WvK mag een commanditaire vennoot geen daden van beheer verrichten en niet in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn (zie voor de gronden daarvoor HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1413, NJ 2015/380, rov. 3.4.2). Deze verboden staan niet eraan in de weg dat de vennootschapsovereenkomst de commanditaire vennoten bepaalde (interne) zeggenschapsrechten toekent.
3.5.4
Gelet op het hiervoor in 3.5.2 en 3.5.3 overwogene bestaat het belang van de commanditaire vennootschap in het gezamenlijke belang van de vennoten, dus zowel de beherend als de commanditaire vennoten.
3.5.5
Een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat die een commanditaire vennootschap adviseert, dient zich te richten naar het zojuist in 3.5.4 bedoelde (gezamenlijke) belang van de vennoten. Indien voor de advocaat kenbaar is dat bij (het onderwerp van) zijn advies tegenstrijdige belangen van de vennoten betrokken zijn, dient hij bij zijn advisering met deze tegenstrijdigheid rekening te houden op een wijze die met de aard van de commanditaire vennootschap in overeenstemming is. Dit zal in een geval als het onderhavige meebrengen dat hij op de tegenstrijdigheid van belangen wijst en adviseert hoe daarmee om te gaan. Onder omstandigheden kan deze gehoudenheid van de advocaat meebrengen dat hij zijn werkzaamheden voor de vennootschap dient te beëindigen.
3.6.1
In rov. 3.7 heeft het hof overwogen dat Lexence in de vergadering in september 2003 aan EAW en daarmee aan de CV heeft geadviseerd “niet de focus te leggen op de fout in de prospectus maar op de mogelijkheden om alsnog tot ontwikkeling te komen”. Deze overweging valt mede tegen de achtergrond van het gespreksverslag waarnaar het hof verwijst (en waarvan de inhoud hiervoor is weergegeven in 3.1 onder (viii)), en van de stellingen op dit punt van de Stichting, aldus te verstaan dat Lexence bij haar advisering aan de CV onder ogen heeft gezien en aan EAW als beherend vennoot van de CV heeft voorgehouden dat EAW door de commanditaire vennoten aansprakelijk kan worden gesteld wegens de onjuiste voorstelling van zaken in het prospectus voor de CV. In dit verband heeft het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk EAIG, met wie de vergadering in september 2003 plaatsvond, en EAW met elkaar vereenzelvigd.
3.6.2
Het hof heeft evenwel de wijze van advisering door Lexence niet beoordeeld aan de hand van de hiervoor in 3.5.5 genoemde maatstaf. Met zijn in rov. 3.9 besloten liggende oordeel dat de eventuele aanwezigheid van tegenstrijdige belangen een interne aangelegenheid van de CV betreft, die Lexence als buitenstaander niet aanging, en dat Lexence zich mocht beperken tot contacten met EAW als haar gesprekspartner namens de CV, heeft het hof het hiervoor in 3.5.4 dan wel 3.5.5 overwogene miskend. Dit brengt mee dat de hiervoor in 3.5.1 weergegeven klachten van de onderdelen 2.7 en 2.8 slagen.
3.7.1
Onderdeel 3 keert zich tegen het oordeel van het hof met betrekking tot de vordering van de participanten. Volgens het hof in rov. 3.13 heeft de Stichting in dit verband (samengevat weergegeven) aangevoerd:
“De Stichting stelt voorop dat Lexence zich als advocaat van de CV tevens de gerechtvaardigde belangen van de participanten had moeten aantrekken. De Stichting neemt daarbij in overweging dat de advisering van de CV de facto op kosten van de participanten plaatsvond. Lexence heeft dit onvoldoende gedaan en daarmee onrechtmatig gehandeld jegens de participanten. Zo verwijt de Stichting Lexence dat zij eraan heeft bijgedragen dat de participanten onkundig werden gehouden over de fout in het prospectus. Volgens de Stichting had Lexence niet mogen adviseren om die fout ten opzichte van de participanten te verzwijgen en meer in het bijzonder had Lexence, in de persoon van mr. Van Driel, tijdens de bijeenkomst van 4 oktober 2005 moeten ingrijpen toen namens de beherend vennoot werd gesuggereerd dat het prospectus niet onjuist was. Bovendien was het voeren van een kansloze bestuursrechtelijke procedure er slechts op gericht de discussie over de prospectusaansprakelijkheid uit te stellen.”
3.7.2
Ter zake heeft het hof overwogen:
“3.14 Het hof herhaalt dat de CV als enige opdrachtgever van Lexence te gelden heeft, daartoe rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar beherend vennoot. Het is dan ook de CV jegens wie Lexence een zorgplicht heeft. Hoewel de Stichting wel stelt dat de participanten ervanuit mochten gaan dat Lexence ook hun belangen behartigde, kennelijk ook waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, zodat Lexence een dergelijke zorgplicht jegens hen had, onderbouwt zij die stelling niet. Dat had wel op haar weg gelegen, want in de gegeven verhouding lag besloten dat in beginsel Lexence juist niet (ook) de belangen van de participanten zou behartigen waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, omdat de participanten niet de opdrachtgevers van Lexence waren.
Deze zorgplicht kan zich onder omstandigheden uitstrekken tot derden. Het hof volgt de Stichting echter niet in haar betoog dat Lexence haar zorgplicht jegens de participanten als zodanige derden heeft geschonden. Immers, deze zorgplicht kan niet zover gaan dat van een advocaat verlangd kan worden dat hij handelt in strijd met de belangen van zijn eigen cliënt of dat hij de vertrouwensrelatie met zijn cliënt schaadt. Het advies aan de CV om niet de aandacht te vestigen op de fout in de prospectus, maar zich in te spannen om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen, diende het belang van de CV. Van Lexence kon niet gevergd worden dat zij in strijd met dat belang de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid en aldus wanprestatie jegens haar opdrachtgever zou plegen. Het enkele feit dat de advisering de facto voor rekening van de participanten zou komen, maakt het voorgaande niet anders. Daarbij is mede van belang dat de - zelfverkozen - rechtsverhouding tussen de stille vennoten en de CV zich kenmerkt door het volledig ontbreken van zeggenschap van de participanten.”
3.7.3
Onderdeel 3 klaagt terecht dat deze overweging blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
3.7.4
Het hof heeft ook in rov. 3.14 miskend dat het belang van de commanditaire vennootschap bestaat in het gezamenlijke belang van de vennoten, dus zowel de beherende als de commanditaire vennoten (zie hiervoor in 3.5.4).
3.7.5
Voorts heeft het hof uit het oog verloren dat de participanten commanditaire vennoten van de CV waren en derhalve niet kunnen worden aangemerkt als (willekeurige) derden ten opzichte van de CV. Omdat de belangen van de participanten als commanditaire vennoten nauw waren betrokken bij (het belang van) de CV (zie hiervoor in 3.5.2), diende Lexence als advocaat van de CV mede op hun belangen acht te slaan en levert een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst jegens de CV in beginsel tevens een onrechtmatige daad op jegens de participanten (vgl. HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:A09069, NJ 2008/587 (Vleesmeesters/Alog) en, specifiek met betrekking de aansprakelijkheid van de advocaat, HR 2 april 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4355, NJ 1983/367).
3.8
Onder 2.1 en 3.1 klagen de onderdelen voorts terecht dat de herhaalde overweging van het hof dat alleen de CV als opdrachtgever van Lexence heeft te gelden (rov. 3.6 en 3.14, eerste zinnen), onvoldoende is gemotiveerd in het licht van de gemotiveerde stelling van de Stichting dat Lexence mede heeft gehandeld in opdracht van EAI en/of EAIG (en ook in verband daarmee is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens de CV dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens de CV en de participanten). Nu deze stelling zou kunnen leiden tot toewijzing van de vordering van de Stichting, had het hof niet zonder nadere motivering daaraan mogen voorbijgaan.
3.9
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 februari 2016;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Lexence in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Stichting begroot op € 6.694,26 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 22 september 2017.
Conclusie 14‑04‑2017
Inhoudsindicatie
Beroepsaansprakelijkheid advocaat. Advisering door advocaat aan commanditaire vennootschap met tegenstrijdig belang tussen beherend en commanditaire vennoten. Belang van de vennootschap. Waartoe advocaat is gehouden. Wanprestatie jegens vennootschap onrechtmatige daad jegens commanditaire vennoten? Verwijzing naar HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:A09069, NJ 2008/587 (Vleesmeesters/Alog) en HR 2 april 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4355, NJ 1983/367.
Partij(en)
Zaaknr: 16/02960
mr. L. Timmerman
Zitting: 14 april 2017
Conclusie inzake:
Stichting Participanten Warmond
tegen
Lexence N.V.
1. De feiten
Aan rov. 2.1 t/m 2.18 van het bestreden arrest ontleen ik de volgende vaststaande feiten.
1.1.
De vennootschappen Euro American International B.V. (hierna: EAI) en Euro American Investment Group B.V. (hierna: EAIG) hebben in 2002 het initiatief genomen om een belegging in het project Bastion de Leede (hierna: het project) in Warmond aan het publiek aan te bieden. Daartoe is de commanditaire vennootschap Euro American Warmond CV (hierna: de CV) opgericht. Ook werd opgericht Euro American Warmond B.V. (hierna: EAW), de beherend vennoot van de CV.
1.2.
In december 2002 is het prospectus voor de CV uitgebracht. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
“I. Voorwoord
De vennootschap zal investeren in de aankoop van grond (waarop een bouwvergunning zal worden verleend), de ontwikkeling en de bouw van een appartementencomplex (...) aan de Leede te Warmond.
(...)
In totaal zijn maximaal 72 participaties met een deelnamebedrag van € 50.000 (...) beschikbaar, hetgeen resulteert in een totaal commanditair vermogen van € 3.600.000. De deelnemers genieten een preferent rendement van 12 % lineair op jaarbasis over hun inleg en een overwinstrecht van 40%, waardoor het totaal verwachte (enkelvoudige) rendement 18% lineair op jaarbasis bedraagt. Terugbetaling van de inleg en de uitkering van het verwachte (preferente) rendement zal geschieden bij verkoop van de appartementen aan kopers, dan wel bij herfinanciering van het totale project. De verwachte looptijd van het project, 25 maanden, is afhankelijk van de periode tot vergunningsverstrekking en de verkoopsnelheid van de individuele appartementen.
(...)
De directie van Euro American Warmond BV verklaart dat - voor zover aan haar redelijkerwijs bekend had kunnen zijn - de gegevens in dit prospectus overeenstemmen met de werkelijkheid. Er zijn geen gegevens weggelaten waarvan vermelding de strekking van dit investeringsvoorstel zou wijzigen. De aankoop zal geschieden onder voorbehoud dat de bouwvergunning voor de bouw van de appartementen wordt verleend. Mocht de bouwvergunning niet worden verleend, dan zullen de deelnamebedragen worden terugbetaald.
II. De Investering
(...)
Bijzonderheden
(...)
Terugbetaling van de inleg en uitkering van het verwachte rendement worden voldaan uit de verwachte verkoopopbrengst en vindt plaats na verkoop van de appartementen aan kopers die de appartementen na de bouw zullen betrekken voor recreatieve doeleinden (...).
Ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden. De huidige bestemming van de grond is bedrijfsterrein. Het bestemmingsplan dient gewijzigd te worden in meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden. De voorgenomen wijziging vindt plaats door middel van een, reeds in werking gezette, verkorte artikel 19-procedure waarbij de bestemming automatisch wordt gewijzigd bij het verstrekken van de bouwvergunning. De eerste bouwvergunning is reeds in 1999 aangevraagd en zal naar verwachting eind december 2002 worden verleend. Euro American Warmond CV koopt de grond, de opstallen en de plannen onder de opschortende voorwaarde dat de bouwvergunning vóór de overdracht wordt verkregen.
(...)
Toelichting op het investeringsproject
Euro American Warmond CV koopt een kavel grond inclusief de plannen voor ontwikkeling van circa 32 (...) appartementen inclusief parkeerplaats en aanlegsteiger aan de Leede te Warmond. De appartementen hebben een recreatieve bestemming.
(...)
VII Risicoanalyse
Algemeen
Wanneer men bij beleggen een meer dan gemiddeld rendement wenst te behalen, dan betekent dat over het algemeen het nemen van meer dan gemiddeld risico. Dat geldt ook voor deze investering.
(...)
Indien de periode tot vergunningverstrekking langer duurt of het nieuwe bestemmingsplan onvoldoende ruimte biedt om de voorliggende ontwikkeling te realiseren, zal dit naar alle waarschijnlijkheid een negatieve invloed hebben op de projectwinst van Euro American Warmond CV en daarmee een risico vormen dat de participanten (een gedeelte van) het beoogde rendement niet zullen realiseren of in het meest ongunstige geval (een gedeelte) van het ingelegde geld verliezen.”
1.3.
Bijlage 1 bij het prospectus bevat de (concept) cv-overeenkomst. Artikel 4 lid 2 daarvan bepaalt:
“Opzegging of beëindiging van deze overeenkomst door een of meer vennoten is niet mogelijk, behoudens het bepaalde in artikel 11.”
Artikel 11 van de CV-overeenkomst ziet op beëindiging van de CV.
1.4.
Op 29 mei 1997 heeft de gemeente Warmond het bestemmingsplan van het gebied waarbinnen het project valt, vastgesteld. De bestemming luidde op dat moment “bedrijven”. Met de toenmalige eigenaar van dat terrein heeft de gemeente Warmond op 24 september 1999 een overeenkomst gesloten die ertoe strekte dat de gemeente zou meewerken aan de aanvraag van een bouwvergunning om op het terrein een hotel met haven aan te leggen, mits dat zou worden gebruikt voor niet-permanente recreatie. Eind juni 2000 is de betreffende bouwvergunning aangevraagd. Op basis van de ruimte die de planvoorschriften bij het bestemmingsplan boden, is op 12 juni 2001 het bestemmingsplan voor genoemd terrein gewijzigd in “horeca”. Hieronder moet (mede) worden verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of logies, zo blijkt uit de planvoorschriften. Op 23 januari 2002 is een bouwvergunning verleend voor het oprichten van (een) appartementen/hotel met haven en steigers (“botel”).
1.5.
De CV heeft op 1 december 2002 de grond gekocht waarop het project gerealiseerd moest worden. De grond is geleverd bij notariële akte van 4 februari 2003.
1.6.
Bij besluit van 19 augustus 2003 (hierna: het herroepingsbesluit) heeft de gemeente Warmond de op 23 januari 2003 verleende bouwvergunning herroepen, omdat het ingediende bouwplan niet voldeed aan de bestemming horeca. Redengevend daarvoor was dat geen sprake was van bedrijfsmatige verstrekking van logies omdat voor de toekomstige eigenaren van de appartementen geen verplichting bestond die te verhuren.
1.7.
Op 8 september 2003 heeft de CV Lexence ingeschakeld voor advies in verband met de herroeping van de bouwvergunning. Bij brief van 17 september 2003 heeft mr. Van Driel van Lexence aan de CV onder meer geschreven:
“Mijn conclusie is dat het door EuroAmerican voorgestane bouwplan - zowel qua toekomstig gebruik als qua bouwhoogte - in strijd lijkt te zijn met het bestemmingsplan.”
1.8.
Op 23 september 2003 volgde een bespreking op het kantoor van Lexence waar van de zijde van Lexence mr. Van Schoonhoven aanwezig was en van de zijde van EAIG [betrokkene 1] en [betrokkene 4]. Het gespreksverslag van deze bijeenkomst vermeldt onder meer:
“Lexence geeft aan dat de bouwvergunning terecht is ingetrokken. (...) Er kan dus alleen ontwikkeld worden wanneer er sprake is van het bedrijfsmatig verstrekken van logies door de gebruiker (s). Er geldt zelfs een verbod op gebruik op andere wijze.
Er worden een aantal mogelijkheden besproken.
Optie 1 Stekker eruit en aansprakelijk stellen Smitsloo /Notaris /Gemeente
(...)
Optie 2 Doorgaan en binnen het bestemmingsplan ontwikkelen
(...)
Let op: Indien voor optie 2 gekozen wordt kan het zijn dat EAIG alsnog aansprakelijk wordt gesteld (...).
(...)
Aansprakelijkheden
Er zijn twee partijen die EAIG aansprakelijk kunnen stellen:
1. Vennoten. EAIG moet op korte termijn de vennoten op de hoogte stellen van de gang van zaken. Het zou kunnen dat één of meer vennoten EAIG aansprakelijk stelt omdat zij onder valse voorwendselen in dit project getrokken zijn.
2. Potentiële kopers. (...)
De volgende aktiepunten worden afgesproken:
(…)
- Aktie Lexence: De aansprakelijkheid naar participanten onderzoeken (Er zitten in dit project in totaal 49 participanten)
- Aktie Lexence: Bezwaar maken tegen de herroeping van de bouwvergunning”
1.9.
Op 30 september 2003 volgde een brief, waarin mr. Van Schoonhoven van Lexence aan de CV heeft geschreven:
“De bestuursrechtelijke kant wordt verzorgd door mijn kantoorgenoot mr. Van Driel. Het hiernavolgende betreft met name de strategie alsmede de civielrechtelijke positie van partijen.
(...)
Tevens is mij gebleken (...) dat het door Euro American voorgestane project qua gebruik in strijd is met het bestemmingsplan en (...) deze strijdigheid niet kan worden weggenomen dan behoudens via hetzij een wijziging van het bestemmingsplan, hetzij een vrijstelling. (...) zelfs indien de bouwvergunning niet zou zijn herroepen dan zou op basis van het bestemmingsplan het gebruik op elk moment hebben kunnen worden stilgelegd hetzij door de gemeente, hetzij door derde-belanghebbenden.
Of het Lexence (...) lukt om alsnog het door Euro American voorgestane project een solide bestuursrechtelijke grondslag te geven valt niet te voorspellen. Vooralsnog heeft de gemeente aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan een vrijstelling of bestemmingsplanwijziging. Blijft de gemeente weigerachtig dan is het in het algemeen moeizaam om een vrijstelling (of bestemmingsplanwijziging) in rechte af te dwingen.
Prospectus
(...)
De prospectus meldt op pagina 5:
“Het bestemmingsplan dient gewijzigd te worden in meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden.”
De Prospectus heeft onmiskenbaar de bedoeling een project van recreatiewoningen voor niet permanent gebruik te omschrijven. (...) Nergens wordt gerefereerd aan een hotel- of botelfunctie dan wel aan het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Dit verklaart ook bovenvermelde uitspraak in de prospectus die daarmee dan ook correct is.
(...)
Voorts meld de prospectus aansluitend op pagina 5:
“De eerste bouwvergunning is reeds in december 1999 aangevraagd en zal naar verwachting eind december 2002 worden verleend.”
Deze uitspraak in de prospectus is niet correct. Immers, de ingediende bouwaanvrage betrof niet het meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden en kon dus nimmer leiden tot een bouwvergunning als bedoeld in de prospectus.
Het voorgaande kan tot aansprakelijkheid leiden (...).”
1.10.
Lexence heeft namens de CV beroep ingesteld tegen het herroepingsbesluit. In de begeleidende brief bij het conceptberoepschrift heeft mr. Van Driel op 17 oktober 2003 geschreven:
“Zoals je kunt zien is het een lijvig stuk geworden. Dit vindt natuurlijk zijn oorzaak in het feit dat ons standpunt, namelijk dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, maar zeer moeizaam te verdedigen valt.”
Uiteindelijk is het herroepingsbesluit door zowel de rechtbank als de Raad van State bekrachtigd.
1.11.
Op 20 januari 2005 heeft EAIG aan de vennoten van de CV een brief gestuurd. Daarin is onder meer vermeld:
“Betreft: Voortgangsbericht bouwvergunningsprocedure Warmond C.V.
(...)
Op 30 november 2004 heeft inzake de procedures tot het verkrijgen van een bruikbare bouwvergunning een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst werd door de advocaat een toelichting gegeven op de gang van zaken en de stand van zaken op dat moment, waarna de aanwezigen gelegenheid hadden om hun (persoonlijke) vragen aan de advocaat voor te leggen. Naar aanleiding van de gestelde vragen is afgesproken dat in januari 2005, nadat voortgang is gemaakt met de juridische procedures, een voortgangsbericht aan alle deelnemers zou worden verzonden.
U treft dit voortgangsbericht van de advocaat hierbij aan, evenals de presentielijst van de vergadering.”
Het bijbehorende voortgangsbericht vermeldt onder meer:
“Eerste bouwaanvraag
(...) De rechtbank Haarlem heeft bij uitspraak van 1 november 2004 het beroep van Euro American Warmond C. V. tegen de herroeping van de bouwvergunning gegrond verklaard, omdat B&W zich ten onrechte niet hadden uitgelaten over de mogelijkheid om het bouwplan middels een vrijstelling van het bestemmingsplan mogelijk te maken. (…)
Aangezien de raadscommissie (...) te kennen heeft gegeven niet bereid te zijn om vrijstelling te verlenen, is het aannemelijk dat de raad het verzoek om vrijstelling zal afwijzen.
Hoewel de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat het bouwplan (...) in strijd is met het bestemmingsplan. Dit omdat aan de toekomstige eigenaars geen rechtens afdwingbare exploitatie- of verhuurverplichting zou worden opgelegd. (...) Er dient volgens de rechtbank dan ook een geheel nieuwe bouwaanvraag te worden ingediend. Euro American kan zich niet met deze uitspraak van de rechtbank verenigen en heeft dan ook hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. (...)
Tweede bouwaanvraag
Rekening houdend met een eventuele negatieve uitspraak van de rechtbank heeft Euro American zekerheidshalve op 9 juli 2004 alvast een nieuwe bouwaanvraag ingediend voor een gewijzigd bouwplan. Voorafgaand aan die bouwaanvraag heeft Euro American de concept-splitsingsakte gewijzigd, in die zin dat aan de toekomstige appartementseigenaars nu wél een rechtens afdwingbare verhuurverplichting wordt opgelegd. (...)
Vervolgens hebben B&W (...) op 23 september 2004 de gevraagde bouwvergunning geweigerd op de grond dat het toekomstige gebruik van het hotel nog steeds in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. (...)
Tegen de weigering van de bouwvergunning heeft Euro American op 29 oktober 2004 bezwaar ingediend. (...)
B&W hebben (...) de vier voorwaarden genoemd waaraan moet zijn voldaan wil de exploitatie voldoen aan het bestemmingsplan:
1. eigen gebruik kan worden toegestaan gedurende 8 weken per jaar (...);
2. over deze periode is de eigenaar wel de huurprijs, maar geen bemiddelingsbedrag verschuldigd aan de commerciële exploitant;
3. huurt de eigenaar zijn eigendom buiten deze 8 weken, dan betaalt hij naast de marktconforme huurprijs hetzelfde bemiddelingsbedrag als een willekeurige huurder;
4. de commerciële exploitant heeft een duidelijk onafhankelijke positie ten opzichte van de eigenaars (...)
Indien de beslissing op bezwaar negatief uitpakt, kan Euro American een derde bouwaanvraag indienen, die voldoet aan alle door B&W (...) gestelde voorwaarden. (...).”
1.12.
Lexence heeft in een memorandum van 10 juni 2005 aan EAIG geadviseerd inzake de CV. Dit memorandum vermeldt onder meer:
“Strategie jegens de Vennoten
Zoals gezegd, lijken de Vennoten die in de raad van advies zitten nog niet te beseffen dat het Prospectus reeds op het moment van uitgifte onjuistheden bevatte. Euro American zou er daarom voor kunnen kiezen hier op dit moment niets over te zeggen en uitsluitend een standpunt in te nemen over de periode na de overdracht van het perceel.
Euro American zou in dat verband kunnen stellen dat de C.V. door de oorspronkelijke verlening van de bouwvergunning werd gedwongen het perceel af te nemen, en dat op dat moment niet viel in te zien dat de vergunning later weer zou worden ingetrokken. Euro American zou verder het standpunt kunnen innemen dat zij, na de intrekking van de. vergunning, geen andere keuze had dan de schade voor de participant zoveel mogelijk te beperken door het project dusdanig te wijzigen dat alsnog een vergunning zou worden verkregen. Het enige alternatief op dat moment was immers het staken van het project, en het nemen van aanloopverliezen, Als dat was gebeurd, zouden de Vennoten niet hun gehele inleg hebben teruggekregen. (...)”
1.13.
Een volgend memorandum van Lexence van 20 juni 2005 vermeldt onder meer:
“2. Executive summary
• Het Prospectus was niet onjuist ten aanzien van het beoogde gebruik van de appartementen;
• Het Prospectus was wel onjuist ten aanzien van de bestuursrechtelijke situatie;
• De onjuistheid in het Prospectus betrof een punt dat voor de participanten van belang was bij hun risicoanalyse;
• Het verdient aanbeveling de discussie met de participanten te focussen op de koerswending van de gemeente na de levering van het perceel aan de C.V. en te proberen zomin mogelijk aandacht te besteden aan de bestuursrechtelijke situatie ten tijde van de uitgifte van het Prospectus.”
1.14.
Op 17 juni 2005 heeft een vergadering van vennoten van de CV plaatsgevonden. Het verslag hiervan vermeldt onder meer:
“[betrokkene 1] verzorgt een presentatie, waar het volgende aan kan worden ontleend:
(...)
- het rendement wordt nu op 8-10% geschat; van invloed daarop is evenwel nog het verkooptempo; eerst moet 60% zijn voorverkocht.
(...)
vragen het rendement te garanderen, wat [betrokkene 2] doet, is voor EIAG niet aan de orde (...) daarop reagerend stelt [betrokkene 2] dat niet aan het prospectus is voldaan omdat EAIG niet beschikt over grond, waarop in meerdere lagen appartementen mogen worden gebouwd
(...)
[betrokkene 2] blijft er moeite mee houden dat grond is afgenomen, terwijl wel de vergunning was verleend, maar de bestemming niet was veranderd, en vindt dat de halve waarheid is gesproken; het prospectus is zijns inziens dus onjuist, en daarom vindt hij dat het project moet worden hergepositioneerd (...)
(...)
Anders dan [betrokkene 3] stelt, is het project er niet anders op geworden, eruit stappen is niet mogelijk (...).”
1.15.
Een volgende vergadering heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2005. Het verslag daarvan vermeldt onder meer:
“Verwachting heden
Opbrengsten Prospectus 24 maanden vertraging
(...)
Totaal rendement 18,4% 8,3%
(…)
[betrokkene 2] wijst erop dat de vergadering bijeen is geroepen, omdat zich een scenario afspeelt dat afwijkt van de prognoses in het prospectus. (...)
[betrokkene 2] wijst erop dat in het prospectus op pagina 5 wordt gemeld dat bij het verlenen van de bouwvergunning automatisch het bestemmingsplan wordt gewijzigd. Dit blijkt zijns inziens feitelijk onjuist te zijn.
(…)
[betrokkene 2] herinnert eraan dat in de laatste vergadering is gezegd dat het bestemmingsplan niet met de bouwvergunning zou worden gewijzigd, conform het vereiste in het prospectus.
(...)
[betrokkene 2] concludeert dat, hetgeen in de prospectus staat, zijns inziens niet overeenkomst met de werkelijkheid. (...)
[betrokkene 2] spreekt zijn zorg uit over het feit dat de vennoten worden geconfronteerd met een zijns inziens onjuiste prospectus op basis waarvan het project mogelijk ontaardt in een “ramp ”, waarbij EIAG niet de zekerheid wenst te geven dat er geen negatief rendement zal worden behaald. Dit plaatst de vennoten in een moeilijke positie ten aanzien van eventueel te ondernemen stappen. [betrokkene 2] hoopt dat EA1G alsnog met een voorstel zal komen, om het probleem enigszins op te lossen. (...).”
1.16.
Op basis van een derde bouwaanvraag van april 2005 is in oktober 2005 een bouwvergunning voor het - aangepaste - project verleend. Na (aanvullende) financiering door Syntrus Achmea Vastgoed is in mei 2007 de bouw van het project aangevangen. Na het opzetten van het casco is de bouw gestaakt vanwege het faillissement van de aannemer. In de loop van 2007 heeft overleg plaatsgevonden tussen Euro American International B.V. en de vennoten van de CV over terugbetaling van hun inleg. Op 7 februari 2008 is het faillissement van EAI en EAIG uitgesproken. Op 21 september 2009 heeft de CV het project verkocht voor een bedrag waarmee de lening van Syntrus Achmea Vastgoed is afbetaald. Aan de vennoten van de CV is geen betaling gedaan. De bouw is uiteindelijk voltooid.
1.17.
De bij Stichting Participanten Warmond (hierna ook: de stichting) aangesloten participanten hebben met de stichting een lastgevingsovereenkomst gesloten, die erop neerkomt dat de stichting in eigen naam maar voor rekening van de desbetreffende participant de onderhavige procedure tegen Lexence voert. Daarbij is ook bepaald dat de stichting de aan de participant toekomende rechten ten aanzien van Lexence met uitsluiting van de participant uitoefent, waardoor de participant gedurende de looptijd van de lastgevingsovereenkomst ook jegens derden de bevoegdheid mist om die rechten zelf uit te oefenen.
1.18.
Met de CV heeft de stichting een vaststellingsovereenkomst gesloten die inhoudt dat de CV haar eventuele vordering op Lexence overdraagt aan de stichting.
2. Het procesverloop
2.1.
Bij dagvaarding van 24 juli 2013 hebben de stichting en 27 andere (rechts)personen (participanten) Lexence gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Gevorderd is veroordeling van Lexence
I tot betaling aan de Stichting Participanten Warmond c.s.1.van in totaal € 2.824.109,00, althans € 245.213,11, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 april 2007, althans 24 april 2012 althans de dag van dagvaarding, tot de datum van algehele voldoening,
II tot betaling aan Stichting Participanten Warmond c.s., althans aan de participanten naar rato van de aankoopwaarde van hun participatie een bedrag van in totaal € 4.213.120,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2013, althans de dag van dagvaarding, tot de datum van algehele voldoening,
III tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 6.422,00 op grond van Rapport Voorwerk II;
IV tot betaling van de nakosten van € 131,00 en in geval van betekening € 191,
V tot betaling van de kosten van de procedure.
2.2.
De rechtbank heeft bij vonnis van 17 september 2014 de vorderingen van de stichting afgewezen.2.De participanten zijn door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard.
2.3.
Bij arrest van 23 februari 20163.heeft het hof Amsterdam het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft de participanten niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
2.4.
Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, het volgende overwogen:
“3.3 De door de Stichting geformuleerde grieven strekken - kort gezegd - tot toewijzing van de oorspronkelijke vorderingen.
3.4
De Stichting stelt zich op het standpunt dat Lexence is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht die zij met de CV heeft gesloten, althans dat zij onrechtmatig jegens de CV heeft gehandeld. De hiermee verband houdende vordering van de CV is aan de Stichting overgedragen. Voorts stelt zij dat Lexence onrechtmatig heeft gehandeld jegens de participanten in de CV, die worden vertegenwoordigd door de Stichting (hierna: de participanten).
Vordering van de CV
3.5
Het hof zal eerst de aan de Stichting overgedragen vordering van de CV bespreken.
De Stichting heeft ten aanzien van deze vordering het volgende aangevoerd. Lexence heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 7 door niet alleen de belangen van de CV te behartigen, maar ook die van EIAG en van de beherend vennoot EAW. Aangezien die belangen uiteen liepen had Lexence zich moeten terugtrekken. Het belang van de CV werd (in elk geval mede) bepaald door de belangen van de participanten nu de financiering van het project was bijeengebracht door de participanten. De bescherming van deze belangen is in het gedrang gekomen ten faveure van de belangen van EAW en EAIG. De belangen van EAW en EAIG brachten mee, dat voor de participanten verborgen zou blijven dat de prospectus op het punt van de bestemming onjuist was, althans dat daarop zo weinig mogelijk de aandacht werd gevestigd. In dat kader konden de procedures dienstig zijn. Dat de aandacht werd afgeleid van de fout in de prospectus was niet in het belang van de CV. Het was daarnaast niet in het belang van de CV om tegen hoge kosten kansarme, kostbare en tijdrovende procedures te voeren. Lexence heeft die procedures niet ontraden, maar daar juist aan meegewerkt en zich aldus niet gedragen zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat betaamt, aldus de Stichting.
3.6
Het hof stelt voorop dat (alleen) de CV als opdrachtgever heeft te gelden. Niet in geschil is dat de CV daarbij rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door (alleen) EAW als beherend vennoot. Niet in geschil is voorts dat Lexence geen bemoeienis heeft gehad met het opstellen van het prospectus, de aanvraag van de (oorspronkelijke) bouwvergunning en de aankoop van de grond. Op het moment dat de CV zich tot Lexence wendde, was er een bouwvergunning verleend, had de aankoop van de grond door de CV reeds plaatsgevonden, hadden de participanten reeds als commanditaire vennoten gelden ingelegd en werd de CV geconfronteerd met de herroeping van de bouwvergunning wegens strijd met het bestemmingsplan. Lexence heeft reeds in een vroeg stadium onderkend dat het bouwplan, zoals beschreven in het prospectus, niet aan het bestemmingsplan voldeed, ook niet aan het gewijzigde bestemmingplan. In zoverre was het prospectus onjuist. Zij heeft de beherend vennoot en daarmee de CV daarover meteen geïnformeerd.
3.7
In de vergadering in september 2003 (….) zijn door Lexence in het kader van advisering aan EAW en daarmee aan de CV verschillende opties voorgehouden, waaronder de optie om voort te gaan met het bouwplan en te proberen tot ontwikkeling te komen binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Daarbij werd geadviseerd niet de focus te leggen op de fout in de prospectus maar op de mogelijkheden om alsnog tot ontwikkeling te komen. In die optie werd tevens de mogelijkheid voorgehouden om te procederen tegen de herroeping van de vergunning, waarbij ook duidelijk werd gemaakt dat deze procedure geen grote kans van slagen had.
3.8
De CV, vertegenwoordigd door EAW, heeft ervoor gekozen om door te gaan met het bouwplan, de focus te leggen op ontwikkeling binnen het bestemmingsplan en (daartoe) te procederen tegen de herroeping van de vergunning.
3.9
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de CV van meet af aan correct en volledig door Lexence is geïnformeerd over de mogelijkheden, de kansen en de risico’s en op basis van die informatie tot een keuze heeft kunnen komen. De constructie van een CV brengt mee dat de commanditaire vennoten -de participanten- in feite slechts geldschieters zijn. Een CV, ook deze, neemt aan het rechtsverkeer deel door haar beherend vennoot. Die beherend vennoot maakt keuzes en treedt handelend op. Gesprekspartner voor Lexence was dus de beherend vennoot namens de CV. Wat er ook zij van eventuele (interne) verwijten van de participanten jegens de beherend vennoot, die gaan Lexence als buitenstaander niet aan. De CV kan zich er dan ook achteraf niet jegens Lexence op beroepen dat de door haar (vertegenwoordigd door haar beherend vennoot) gekozen koers in strijd zou zijn geweest met haar belangen.
3.10
Op zichzelf is denkbaar dat de belangen van de CV en haar beherend vennoot op enig moment zodanig uiteen gaan lopen, dat van de - voor de CV optredende - advocaat maatregelen gevergd kunnen worden. Naar het oordeel van het hof was daarvan echter ten tijde van de advisering geen sprake. Immers, zoals door Lexence betoogd was de strategie die zij adviseerde in de situatie zoals hierboven onder 3.7 beschreven, erop gericht om de waarde van de aangekochte grond te herstellen en te proberen alsnog een profijtelijke ontwikkeling van die grond te bewerkstelligen. Naar het oordeel van het hof kon Lexence in redelijkheid menen dat zij hiermee zowel in het belang van de CV als in het belang van de beherend vennoot handelde.
3.11
Daarbij komt nog het volgende. De enkele omstandigheid dat Lexence gehandeld zou hebben in strijd met de voor haar als advocaat geldende gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen zou, als dat vast stond, niet voldoende zijn voor het oordeel dat zij jegens de CV als haar cliënt wanprestatie heeft gepleegd en aansprakelijk is voor schade.
3.12
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat Lexence bij de uitvoering van de opdracht van de CV heeft gehandeld in strijd met de voor een advocaat geldende professionele standaard. Van een tekortkoming is dan ook geen sprake, evenmin als van een onrechtmatige daad. Grief 1 faalt derhalve.
Vordering van de participanten
3.13
De Stichting stelt voorop dat Lexence zich als advocaat van de CV tevens de gerechtvaardigde belangen van de participanten had moeten aantrekken. De Stichting neemt daarbij in overweging dat de advisering van de CV de facto op kosten van de participanten plaatsvond. Lexence heeft dit onvoldoende gedaan en daarmee onrechtmatig gehandeld jegens de participanten. Zo verwijt de Stichting Lexence dat zij eraan heeft bijgedragen dat de participanten onkundig werden gehouden over de fout in het prospectus. Volgens de Stichting had Lexence niet mogen adviseren om die fout ten opzichte van de participanten te verzwijgen en meer in het bijzonder had Lexence, in de persoon van mr. Van Driel, tijdens de bijeenkomst van 4 oktober 2005 moeten ingrijpen toen namens de beherend vennoot werd gesuggereerd dat het prospectus niet onjuist was. Bovendien was het voeren van een kansloze bestuursrechtelijke procedure er slechts op gericht de discussie over de prospectusaansprakelijkheid uit te stellen. De Stichting stelt schade te hebben geleden door dit handelen.
3.14
Het hof herhaalt dat de CV als enige opdrachtgever van Lexence te gelden heeft, daartoe rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar beherend vennoot. Het is dan ook de CV jegens wie Lexence een zorgplicht heeft. Hoewel de Stichting wel stelt dat de participanten ervanuit mochten gaan dat Lexence ook hun belangen behartigde, kennelijk ook waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, zodat Lexence een dergelijke zorgplicht jegens hen had, onderbouwt zij die stelling niet. Dat had wel op haar weg gelegen, want in de gegeven verhouding lag besloten dat in beginsel Lexence juist niet (ook) de belangen van de participanten zou behartigen waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, omdat de participanten niet de opdrachtgevers van Lexence waren.
Deze zorgplicht kan zich onder omstandigheden uitstrekken tot derden. Het hof volgt de Stichting echter niet in haar betoog dat Lexence haar zorgplicht jegens de participanten als zodanige derden heeft geschonden. Immers, deze zorgplicht kan niet zover gaan dat van een advocaat verlangd kan worden dat hij handelt in strijd met de belangen van zijn eigen cliënt of dat hij de vertrouwensrelatie met zijn cliënt schaadt. Het advies aan de CV om niet de aandacht te vestigen op de fout in de prospectus, maar zich in te spannen om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen, diende het belang van de CV. Van Lexence kon niet gevergd worden dat zij in strijd met dat belang de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid en aldus wanprestatie jegens haar opdrachtgever zou plegen. Het enkele feit dat de advisering de facto voor rekening van de participanten zou komen, maakt het voorgaande niet anders. Daarbij is mede van belang dat de - zelfverkozen - rechtsverhouding tussen de stille vennoten en de CV zich kenmerkt door het volledig ontbreken van zeggenschap van de participanten.
3.15
Daarnaast geldt dat schending van een gedragsregel ook in dit verband (…) nog niet meebrengt dat jegens de participanten sprake is van een onrechtmatige daad. Die gedragsregel geldt immers in de contractuele relatie (terwijl zelfs in die relatie de enkele schending nog niet betekent dat aansprakelijkheid gegeven is).
3.16
Nu geen sprake is van schending van een zorgplicht jegens de participanten als derden, is van onrechtmatig handelen jegens de participanten geen sprake. De vordering stuit reeds daarop af. Derhalve is niet van belang of een andere strategie de participanten in een voordeliger positie zou hebben gebracht. Ook de overige weren kunnen onbesproken blijven. De tweede grief faalt eveneens.
3.17
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Appellanten zullen als in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk worden verwezen in de kosten van het geding in appel.”
2.5.
Bij dagvaarding van 23 mei 2016 (en dus tijdig) heeft de stichting cassatieberoep ingesteld. Lexence heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten door hun advocaten, de stichting mede door mr. A.J.S.M. Tervoort. Partijen hebben tot slot gere- en gedupliceerd.
3. Algemene inleiding
3.1.
Het gaat in deze zaak om een claim van de CV en haar commanditaire vennoten op advocatenkantoor Lexence. De CV was opgericht ten behoeve van een investering in onroerend goed: de realisering van een appartementencomplex te Warmond. Nadat de CV de grond had aangekocht, herriep de gemeente de afgegeven bouwvergunning. De CV heeft daarop Lexence ingeschakeld. Lexence heeft vastgesteld dat het door EAIG (bestuurder en aandeelhouder van beherend vennoot EAW4.) uitgegeven prospectus een fout bevatte. Lexence heeft erop gewezen dat EAIG aansprakelijk kon worden gesteld door de commanditaire vennoten. Lexence heeft het advies gegeven de aandacht niet op die fout te richten, maar op het alsnog verkrijgen van een bouwvergunning.
3.2.
De verwijten aan het adres van Lexence hebben hoofdzakelijk betrekking op de wijze waarop Lexence is omgegaan met tegenstrijdige belangen. Lexence zou (vooral) de belangen van de beherend vennoot en/of haar bestuurder/aandeelhouder hebben behartigd. De belangen van de CV en de commanditaire vennoten zou Lexence hebben veronachtzaamd. De cassatieklachten betogen dat het hof deze verwijten ten onrechte ongegrond heeft geacht.
3.3.
Voordat ik de cassatieklachten bespreek, maak ik de volgende algemene opmerkingen.
3.4.
De commanditaire vennootschap is een samenwerkingsverband tussen een of meer gewone of beherend vennoten, en een of meer commanditaire vennoten (ook stille vennoten genoemd).5.De commanditaire vennoot mag geen beheersdaden verrichten.6.Hij is niet aansprakelijk voor schulden van de vennootschap en – intern –is hij tot niet meer gehouden dan tot het bedrag van zijn inbreng.7.De beherend vennoot beheert (bestuurt8.) de vennootschap en is met zijn eigen vermogen aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap.9.
3.5.
De commanditaire vennoot heeft dus een bijzondere positie, maar is wel een volwaardige partner in het samenwerkingsverband. De commanditaire vennootschap is een personenvennootschap. Dat houdt onder meer in dat elk van de partijen het samenwerkingsverband aangaat met het oog op de persoon van zijn of haar medevennoot of medevennoten.10.Van een hiërarchische relatie tussen de beherend vennoot en de commanditaire vennoot is geen sprake.11.Het beheersverbod van art. 20 lid 3 WvK staat er mijns inziens niet aan in de weg dat de commanditaire vennoot intern invloed uitoefent op de koers van de vennootschap.12.Hij heeft bovendien recht op informatie over het gevoerde beleid en op het afleggen van rekening en verantwoording door de beherend vennoot.13.
3.6.
Evenals bij een kapitaalvennootschap kan worden aangenomen dat de beherend vennoot van een commanditaire vennootschap zich bij zijn taak van beheer (bestuur) moet richten zich naar het belang van de vennootschap.14.Dat vennootschapsbelang wordt vooral bepaald door de gezamenlijke belangen van de betrokken vennoten, maar ook, voor zover aanwezig, door het belang van het bestendige succes van de door de CV gedreven onderneming en het belang van de voor de CV werkzame werknemers.15.Die belangen kunnen parallel lopen, maar ook onder omstandigheden uiteenlopen.
3.7.
Indien de belangen van de commanditaire vennoten niet samenvallen met de belangen van de beherend vennoot, mag de beherend vennoot zijn eigen belangen niet laten prevaleren.16.Bij een kapitaalvennootschap is volgens de Hoge Raad sprake van tegenstrijdige belangen wanneer de bestuurder door de aanwezigheid van een persoonlijk belang of door zijn betrokkenheid bij een ander met dat van de vennootschap niet parallel lopend belang, niet in staat moet worden geacht het belang van de vennootschap te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht.17.Dit criterium lijkt mij ook toepasbaar op de beherend vennoot van een commanditaire vennootschap. Naar mijn mening behoort de beherend vennoot in geval van een (dreigend) tegenstrijdig belang volledige openheid te betrachten jegens de commanditaire vennoten.18.
3.8.
In deze zaak gaat het echter niet in de eerste plaats om de voor de beherend vennoot geldende gedragsnormen. Het gaat erom hoe een advocaat die optreedt voor een commanditaire vennootschap, moet handelen indien sprake is van een (dreigend) tegenstrijdig belang tussen de belangen van de beherend vennoot enerzijds en de belangen van de CV en/of de commanditaire vennoten anderzijds. De advocaat zal in zo’n geval passende maatregelen moeten nemen. Ten minste zal hij het probleem aan de orde moeten stellen. Onder omstandigheden kan het noodzakelijk dat hij zich als advocaat van de commanditaire vennootschap terugtrekt.
Ik wijs in dit verband op regel 7 van de gedragsregels voor advocaten 1992: “1. De advocaat mag zich niet met de behartiging van de belangen van twee of meer partijen belasten indien de belangen van deze partijen tegenstrijdig zijn of een daarop uitlopende ontwikkeling aannemelijk is. 2. De advocaat die de belangen van twee of meer partijen behartigt, is in het algemeen verplicht zich geheel uit de zaak terug te trekken zodra een niet aanstonds overbrugbaar belangenconflict ontstaat. (…)”.19.
De advocaat van de commanditaire vennootschap zal op (het ontstaan van) een dergelijk tegenstrijdig belang temeer alert moeten zijn, omdat hij in de regel contact heeft met de beherend vennoot.
4. De bespreking van het cassatiemiddel
4.1.
Het cassatiemiddel bestaat uit de hoofdonderdelen 2 en 3 (onderdeel 1 bevat geen klacht), die overeenkomen met de beoordeling door het hof van de twee vorderingen: de vordering met betrekking tot de CV (onderdeel 2, zie rov. 3.6-3.12) en de vordering met betrekking tot de participanten (onderdeel 3, zie rov. 3.13-3.16).
De vordering m.b.t. de CV: het oordeel van het hof en de klachten van onderdeel 2
4.2.
Ik vat het oordeel van het hof over de vordering met betrekking tot de CV als volgt samen. Het hof heeft voorop gesteld dat (alleen) de CV als opdrachtgever heeft te gelden. Volgens het hof heeft Lexence de CV correct en volledig geïnformeerd (rov. 3.9). Er was volgens het hof geen sprake van de situatie dat de belangen van de CV en haar beherend vennoot zodanig uiteenliepen dat van Lexence maatregelen hadden kunnen worden gevergd. Lexence kon namelijk in redelijkheid menen dat zij met de door haar geadviseerde strategie zowel in het belang van de CV als dat van de beherend vennoot handelde (rov. 3.10). De enkele omstandigheid dat Lexence in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen is, indien dat vast stond, onvoldoende voor aansprakelijkheid van Lexence (rov. 3.11). Het hof heeft geconcludeerd dat niet is gebleken dat Lexence heeft gehandeld in strijd met de voor een advocaat geldende professionele standaard en dat daarom van een tekortkoming of een onrechtmatige daad jegens de CV geen sprake is (rov. 3.12).
4.3.
De tegen dit oordeel aangevoerde klachten kunnen als volgt worden samengevat:
- Onderdeel 2.1 klaagt over het oordeel van het hof dat (alleen) de CV opdrachtgever van Lexence was. Indien dit oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat Lexence zich niet ook met de behartiging van de (persoonlijke) belangen van EAIG en/of EAI heeft belast, is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van de stichting.
- Onderdeel 2.2 klaagt dat, indien het hiervoor genoemde oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat Lexence over de onderhavige kwestie niet aan EAIG heeft geadviseerd, althans uitsluitend heeft geadviseerd aan EAIG in haar hoedanigheid van bestuurder van de beherend vennoot (EAW) en niet uit eigen hoofde en/of in die zin zich niet heeft belast met de behartiging van de belangen van EAIG, dit oordeel onvoldoende is gemotiveerd.
- Onderdeel 2.3 klaagt dat het oordeel dat in de vergadering in september 2003 door Lexence in het kader van de advisering aan EAW en daarmee aan de CV verschillende opties zijn voorgehouden, onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd is, omdat de stichting heeft gesteld dat Lexence in die vergadering EAIG heeft geadviseerd (onder meer over het aansprakelijkheidsrisico jegens de commanditaire vennoten).
- Onderdeel 2.4 klaagt dat het hof zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd omdat het niet (kenbaar) aandacht heeft besteed aan de omstandigheid dat Lexence in de memoranda van 10 juni 2005 en 20 juni 2005 EAIG heeft geadviseerd.
- Onderdeel 2.5 klaagt dat, indien het oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat Lexence aan EAW alleen heeft geadviseerd in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van de CV en niet (mede) aan EAW uit eigen hoofde en/of zich niet heeft belast met de behartiging van de belangen van EAW, die oordelen onbegrijpelijk althans onvoldoende gemotiveerd zijn.
- Onderdeel 2.6 houdt in dat de voorafgaande klachten ook het oordeel raken dat de CV, vertegenwoordigd door EAW ervoor heeft gekozen om onder meer door te gaan met het bouwplan.
- Onderdeel 2.7 richt zich tegen het oordeel dat Lexence de CV correct en volledig heeft geadviseerd. Het onderdeel klaagt dat het hof heeft miskend dat het belang van de CV mede werd bepaald door de belangen van de commanditaire vennoten en dat die belangen zijn veronachtzaamd, temeer nu de financiering volledig bijeen is gebracht door de commanditaire vennoten.
- Onderdeel 2.8 klaagt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de CV zich er achteraf niet op kan beroepen dat Lexence een koers heeft geadviseerd die in strijd was met de belangen van de commanditaire vennoten, en daarmee ook met het belang van de CV, juist omdat Lexence deze koers heeft geadviseerd aan de beherend vennoot die – hoewel (naar Lexence wist) behept met een aan de CV tegenstrijdig belang – die koers namens de CV heeft gekozen.
- Onderdeel 2.9 klaagt dat dit temeer geldt nu Lexence naast de CV tevens (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot als advocaat bijstaat.
- Onderdeel 2.10 klaagt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de commanditaire vennoten in feite slechts geldschieters zijn.
- Onderdeel 2.11 klaagt dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, heeft geoordeeld dat in dit geval geen sprake was een situatie waarin de belangen van de CV en haar beherend vennoot zodanig uiteenlopen dat Lexence maatregelen had moeten nemen.
- Onderdeel 2.12 voert aan dat het voorgaande temeer geldt nu Lexence tevens (de bestuurder en aandeelhouder van) de beherend vennoot als advocaat heeft bijgestaan.
- Onderdeel 2.13 klaagt dat het hof heeft miskend dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht en dat een advocaat zich niet mag beperken tot de verrichtingen waarom zijn cliënt uitdrukkelijk heeft gevraagd, maar zelfstandig moet beoordelen wat voor de zaak van nut kan zijn en daarnaar moet handelen.
- Onderdeel 2.14 klaagt dat het hof heeft miskend dat de enkele omstandigheid dat een advocaat handelt in strijd met de gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen, in beginsel wel degelijk leidt tot aansprakelijkheid.
- Onderdeel 2.15 klaagt dat het door onderdeel 2.14 bestreden oordeel van het hof in ieder geval ontoereikend gemotiveerd is, gelet op de door de stichting aangevoerde (bijzondere) omstandigheden.
Bespreking van de klachten van onderdeel 2 (de vordering m.b.t. de CV)
4.4.
Mijns inziens slagen deze klachten, die in belangrijke mate samenhangen, in elk geval deels. Het oordeel in de rechtsoverwegingen 3.6-3.12 geeft mijns inziens blijk van een onjuiste rechtsopvatting dan wel is ontoereikend gemotiveerd. Ik licht dit als volgt toe.
4.5.
Het hof heeft tot uitgangspunt genomen dat alleen de CV de opdrachtgever van Lexence was (rov. 3.6 en 3.14 van het bestreden arrest).20.Uit de feitenvaststelling door het hof blijkt het volgende. Lexence had feitelijk contact met en richtte haar adviezen aan EAIG, bestuurder en aandeelhouder van beherend vennoot EAW (zie rov. 2.9, 2.10, 2.13; zie ook par. 1.8, 1.9 en 1.12 van deze conclusie; zie ook voetnoot 4); Lexence heeft geconstateerd dat het prospectus fouten bevatte en daarbij aangegeven dat EAIG wegens deze fouten aansprakelijk zou kunnen worden gesteld door de commanditaire vennoten (rov. 2.9; zie ook par. 1.8 van deze conclusie); Lexence heeft EAIG geadviseerd in de communicatie met de commanditaire vennoten “niet de focus te leggen” op de fouten, maar op de mogelijkheden alsnog tot ontwikkeling te komen (rov. 2.13, 2.14, 3.7; zie ook par. 1.12 en 1.13 van deze conclusie).
4.6.
Vanaf het moment dat Lexence constateerde dat het prospectus fouten bevatte was duidelijk dat zich een tegenstrijdigheid voordeed tussen de belangen van de CV en die van (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot. Voor de laatste dreigde aansprakelijkheid, zodat haar belang op het ontlopen daarvan was gericht. Dit belang liep niet parallel aan de belangen van de CV, die immers (mede) bestaan uit de gezamenlijke belangen van de vennoten.
4.7.
Waar Lexence, gelet hierop, adequate maatregelen had moeten nemen – minst genomen had Lexence het probleem aan de orde moeten stellen – heeft zij het advies gegeven niet de aandacht te vestigen op de fout in het prospectus. Met dit advies heeft Lexence feitelijk de belangen van de (bestuurder/aandeelhouder van de) beherend vennoot gediend, niet de belangen van de CV. Lexence adviseerde daarmee de fout in het prospectus in de doofpot te stoppen. Daaraan doet niet af dat Lexence ook heeft geadviseerd – kort gezegd – inspanningen te gaan verrichten om de waarde van de grond te herstellen en zo de profijtelijkheid van de investering te bevorderen, welk advies wellicht wel in het belang van de CV was (vgl. rov. 3.10).
4.8.
De advocaat van een commanditaire vennootschap heeft feitelijk contact met de beherend vennoot, die immers bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegd is. Binnen de commanditaire vennootschap kan echter sprake zijn van tegenstrijdige belangen en de advocaat van een commanditaire vennootschap behoort daarop alert te zijn, ook als de beherend vennoot het probleem niet aan de orde stelt.21.Het hof lijkt dit uit het oog te hebben verloren. Ik leid dit met name af uit rov. 3.9:
“Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de CV van meet af aan correct en volledig door Lexence is geïnformeerd over de mogelijkheden, de kansen en de risico’s en op basis van die informatie tot een keuze heeft kunnen komen. De constructie van een CV brengt mee dat de commanditaire vennoten -de participanten- in feite slechts geldschieters zijn. Een CV, ook deze, neemt aan het rechtsverkeer deel door haar beherend vennoot. Die beherend vennoot maakt keuzes en treedt handelend op. Gesprekspartner voor Lexence was dus de beherend vennoot namens de CV. Wat er ook zij van eventuele (interne) verwijten van de participanten jegens de beherend vennoot, die gaan Lexence als buitenstaander niet aan. De CV kan zich er dan ook achteraf niet jegens Lexence op beroepen dat de door haar (vertegenwoordigd door haar beherend vennoot) gekozen koers in strijd zou zijn geweest met haar belangen.”
4.9.
Overigens zijn de commanditaire vennoten niet “slechts geldschieters”, althans niet in die zin dat hun belangen niet mede bepalend zouden zijn voor het belang van de vennootschap als geheel en evenmin in die zin dat zij intern in het geheel geen zeggenschap zouden kunnen uitoefenen (zie ook hiervoor onder 3.5).22.
4.10.
In dit geval is bovendien relevant dat de vennoten in de CV-overeenkomst waren overeengekomen dat er een Raad van Advies zou zijn, bestaande uit commanditaire vennoten, die zou fungeren als klankbord bij het nemen van belangrijke besluiten, en die door de beherend vennoot zou worden voorzien van de benodigde informatie.23.
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat de klachten van de onderdelen 2.2-2.13 in elk geval deels gegrond zijn.
4.12.
Over de onderdelen 2.14 en 2.15 merk ik het volgende op.
De onderdelen richten zich tegen rov. 3.11. Anders dan de stichting veronderstelt, heeft het hof hierin niet geoordeeld dat de stichting zich enkel op schending van de gedragsregel heeft beroepen. Het oordeel van het hof in rov. 3.11 komt erop neer dat het enkele feit dat Lexence heeft gehandeld in strijd met de gedragsregel omtrent tegenstrijdige belangen, nog niet per se leidt tot aansprakelijkheid van Lexence. Dit oordeel, dat in wezen een rechtsoordeel is, is op zichzelf juist, zoals volgt uit vaste jurisprudentie.24.Het oordeel behoefde geen motivering. Hieruit volgt dat beide onderdelen ongegrond zijn.
Het ligt overigens mijns inziens wel voor de hand dat bij de beoordeling van de handelwijze van Lexence ook de tuchtrechtelijke normen omtrent tegenstrijdige belangen worden betrokken.25.Uit het bestreden arrest blijkt niet dat het hof dit heeft gedaan.
4.13.
Ik bespreek tot slot onderdeel 2.1.
Het hof heeft, als gezegd, tot uitgangspunt genomen dat alleen de CV de opdrachtgever van Lexence was (zie hiervoor onder 4.5). Volgens onderdeel 2.1 heeft het hof dit uitgangspunt ontoereikend gemotiveerd, omdat de stichting heeft gesteld dat Lexence ook een formele cliëntrelatie onderhield met (in elk geval) EAIG.
Ik meen dat onderdeel 2.1 gegrond is (en daarmee ook de onderdelen 2.9 en 2.12). De stichting heeft in de feitelijke instanties aangevoerd dat Lexence (in elk geval) ook EAIG als advocaat heeft bijgestaan.26.De stichting heeft gewezen op de in het geding gebrachte opdrachtbevestiging van 2 oktober 2003.27.Het hof is aan deze stelling ten onrechte zonder motivering voorbijgegaan.
Het gaat hier mijns inziens om een relevant punt. Indien Lexence inderdaad niet alleen de CV maar ook (in elk geval) EAIG als advocaat heeft bijgestaan (na verwijzing zal hierover nog moeten worden geoordeeld), was er voor Lexence temeer reden geweest om op tegenstrijdige belangen alert te zijn.
De vordering m.b.t. de participanten: het oordeel van het hof en de klachten van onderdeel 3
4.14.
Ik vat het oordeel van het hof over de vordering met betrekking tot de participanten als volgt samen. Volgens het hof had Lexence alleen jegens de CV een zorgplicht (rov. 3.14). De stichting heeft haar stelling dat Lexence ook de belangen van de participanten diende te behartigen niet onderbouwd, terwijl in de gegeven verhouding lag besloten dat Lexence in beginsel juist niet (ook) de belangen van de participanten zou behartigen waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, omdat zij niet de opdrachtgevers van Lexence waren. Volgens het hof kan een zorgplicht zich onder omstandigheden ook tot derden uitstrekken, maar heeft Lexence jegens de participanten geen zorgplicht geschonden. Redengevend hiervoor is dat het advies van Lexence het belang van de CV diende en dat van Lexence niet gevergd kon worden dat zij in strijd met dat belang de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid en aldus wanprestatie zou plegen jegens haar opdrachtgever (rov. 3.14). De enkele schending van een gedragsregel, levert nog geen onrechtmatig handelen op (rov. 3.15). Het hof heeft geconcludeerd dat geen sprake is van schending van een zorgplicht jegens de participanten en dat Lexence niet onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld (rov. 3.16).
4.15.
Ik vat de klachten van onderdeel 3 als volgt samen.
- Onderdeel 3.1 klaagt over het oordeel van het hof dat de CV de enige opdrachtgever van Lexence was en verwijst daartoe naar de in onderdeel 2 genoemde redenen.
- Onderdeel 3.2 klaagt dat het hof heeft miskend dat de advocaat van een commanditaire vennootschap (uitsluitend) het belang van de commanditaire vennootschap moet behartigen en dat dit belang mede wordt bepaald door de belangen van de commanditaire vennoten, temeer indien de financiering volledig bijeen is gebracht door de commanditaire vennoten.
- Volgens onderdeel 3.3 raakt de voorgaande klacht ook het oordeel van het hof dat het op de weg van de stichting had gelegen de stelling te onderbouwen dat de participanten ervan uit mochten gaan dat Lexence ook hun belangen behartigde, kennelijk ook waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot. Het oordeel dat de stichting deze stelling niet heeft onderbouwd, is bovendien gezien de gedingstukken onbegrijpelijk.
- Onderdeel 3.4 klaagt dat het hof heeft miskend dat de belangen van de commanditaire vennoten (als “derden”) zo nauw betrokken zijn bij de uitvoering van de overeenkomst tussen de commanditaire vennootschap en de advocaat, dat de advocaat met de belangen van de commanditaire vennoten rekening dient te houden. Het hof heeft althans zijn oordeel terzake onvoldoende gemotiveerd, mede in het licht van de stellingen van de stichting.
- Onderdeel 3.5 klaagt dat het hof heeft miskend dat het belang van de commanditaire vennootschap niet wordt bepaald door het belang van de beherend vennoot. Het oordeel dat het advies aan de CV om niet de aandacht te vestigen op de fout in het prospectus maar zich in te spannen om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen, het belang van de CV diende, is onbegrijpelijk. Ook is het oordeel dat van Lexence niet gevergd kon worden dat zij in strijd met het belang van de CV de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid omdat dit in strijd zou zijn met het belang van de CV, onbegrijpelijk.
- Onderdeel 3.6 klaagt dat het hof heeft miskend dat de rechtsverhouding tussen de commanditaire vennoten en de commanditaire vennootschap zich niet kenmerkt door het ontbreken van zeggenschap van de commanditaire vennoten. Het oordeel is ook onjuist, althans onbegrijpelijk, gezien de afspraken in de CV-overeenkomst.
- Onderdeel 3.7 klaagt dat het hof heeft miskend dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.
- Onderdeel 3.8 klaagt dat het hof heeft miskend dat schending door een advocaat van de gedragsregels voor advocaten (in het bijzonder regel 7) in beginsel wel degelijk onrechtmatig handelen oplevert en dat de gedragsregels ook gelden in de relatie tussen de advocaat van de commanditaire vennootschap en de commanditaire vennoten.
Bespreking van de klachten van onderdeel 3 (de vordering m.b.t. de participanten)
4.16.
Ook deze klachten hangen in belangrijke mate samen en ook deze klachten slagen mijns inziens in elk geval deels. Het oordeel in de rechtsoverwegingen 3.14-3-16 geeft mijns inziens blijk van een onjuiste rechtsopvatting dan wel is ontoereikend gemotiveerd. Ik licht dit als volgt toe.
4.17.
Allereerst lijkt het hof ook hier de juiste verhoudingen binnen de CV uit het oog te hebben verloren.
Het hof heeft overwogen dat in de gegeven verhouding lag besloten dat Lexence in beginsel juist niet (ook) de belangen van de participanten zou behartigen waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, omdat de participanten niet de opdrachtgevers van Lexence waren. Dit laatste is op zichzelf juist, maar voor de beherend vennoot geldt hetzelfde. Lexence had zich noch – primair – op de belangen van de participanten moeten richten, noch – primair – op de belangen van de beherend vennoot. Het hof lijkt dit te hebben miskend.
Het hof heeft verder overwogen dat de rechtsverhouding tussen de commanditaire vennoten en de CV zich kenmerkt door het volledig ontbreken van zeggenschap van de commanditaire vennoten. Deze overweging is onjuist (zie hiervoor onder 3.5, 4.9 en voetnoot 22) en lijkt erop te duiden dat het hof aan de bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid van de beherend vennoot de conclusie heeft verbonden dat de belangen van de beherend vennoot ook de belangen van de CV bepalen. Dat is niet het geval.
4.18.
Het oordeel van het hof dat de stichting haar stelling dat de participanten er vanuit mochten gaan dat Lexence ook hun belangen behartigde, niet heeft onderbouwd, is onbegrijpelijk. De stichting heeft wel dit wel degelijk gedaan.28.
Overigens gaat het er niet zozeer om dat Lexence de belangen van de participanten niet heeft behartigd (in directe zin), maar dat zij in het kader van haar dienstverlening aan de CV ook de belangen van de participanten in aanmerking had moeten nemen.29.Het belang van de CV wordt immers mede bepaald door de belangen van de participanten.
4.19.
Het oordeel van het hof dat in dit geval geen sprake is van schending door Lexence van haar zorgplicht jegens de participanten, acht ik ontoereikend gemotiveerd. Dragend voor dit oordeel is met name de vaststelling dat de advisering van Lexence in het belang van de CV was. Zoals al volgt uit het voorgaande (zie onder 4.7), kan die vaststelling niet standhouden. Niet kan worden gezegd dat het advies om niet de aandacht te vestigen op de fout in het prospectus in het belang was van de CV, dus in het gezamenlijke belang van de vennoten. Dit advies diende slechts de belangen van de beherend vennoot (en/of haar bestuurder en aandeelhouder).
Ik merk nog op dat het er niet om gaat of van Lexence gevergd had kunnen worden dat zij de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid, zoals het hof heeft overwogen, maar om het onderkennen door Lexence van de tegenstrijdige belangen en het treffen van adequate maatregelen in verband daarmee. Daarmee zou Lexence ook tegemoet gekomen zijn aan de gerechtvaardigde belangen van de commanditaire vennoten.
4.20.
Uit het voorgaande volgt dat de klachten van de onderdelen 3.2-3.7 in elk geval deels gegrond zijn.
4.21.
Onderdeel 3.1 is gegrond om de hiervoor onder 4.13 genoemde redenen.
4.22.
Over onderdeel 3.8 merk ik het volgende op. Overtreding van een gedragsregel levert niet zonder meer aansprakelijkheid van een advocaat op. Hiervoor zijn vele andere factoren, zoals causaal verband, ook van belang. Het is wel een factor die bij het oordeel over de aansprakelijkheid van de advocaat van belang is (zie hiervoor onder 4.12). Zoals ik hiervoor onder 3.8 heb opgemerkt, zal een advocaat van een commanditaire vennootschap alert moeten zijn op (dreigende) belangentegenstellingen binnen de vennootschap. Hij zal ten minste het probleem aan de orde moeten stellen en onder omstandigheden zal hij zich als advocaat van de commanditaire vennootschap moeten terugtrekken. Ik wijs opnieuw op regel 7 van de gedragsregels voor advocaten.
5. De conclusie
De conclusie strekt tot vernietiging en verwijzing.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 14‑04‑2017
Rb Amsterdam 17 september 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:5723, NJF 2014/432.
Hof Amsterdam 23 februari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:635, JOR 2016/93 m.nt. C.M. Stokkermans, RO 2016/35 met een wenk van P.P.D. Mathey-Bal.
Hoewel het hof niet met zoveel woorden heeft vastgesteld dat EAIG bestuurder en aandeelhouder was van EAW, meen ik toch dat ook het hof hiervan is uitgegaan. Partijen hebben dit eensgezind gesteld (zie bijv. de memorie van grieven onder 11, de memorie van antwoord onder 2 en de schriftelijke toelichting zijdens de stichting onder 2.3). Ik vind hiervoor bovendien aanwijzingen in de feiten die het hof wél expliciet heeft vastgesteld (waaruit bijvoorbeeld volgt dat Lexence in het kader van de dienstverlening aan de CV contact had met EAIG).
De commanditaire vennootschap is geregeld in de artikelen 19-21 WvK. Op de commanditaire vennootschap zijn ook de wettelijke bepalingen over de maatschap van toepassing voor zover uit de wet niet anders voortvloeit.
Vgl. A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), p. 74.
Zie bijv. A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), p. 2.
Vgl. Assink/Slagter 2013 (Deel 2), p. 1883.
Zie ook bijv. A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), par. 85 en Assink/Slagter 2013 (Deel 2), p. 1895. Zie verder Asser/Maeijer 5-V 1995/371: “Iets geheel anders is dat de commanditair medezeggenschap kan doen gelden in de c.v.: zie de terminologie van HR 27 januari 1960, NJ 1960, 235. De besturende complementaire vennoten zullen, tenzij anders is overeengekomen, de instemming van de commanditaire vennoten moeten hebben voor andere dan bestuurshandelingen: door vele auteurs ook als beschikkingshandelingen aangeduid. (…) En ook wordt algemeen aanvaard dat kan worden overeengekomen dat de commanditair toezicht zal hebben op het bestuur, en dat hij voor bepaalde categorieën van meer ingrijpende bestuurshandelingen zijn goedkeuring of instemming zal moeten geven. Dit betekent immers dat hij zulk een handeling kan beletten, doch de besturend vennoot niet tot zulk een handeling kan noodzaken.”
Zie A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), par. 85, met verwijzingen naar meer bronnen, en Groene Serie Personenassociaties 2.12.1.1 en 2.12.1.3 (A.J.S.M. Tervoort, 2016).
Vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:797, NJ 2014/286 (Cancun).
Vgl. A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), par. 75 en Assink/Slagter 2013 (Deel 2), p. 1949.
Zie A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), p. 75.
Zie HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0033, NJ 2007/420 (Bruil).
Zie ook A.J.S.M. Tervoort, Het Nederlandse personenvennootschapsrecht (2015), p. 71.
De gedragsregels zijn te raadplegen via www.advocatenorde.nl.
Zie echter hierna de bespreking van onderdeel 2.1.
Vgl. HR 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0303, NJ 1992/420, rov. 4.3.2.
Zie ook de artikelen 12 en 14 van de CV-overeenkomst (productie 25 zijdens de stichting), die een regeling omtrent de besluitvorming in de vergadering van vennoten bevatten. Volgens art. 14 lid 1 hebben ook de commanditaire vennoten stemrecht. Zie ook Assink/Slagter, 2013, Deel 2, p. 1895: “De commanditair neemt overigens meer dan de positie van geldschieter in, onder meer nu hij zich binnen de CV –waaronder besluitvorming- met het feitelijk beheer kan bezighouden en daarbij zeggenschap kan uitoefenen”.
Zie art. 13 lid 2 en 4 van de CV-overeenkomst (productie 25 zijdens de stichting). In het prospectus (productie 10 zijdens de stichting; p. 15) is vermeld dat de Raad van Advies regelmatig op de hoogte zal worden gesteld van de voortgang van de investering.
Zie bijv. HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW2082, NJ 2008/529 (Vie d’Or), rov. 4.4.3. Zie ook bijv. E.A.L. van Emden en M. de Haan, Beroepsaansprakelijkheid (2014), p. 125-126.
Zie de in 3.8 geciteerde gedragsregel 7.
Zie bijv. de memorie van grieven onder 49, 67 en 68 van.
Productie 27 zijdens de stichting. Zie ook par. 29 van de memorie van grieven.
Zie bijv. de memorie van grieven onder 70 en 71.
Vgl. HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9069, NJ 2008/587 (Vleesmeesters/Alog).
Beroepschrift 23‑05‑2016
CASSATIEDAGVAARDING
Heden, de drieëntwintigste mei tweeduizend zestien, ten verzoeke van de stichting STICHTING PARTICIPANTEN WARMOND, gevestigd te Amsterdam (hierna: ‘de Stichting’), te dezer zake woonplaats kiezende te 's‑Gravenhage aan de Bezuidenhoutseweg nr. 57 (2594 AC), gebouw New Babylon (postbus 11756, 2502 AT), ten kantore van mr. J.W.H. van Wijk, advocaat bij de Hoge Raad, die door haar wordt aangewezen om haar te vertegenwoordigen in na te melden geding in cassatie;
heb ik,
[Bastiaan Theodorus Martijn Duivenvoorden, als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van Walter Frederik Dirk van den Oever, gerechtsdeurwaarder met plaats van vestiging 's‑Gravenhage, kantoorhoudende aldaar aan de Prinses Alexialaan 8;]
AAN
de naamloze vennootschap LEXENCE N.V., gevestigd te Amsterdam (hierna: ‘Lexence’), maar overeenkomstig art. 63 lid 1 Rv mijn exploot doende te 's‑Gravenhage, aan de Anna van Saksenlaan 30 (2593 HT) (postbus 93455, 2509 AL), ten kantore van mr. J. Ekelmans, advocaat, alwaar de gerequireerde in vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen, sprekende met en afschrift dezes latende aan:
[mevrouw J. Wetters, aldaar werkzaam]
AANGEZEGD
dat mijn requirante hierbij beroep in cassatie instelt tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: ‘het Hof’), onder zaaknummer 200.163.789/01 tussen mijn requirante als appellante en gerequireerde als geïntimeerde gewezen en ter openbare terechtzitting van 23 februari 2016 uitgesproken;
voorts heb ik, deurwaarder, geheel exploiterend en relaterend als voormeld, de geïnsinueerde voornoemd,
GEDAGVAARD
om op vrijdag 10 juni 2016, des voormiddags om 10.00 uur, vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad, te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad, Eerste Enkelvoudige Kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, die alsdan wordt gehouden in het gebouw van de Hoge Raad aan het Korte Voorhout nr. 8, te Den Haag;
MET DE UITDRUKKELIJKE VERMELDING:
- •
dat van gerequireerde bij verschijning een griffierecht zal worden geheven en dat dit griffierecht verschuldigd is vanaf haar verschijning in het geding en binnen vier weken nadien dient te zijn voldaan;
- •
dat de hoogte van de griffierechten is vermeld in de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die onder meer is te vinden op de website www.wetten.overheid.nl/BWBR0028899/,
- •
dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- 1o.
een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
- 2o.
een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
- •
dat indien gerequireerde in het geding verschijnt door advocaat te stellen, maar het door haar verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, ingevolge art. 411 lid 1 Rv haar recht om verweer in cassatie te voeren of om van haar zijde in cassatie te komen vervalt.
TENEINDE
alsdan tegen voormeld arrest te horen aanvoeren het navolgende
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van het vormverelste van een toereikende motivering doordat het Hof heeft geoordeeld als vermeld in r.o. 3.6–3.12 en r.o. 3.14–3.16, en op grond van het daar overwogene heeft beslist en recht gedaan als overigens vermeld in het arrest waarvan beroep, zulks ten onrechte om de navolgende, mede in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen redenen:
1. Uitgangspunten in cassatie
1.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:1.
1.2
De vennootschappen Euro American International B.V. (hierna: ‘EAI’) en Euro American Investment Group B.V. (hierna: ‘EAIG’) hebben in 2002 het initiatief genomen om een belegging in het project Bastion de Leede (hierna: ‘het project’) in Warmond aan het publiek aan te bieden. Daartoe is de commanditaire vennootschap Euro American Warmond CV (hierna: ‘de CV’) opgericht. Tevens is Euro American Warmond B.V. (hierna: ‘EAW’) opgericht als bestuurder en beherend vennoot van de CV. EAIG is (in de voor dit geding relevante periode) enig aandeelhouder en enig bestuurder van EAW.2. EAI is (in de voor dit geding relevante periode) enig aandeelhouder en enig bestuurder van EAIG.3.
1.3
In december 2002 is het prospectus voor de CV uitgebracht.4. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
‘I. Voorwoord
De vennootschap zal investeren in de aankoop van grond (waarop een bouwvergunning zal worden verleend), de ontwikkeling en de bouw van een appartementencomplex (…) aan de Leede te Warmond.
(…)
In totaal zijn maximaal 72 participaties met een deelnamebedrag van € 50.000 (…) beschikbaar, hetgeen resulteert in een totaal commanditair vermogen van € 3.600.000. De deelnemers genieten een preferent rendement van 12 %* lineair op jaarbasis over hun inleg en een overwinstrecht van 40 %, waardoor het totaal verwachte (enkelvoudige) rendement 18% lineair op jaarbasis bedraagt. Terugbetaling van de inleg en de uitkering van het verwachte (preferente) rendement zal geschieden bij verkoop van de appartementen aan kopers, dan wel bij herfinanciering van het totale project. De verwachte looptijd van het project, 25 maanden, is afhankelijk van de periode tot vergunningsverstrekking en de verkoopsnelheid van de individuele appartementen,
(…)
De directie van Euro American Warmond BV verklaart dat — voor zover aan haar redelijkerwijs bekend had kunnen zijn — de gegevens in dit prospectus overeenstemmen met de werkelijkheid. Er zijn geen gegevens weggelaten waarvan vermelding de strekking van dit investeringsvoorstel zou wijzigen, De aankoop zal geschieden onder voorbehoud dat de bouwvergunning voor de bouw van de appartementen wordt verleend. Mocht de bouwvergunning niet worden verleend, dan zuilen de deelnamebedragen worden terugbetaald.
II. De Investering
(…)
Bijzonderheden
(…)
Terugbetaling van de inleg en uitkering van het verwachte rendement worden voldaan uit de verwachte verkoopopbrengst en vindt plaats na verkoop van de appartementen aan kopers die de appartementen na de bouw zullen betrekken voor recreatieve doeleinden (…).
Ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex dient het bestemmingsplan gewijzigd te worden, De huidige bestemming van de grond is bedrijfsterrein. Het bestemmingsplan dient gewijzigd te worden in meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden. De voorgenomen wijziging vindt plaats door middel van een, reeds in werking gezette, verkorte artikel 19-procedure waarbij de bestemming automatisch wordt gewijzigd bij het verstrekken van de bouwvergunning. De eerste bouwvergunning is reeds in 1999 aangevraagd en zal naar verwachting eind december 2002 worden verleend. Euro American Warmond CV koopt de grond, de opstallen en de plannen onder de opschortende voorwaarde dat de bouwvergunning vóór de overdracht wordt verkregen.
(…)
Toelichting op het investeringsproject
Euro American Warmond CV koopt een kavel grond inclusief de plannen voor ontwikkeling van circa 32 (…) appartementen inclusief parkeerplaats en aanlegsteiger aan de Leede te Warmond, De appartementen hebben een recreatieve bestemming.
(…)
VU. Risicoanalyse
Algemeen
Wanneer men bij beleggen een meer dan gemiddeld rendement wenst te behalen, dan betekent dat over het algemeen het nemen van meer dan gemiddeld risico. Dat geldt ook voor deze investering.
(…)
Indien de periode tot vergunning verstrekking langer duurt of het nieuwe bestemmingsplan onvoldoende ruimte biedt om de voorliggende ontwikkeling te realiseren, zal dit naar alle waarschijnlijkheid een negatieve invloed hebben op de projectwinst van Euro American Warmond CV en daarmee een risico vormen dat de participanten (een gedeelte van) het beoogde rendement niet zullen realiseren of in het meest ongunstige geval (een gedeelte) van het ingelegde geld verliezen.’
1.4
Bijlage 1 bij het prospectus is de (concept) cv-overeenkomst.5. Artikel 4 lid 2 daarvan bepaalt:
‘Opzegging of beëindiging van deze overeenkomst door een of meer vennoten is niet mogelijk, behoudens het bepaalde in artikel 11.’
1.5
Artikel 11 van de CV-overeenkomst ziet op beëindiging van de CV.
1.6
De in het bestreden arrest genoemde appellanten 2 tot en met 29 zijn alle commanditaire vennoten van de CV.
1.7
Op 29 mei 1997 heeft de gemeente Warmond het bestemmingsplan van het gebied waarbinnen het project valt vastgesteld. De bestemming luidde op dat moment ‘bedrijven’. Met de toenmalige eigenaar van dat terrein heeft de gemeente Warmond op 24 september 1999 een overeenkomst gesloten die ertoe strekte dat de gemeente zou meewerken aan de aanvraag van een bouwvergunning om op het terrein een hotel met haven aan te leggen, mits dat zou worden gebruikt voor niet-permanente recreatie. Eind juni 2000 is de betreffende bouwvergunning aangevraagd. Op basis van de ruimte die de planvoorschriften bij het bestemmingsplan boden, is op 12 juni 2001 het bestemmingsplan voor genoemd terrein gewijzigd in ‘horeca’, Hieronder moet (mede) worden verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden en/of logies, zo blijkt uit de planvoorschriften. Op 23 januari 2002 is een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een appartementen/hotel met haven en steigers (‘botel’).
1.8
De CV heeft op 1 december 2002 de grond gekocht waarop het project gerealiseerd moest worden. De grond is geleverd bij notariële akte van 4 februari 2003.
1.9
Bij besluit van 19 augustus 2003 (hierna: ‘het herroepingsbesluit’) heeft de gemeente Warmond de op 23 januari 2003 verleende bouwvergunning herroepen, omdat het Ingediende bouwplan niet voldeed aan de bestemming horeca. Redengevend daarvoor was dat geen sprake was van bedrijfsmatige verstrekking van logies omdat voor de toekomstige eigenaren van de appartementen geen verplichting bestond die te verhuren.
1.10
Vervolgens heeft de CV op 8 september 20036. Lexence ingeschakeld voor advies in verband met de herroeping van de bouwvergunning. Bij brief van 17 september 2003 schrijft mr. Van Driel van Lexence aan de CV onder meer:
‘Mijn conclusie is dat het door EuroAmerican voorgestane bouwplan — zowel qua toekomstig gebruik als qua bouwhoogte — in strijd lijkt te zijn met het bestemmingsplan.’
1.11
Op 23 september 2003 volgde een bespreking op het kantoor van Lexence waar van de zijde van Lexence mr. Van Schoonhoven aanwezig was en van de zijde van EAIG de heren [betrokkene 1] en [betrokkene 5]. Het gespreksverslag van deze bijeenkomst7. vermeldt onder meer:
‘Lexence geeft aan dat de bouwvergunning terecht is ingetrokken. (…) Er kan dus alleen ontwikkeld worden wanneer er sprake is van het bedrijfsmatig verstrekken van logies door de gebruiker(s). Er geldt zelfs een verbod op gebruik op andere wijze.
Er worden een aantal mogelijkheden besproken.
Optie 1 Stekker eruit en aansprakelijk stellen Smitsloo / Notaris / Gemeente
(…)
Optie 2 Doorgaan en binnen het bestemmingsplan ontwikkelen
(…)
Let op: Indien voor optie 2 gekozen wordt kan het zijn dat EAIG alsnog aansprakelijk wordt gesteld (…).
(…)
Aansprakelijkheden
Er zijn twee partijen die EAIG aansprakelijk kunnen stellen:
- 1.
Vennoten, EAIG moet op korte termijn de vennoten op de hoogte stellen, van de gang van zaken. Het zou kunnen dat één of meer vennoten EAIG aansprakelijk stelt omdat zij onder valse voorwendselen in dit project getrokken zijn.
- 2.
Potentiële kopers. (…)
De volgende aktlepunten worden afgesproken:
(…)
- —
Aktie Lexence: De aansprakelijkheid naar participanten onderzoeken (Er zitten in dit project in totaal 49 participanten)
- —
Aktie Lexence: Bezwaar maken tegen de herroeping van de bouwvergunning’
1.12
Op 30 september 2003 volgde een brief,8. waarin mr. Van Schoonhoven van Lexence onder meer aan de CV schrijft:
‘De bestuursrechtelijke kant wordt verzorgd door mijn kantoorgenoot mr. Van Driel. Het hiernavolgende betreft met name de strategie alsmede de civielrechtelijke positie(s) van partijen.
(…)
Tevens is mij gebleken (…) dat het door Euro American voorgestane project qua gebruik in strijd is met het bestemmingsplan en (…) deze strijdigheid niet kan worden weggenomen dan behoudens via hetzij een wijziging van het bestemmingsplan, hetzij een vrijstelling. (…) zelfs indien de bouwvergunning niet zou zijn herroepen dan zou op basis van het bestemmingsplan het gebruik op elk moment hebben kunnen worden stilgelegd hetzij door de gemeente, hetzij door derde-belanghebbenden.
Of het Lexence (…) lukt om alsnog het door Euro American voorgestane project een solide bestuursrechtelijke grondslag te geven valt niet te voorspellen. Vooralsnog heeft de gemeente aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan een vrijstelling of bestemmingsplanwijziging. Blijft de gemeente weigerachtig dan is het in het algemeen moeizaam om een vrijstelling (of bestemmingsplanwijziging) in rechte af te dwingen.
Prospectus
(…)
De prospectus meldt op pagina 5:
‘Het bestemmingsplan dient gewijzigd te worden in meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden.’
De Prospectus heeft onmiskenbaar de bedoeling een project van recreatiewoningen voor niet permanent gebruik te omschrijven. (…) Nergens wordt gerefereerd aan een hotel- of botelfunctie dan wel aan het bedrijfsmatig verstrekken van logies. Dit verklaart ook bovenvermelde uitspraak in de prospectus die daarmee dan ook correct is.
(…)
Voorts meld de prospectus aansluitend op pagina 5:
‘De eerste bouwvergunning is reeds in december 1999 aangevraagd en zal naar verwachting eind december 2002 worden verleend.’
Deze uitspraak in de prospectus is niet correct. Immers, de ingediende bouwaanvrage betrof niet het meerlaags wonen voor recreatieve doeleinden en kon dus nimmer leiden tot een bouwvergunning als bedoeld in de prospectus.
Het voorgaande kan tot aansprakelijkheid leiden (…).’
1.13
Bij brief van 2 oktober 2003 van mr. Van Schoonhoven gericht aan EAIG en EAI (t.a.v. de heer [betrokkene 1]), voor akkoord ondertekend door de heer [betrokkene 1] namens EAIG en EAI, heeft Lexence schriftelijk bevestigd dat zij EAIG en EAI zal bijstaan als advocaat.9.
1.14
Lexence heeft namens de CV beroep ingesteld tegen het herroepingsbesluit. In de begeleidende brief bij het concept beroepschrift schrijft mr. Van Driel op 17 oktober 2003:
‘Zoals je kunt zien is het een lijvig stuk geworden. Dit vindt natuurlijk zijn oorzaak in het feit dat ons standpunt, namelijk dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, maar zeer moeizaam te verdedigen valt.’
1.15
Uiteindelijk is het herroepingsbesluit door zowel de rechtbank als de Raad van State bekrachtigd.
1.16
Op 20 januari 2005 heeft EAIG aan de vennoten van de CV een brief gestuurd. Daarin staat onder meer:
Betreft: Voortgangsbericht bouwvergunningsprocedure Warmond C.V.
(…)
Op 30 november 2004 heeft inzake de procedures tot het verkrijgen van een bruikbare bouwvergunning een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst werd door de advocaat een toelichting gegeven op de gang van zaken en de stand van zaken op dat moment, waarna de aanwezigen gelegenheid hadden om hun (persoonlijke) vragen aan de advocaat voor te leggen. Naar aanleiding van de gestelde vragen is afgesproken dat in januari 2005, nadat voortgang is gemaakt met de juridische procedures, een voortgangsbericht aan alle deelnemers zou worden verzonden.
U treft dit voortgangsbericht van de advocaat hierbij aan, evenals de presentielijst van de vergadering.
Het bijbehorende voortgangsbericht vermeldt onder meer:
‘Eerste bouwaanvraag
(…) De rechtbank Haarlem heeft bij uitspraak van 1 november 2004 het beroep van Euro American Warmond C. V. tegen de herroeping van de bouwvergunning gegrond verklaard, omdat B&W zich ten onrechte niet hadden uitgelaten over de mogelijkheid om het bouwplan middels een vrijstelling van het bestemmingsplan mogelijk te maken. (…)
Aangezien de raadscommissie (…) te kennen heeft gegeven niet bereid te zijn om vrijstelling te verlenen, is het aannemelijk dat de raad het verzoek om vrijstelling zal afwijzen.
Hoewel de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat het bouwplan (…) in strijd is met het bestemmingsplan. Dit omdat aan de toekomstige eigenaars geen rechtens afdwingbare exploitatie- of verhuurverplichting zou worden opgelegd. (…) Er dient volgens de rechtbank dan ook een geheel nieuwe bouwaanvraag te worden ingediend. Euro American kan zich niet met deze uitspraak van de rechtbank verenigen en heeft dan ook hoger beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. (…)
Tweede bouwaanvraag
Rekening houdend met een eventuele negatieve uitspraak van de rechtbank heeft Euro American zekerheidshalve op 9 juli 2004 alvast een nieuwe bouwaanvraag ingediend voor een gewijzigd bouwplan. Voorafgaand aan die bouwaanvraag heeft Euro American de concept-splitsingsakte gewijzigd, in die zin dat aan de toekomstige appartementseigenaars nu wél een rechtens afdwingbare verhuurverplichting wordt opgelegd. (…)
Vervolgens hebben B&W (…) op 23 september 2004 de gevraagde bouwvergunning geweigerd op de grond dat het toekomstige gebruik van het botel nog steeds in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. (…)
Tegen de weigering van de bouwvergunning heeft Euro American op 29 oktober 2004 bezwaar ingediend. (…)
B&W hebben (…) de vier voorwaarden genoemd waaraan moet zijn voldaan wil de exploitatie voldoen aan het bestemmingsplan:
- 1.
eigen gebruik kan worden toegestaan gedurende 8 weken per jaar (…);
- 2.
over deze periode is de eigenaar wel de huurprijs, maar geen bemiddelingsbedrag verschuldigd aan de commerciële exploitant;
- 3.
huurt de eigenaar zijn eigendom buiten deze 8 weken, dan betaalt hij naast de marktconforme huurprijs hetzelfde bemiddelingsbedrag als een willekeurige huurder;
- 4.
de commerciële exploitant heeft een duidslijk onafhankelijke positie ten opzichte van de eigenaars (…)
Indien de beslissing op bezwaar negatief uitpakt, kan Euro American een derde bouwaanvraag indienen, die voldoet aan alle door B&W (…) gestelde voorwaarden.’
(…)
1.17
lexence heeft in een memorandum van 10 juni 200510.aan EAIG geadviseerd inzake de CV. Dit memorandum vermeldt onder meer:11.
‘1. Inleiding
Dit memorandum behandelt de vraag welke remedies de commanditaire vennoten (de ‘Vennoten’) in Euro American Warmond C.V. (de ‘C.V.’) ten dienste zouden staan, indien zou blijken dat het door Euro American Investors Group B.V. (‘Euro American’)12.uitgegeven prospectus voor de deelname in de C.V. (het ‘Prospectus’) een onjuistheid zou bevatten.(…)
Voorzover wij thans kunnen overzien zouden de Vennoten in dit verband kunnen trachten acties uit hoofde van misleidende reclame (prospectusaansprakelijkheid) en/of dwaling te starten tegen de C.V. en/of Euro American. Deze acties, en de kans van slagen daarvan, worden in het onderstaande behandeld.
2. Executive summary
- •
Iedere onjuistheid in het Prospectus kwalificeert op grond van artikel 6:194 BW automatisch als een onrechtmatige daad. Een vordering uit hoofde van dit artikel brengt daarom een aanzienlijk risico voor Euro American met zich. (…)
- •
(…)
- •
De Vennoten lijken nog niet te beseffen dat het Prospectus (op het moment van uitgifte) een onjuistheid bevatte; zij hebben alleen bemerkt dat de uitvoering van de plannen anders is dan in het Prospectus voorzien. Hen kan derhalve niet worden verweten dat zij te lang hebben gewacht met het instellen van de genoemde vorderingen.
- •
Aangezien de Vennoten kennelijk nog niet hebben ingezien dat het Prospectus reeds op het moment van uitgifte een onjuistheid bevatte, zou Euro American richting de vennoten het standpunt kunnen innemen dat zij door de oorspronkelijke verlening van de bouwvergunning werd gedwongen het perceel af te nemen, en dat zij — na de ‘onvoorzienbare’ intrekking van die vergunning — nu simpelweg probeert toch nog een zo goed mogelijk resultaat van de Vennoten te realiseren. Het is de vraag of de Vennoten dan nog een grondslag voor het instellen van een vordering zullen zien.
3. Misleidende reclame/prospectusaansprakelijkheid
2.1. Hoofdregel
(…) Indien de in dit memorandum gemaakte veronderstelling dat het Prospectus een onjuistheid bevat zou kloppen, zou daarmee derhalve vaststaan dat Euro American onrechtmatig heeft gehandeld. De Vennoten kunnen in dat geval vergoeding vorderen van alle schade die zij als gevolg van deze onrechtmatige daad hebben geleden.
(…)
5. Strategie jegens de Vennoten
Zoals gezegd, lijken de Vennoten die in de raad van advies zitten nog niet te beseffen dat het Prospectus reeds op het moment van uitgifte onjuistheden bevatte. Euro American zou er daarom voor kunnen kiezen hier op dit moment niets over te zeggen en uitsluitend een standpunt in te nemen over de periode na de overdracht van het perceel.
Euro American zou in dat verband kunnen stellen dat de C.V. door de oorspronkelijke verlening van de bouwvergunning werd gedwongen het perceel af te nemen, en dat op dat moment niet viel in te zien dat de vergunning later weer zou worden ingetrokken. Euro American zou verder het standpunt kunnen innemen dat zij, na de intrekking van de vergunning, geen andere keuze had dan de schade voor de participant zoveel mogelijk te beperken door het project dusdanig te wijzen dat alsnog een vergunning zou worden verkregen. Het enige alternatief op dat moment was immers het staken van het project, en het nemen van aanloopverliezen, Als dat was gebeurd, zouden de Vennoten niet hun gehele inleg hebben teruggekregen. (…)’
1.18
Een volgend memorandum van 20 juni 200513. van Lexence aan EAIG,14. dat een aanvulling vormde op het memorandum van 10 juni 2005,15. vermeldt onder meer:16.
‘1. Inleiding
In aanvulling op ons memorandum van 10 juni 2005 bevat dit memorandum een analyse van de feitelijke onjuistheden in het prospectus (het ‘Prospectus’) dat door Euro American Investors Group B.V. (‘Euro American’) ter beschikking is gesteld aan de commanditaire vennoten (de ‘Vennoten’) in Euro American Warmond C.V. (de ‘C.V.’).
2. Executive summary
- •
Het Prospectus was niet onjuist ten aanzien van het beoogde gebruik van de appartementen;
- •
Het Prospectus was wel onjuist ten aanzien van de bestuursrechtelijke situatie;
- •
De onjuistheid in het Prospectus betrof een punt dat voor de participanten van belang was bij hun risicoanalyse;
- •
Het verdient aanbeveling de discussie met de participanten te focussen op de koerswending van de gemeente na de levering van het perceel aan de C.V. en te proberen zomin mogelijk aandacht te besteden aan de bestuursrechtelijke situatie ten tijde van de uitgifte van het Prospectus.
(…)
4. Consequenties
(…)
Het Prospectus bevatte daarom op een voor de participanten relevant punt een onjuiste weergave van de feitelijke situatie. Dit zou een grondslag op kunnen leveren voor acties van de participanten.
5. Aanbeveling
Ons inziens valt het aan te bevelen in de discussie met de participanten zo min mogelijk in te gaan op de bestuursrechtelijke situatie ten tijde van de uitgifte van het Prospectus. De nadruk zou moeten liggen op de latere koerswending van de gemeente als gevolg waarvan de bouwvergunning — geruime tijd na de levering — werd ingetrokken. Dat de C.V. toen, met inachtneming van de nieuwe eisen van de gemeente is doorgegaan met haar activiteiten, kan Euro American moeilijk worden verweten. Op dat moment was er immers geen weg terug meer.’
1.19
Op 17 juni 2005 heeft een vergadering van vennoten van de CV plaatsgevonden. Het verslag hiervan vermeldt onder meer:
‘De heer [betrokkene 1] verzorgt een presentatie, waar het volgende aan kan worden ontleend:
(…)
- —
het rendement wordt nu op 8–10% geschat; van invloed daarop is evenwel nog het verkooptempo; eerst moet 60% zijn voorverkocht.
(…)
vragen het rendement te garanderen, wat de heer [betrokkene 2] [een participant, hof] doet, is voor EIAG niet aan de orde (…) daarop reagerend stelt de heer [betrokkene 2] dat niet aan het prospectus is voldaan omdat EAIG niet beschikt over grond, waarop in meerdere lagen appartementen mogen worden gebouwd
(…)
de heer [betrokkene 2] blijft er moeite mee houden dat grond is afgenomen, terwijl wel de vergunning was verleend, maar de bestemming niet was veranderd, en vindt dat de halve waarheid is gesproken; het prospectus is zijns inziens dus onjuist, en daarom vindt hij dat het project moet worden hergepositioneerd (…)
(…)
Anders dan de heer [betrokkene 3] stelt, is het project er niet anders op geworden, eruit stappen is niet mogelijk (…)’
1.20
Een volgende vergadering vindt plaats op 4 oktober 2005, Het verslag17. daarvan vermeldt onder meer:
‘Verwachting heden
Opbrengsten | Prospectus | 24 maanden vertraging |
(…)
Totaal rendement | 18,4% | 8,3% |
(…)
De heer [betrokkene 2] wijst erop dat de vergadering bijeen is geroepen, omdat zich een scenario afspeelt dat afwijkt van de prognoses in het prospectus. (…)
De heer [betrokkene 1] benadrukt dat EAIG meent dat het prospectus met betrekking tot het plan en de uitvoering geen fouten bevat. (…)
De heer [betrokkene 2] wijst erop dat in het prospectus op pagina 5 wordt gemeld dat bij het verlenen van de bouwvergunning automatisch het bestemmingsplan wordt gewijzigd. Dit blijkt zijns inziens feitelijk onjuist te zijn.
(…)
De heer [betrokkene 2] herinnert eraan dat in de laatste vergadering is gezegd dat het bestemmingsplan niet met de bouwvergunning zou worden gewijzigd, conform het vereiste in het prospectus.
(…)
De heer [betrokkene 2] concludeert dat, hetgeen in de prospectus staat, zijns inziens niet overeenkomt met de werkelijkheid. (…)
De heer [betrokkene 2] spreekt zijn zorg uit over het feit dat de vennoten worden geconfronteerd met een zijns inziens onjuiste prospectus op basis waarvan het project mogelijk ontaardt in een ‘ramp’, waarbij EIAG niet de zekerheid wenst te geven dat er geen negatief rendement zal worden behaald. Dit plaatst de vennoten in een moeilijke positie ten aanzien van eventueel te ondernemen stappen. De heer [betrokkene 2] hoopt dat EAIG alsnog met een voorstel zal komen, om het probleem enigszins op te lossen.
(…).
De heer [betrokkene 1] is er niet van overtuigd dat het prospectus onjuist zou zijn. (…)’
1.21
De verslagen van vergaderingen van vennoten van de CV worden voorafgaand aan een volgende vergadering onder alle vennoten verspreid.
1.22
Op basis van een derde bouwaanvraag van april 2005 is in oktober 2005 een bouwvergunning voor het — aangepaste — project verleend. Na (aanvullende) financiering door Syntrus Achmea Vastgoed is in mei 2007 de bouw van het project aangevangen. Na het opzetten van het casco is de bouw gestaakt vanwege het faillissement van de aannemer. In de loop van 2007 heeft overleg plaatsgevonden tussen EAI en de vennoten van de CV over terugbetaling van hun inleg. Op 7 februari 2008 is het faillissement van EAI en EAIG uitgesproken. Op 21 september 2009 heeft de CV het project verkocht voor een bedrag waarvan de lening van Syntrus Achmea Vastgoed is afbetaald. Aan de vennoten van de CV is geen betaling gedaan. De bouw van het project is uiteindelijk voltooid.
1.23
De in het bestreden arrest genoemde appellanten 2 tot en met 28 hebben met de Stichting een lastgevingsovereenkomst gesloten, inhoudende (onder meer) dat de Stichting in eigen naam maar voor rekening van de betreffende participant de onderhavige procedure tegen Lexence voert. Daarbij is ook bepaald dat de Stichting de aan de participant toekomende rechten ten aanzien van Lexence bij uitsluiting van de participant uitoefent, waardoor de participant gedurende de looptijd van de lastgevingsovereenkomst ook jegens derden de bevoegdheid mist om die rechten zelf uit te oefenen. Met de CV heeft de Stichting een vaststellingsovereenkomst gesloten, die kort gezegd inhoudt dat de CV haar eventuele vordering op Lexence overdraagt aan genoemde stichting.
1.24
Hangende de procedure in eerste aanleg, te weten op 14 maart 2014, is ook de in het bestreden arrest genoemde appellant 29 een overeenkomst van lastgeving met de Stichting aangegaan op dezelfde voorwaarden als de andere participanten.
2. Klachten tegen oordeel Hof m.b.t. vordering van de CV
In r.o. 3.12 komt het Hof tot de conclusie dat niet is gebleken dat Lexence hij de uitvoering van de opdracht van de CV heeft gehandeld in strijd met de voor een advocaat geldende professionele standaard, zodat van een tekortkoming geen sprake is, evenmin als van een onrechtmatige daad. Het Hor baseert deze conclusie op de volgende gedachtegang/oordelen in r.o. 3.6–3.11 (enigszins samengevat):
- (i)
(Alleen) de CV heelt als opdrachtgever te gelden. Niet in geschil is dat de CV daarbij rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door (alleen) EAW als beherend vennoot. Lexence heeft reeds in een vroeg stadium onderkend dat het bouwplan, zoals beschreven in het prospectus, niet aan het (gewijzigde) bestemmingsplan voldeed. In zoverre was het prospectus onjuist Zij heeft de beherend vennoot en daarmee de CV daarover meteen geïnformeerd, (r.o. 3.6)
- (ii)
In de vergadering in september 2003 (zie hiervoor 1.1.1) zijn door Lexence in het kader van advisering aan EAW en daarmee aan de CV verschillende opties voorgehouden, waaronder de optie om voort te gaan met het bouwplan en te proberen tot ontwikkeling te komen binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Daarbij werd geadviseerd niet de focus te leggen op de fout in de prospectus, maar op de mogelijkheden om alsnog tot ontwikkeling te komen. In die optie werd tevens de mogelijkheid voorgehouden om te procederen tegen de herroeping van de vergunning, waarbij ook duidelijk werd gemaakt dat deze procedure geen grote kans van slagen had. (r.o. 3.7)
- (iii)
De CV, vertegenwoordigd door EAW, heeft ervoor gekozen om door te gaan met het bouwplan, de focus te leggen op ontwikkeling binnen het bestemmingsplan en (daartoe) te procederen tegen de herroeping van de vergunning. (r.o. 3.8)
- (iv)
De CV is van meet af aan correct en volledig door Lexence geïnformeerd over de mogelijkheden, de kansen en de risico's en heeft op basis van die informatie tot een keuze kunnen komen. De constructie van een CV brengt mee dat de commanditaire vennoten — de participanten — in feite slechts geldschieters zijn. Een CV, ook deze, neemt aan het rechtsverkeer deel door haar beherend vennoot. Die beherend vennoot maakt keuzes en treedt handelend op. Gesprekspartner voor Lexence was dus de beherend vennoot namens de CV. Wat er ook zij van eventuele (interne) verwijten van de participanten jegens de beherend vennoot, die gaan Lexence als buitenstaander niet aan. De CV kan zich er dan ook achteraf niet jegens Lexence op beroepen dat de door haar (vertegenwoordigd door haar beherend vennoot) gekozen koers in strijd zou zijn geweest met haar belangen. (r.o. 3.9)
- (v)
Op zichzelf is denkbaar dat de belangen van de CV en haar beherend vennoot op enig moment zodanig uiteen gaan lopen, dat van de — voor de CV optredende — advocaat maatregelen gevergd kunnen worden. Daarvan was echter ten tijde van de advisering geen sprake, Immers, de strategie die Lexence adviseerde in de situatie zoals hierboven onder (ii) beschreven, was erop gericht om de waarde van de aangekochte grond te herstellen en te proberen alsnog een profijtelijke ontwikkeling van die grond te bewerkstelligen. Lexence kon in redelijkheid menen dat zij hiermee zowel in het belang van de CV als in het belang van de beherend vennoot handelde. (r.o. 3.10)
- (vi)
Daarbij komt nog het volgende. De enkele omstandigheid dat Lexence gehandeld zou hebben in strijd met de voor haar als advocaat geldende gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen zou, als dat vast stond, niet voldoende zijn voor het oordeel dat zij jegens de CV als haar cliënt wanprestatie heeft gepleegd en aansprakelijk is voor schade. (r.o. 3.11)
De conclusie van het Hof in r.o. 3.12 en de gedachtegang/oordelen van het Hof in r.o. 3.6–3.11 waarop deze conclusie is gebaseerd, getuigen van een onjuiste rechtsopvatting en/of zijn niet naar behoren gemotiveerd.
Niet alleen CV opdrachtgever van Lexence, maar ook EAIG (en EAI); advisering en belangenbehartiging EAIG en EAW
2.1
Indien en voor zover het achter (i) vermelde oordeel van het Hof dat (alleen) de CV als opdrachtgever heeft te gelden aldus zou moeten worden begrepen dat dit oordeel mede inhoudt dat Lexence (in de voor dit geding relevante periode) geen overeenkomst van opdracht (terzake van bijstand als advocaat) had met EAIG (uit eigen hoofde) en/of EAI, en/of dat EAIG en/of EAI (in die periode) geen cliënten waren van Lexence, en/of dat Lexence zich niet met de behartiging van de (persoonlijke) belangen van EAIG en/of EAI heeft belast, is dit oordeel onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van de Stichting. De Stichting heeft immers gemotiveerd gesteld18. dat dit wél het geval was en heeft ter onderbouwing daarvan een (reeds voor zich sprekende) brief van 2 oktober 2003 van mr. Van Schoonhoven gericht aan EAIG en EAI (t.a.v. de heer [betrokkene 1]) in het geding gebracht, waarin Lexence schriftelijk bevestigt dat zij EAIG en EAI zal bijstaan als advocaat.19.
2.2
Indien en voor zover het achter (I) vermelde oordeel van het Hof dat (alleen) de CV als opdrachtgever heeft te gelden aldus zou moeten worden begrepen dat dit oordeel mede inhoudt dat Lexence over de onderhavige kwestie niet aan EAIG heeft geadviseerd, althans uitsluitend heeft geadviseerd aan EAIG in haar hoedanigheid van bestuurder van de beherend vennoot (EAW) en niet uit eigen hoofde (‘pro se’) en/of in die zin zich niet heeft belast met de behartiging van de (persoonlijke) belangen van EAIG, is dit oordeel eveneens onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van de Stichting en de in het geding gebrachte stukken, in het bijzonder de memoranda van 10 en 20 juni 2005.20. De Stichting heeft immers gesteld dat Lexence ook aan EAIG (pro se) over de onderhavige kwestie heeft geadviseerd en/of ook in die zin de (persoonlijke) belangen van EAIG heeft behartigd.21.
2.3
Het hiervoor achter (ii) vermelde oordeel van het Hof dat in de vergadering in september 2003 (zie hiervoor sub 1.11) door Lexence in het kader van advisering aanEAW en daarmee aan de CV verschillende opties zijn voorgehouden, is onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd. De Stichting heeft gesteld,22. en uit het gespreksverslag van de vergadering van 23 september 2003 blijkt ook,23. dat Lexence in die vergadering (ná de in subonderdeel 2.1 vermelde opdrachtverlening van EAIG en EAI aan Lexence) EAIG (vertegenwoordigd door de heren [betrokkene 1] en [betrokkene 4]) heeft geadviseerd (onder meer over haar rechtspositie, in het bijzonder haar aansprakelijkheidsrisico jegens de commanditaire vennoten). In r.o. 2.9 van het bestreden arrest overweegt het Hof overigens ook dat naast Lexence ‘van de zijde van EAIG’ de heren [betrokkene 1] en [betrokkene 4] aanwezig waren.
2.4
De achter (i) tot en met (v) vermelde oordelen zijn ook onvoldoende gemotiveerd omdat het Hof daarin geen (kenbare) aandacht besteedt aan, en (kenbaar) rekening houdt met de wel in r.o. 2.13 vermelde, en door de Stichting gestelde,24. omstandigheid dat Lexence in een memorandum van 10 juni 2005 aan EAIG heeft geadviseerd inzake de CV (en zich ook in die zin heeft belast met de behartiging van de belangen van EAIG) en/of omdat het Hof de inhoud van dat advies (kort gezegd: het voor de commanditaire vennoten verborgen houden van de fout in het prospectus waarvoor EAIG jegens hen aansprakelijk was) niet (voldoende) (kenbaar) heeft betrokken bij zijn achter (i) tot en met (v) vermelde gedachtegang/oordelen. Hetzelfde geldt voor het aan EAIG gerichte25. memorandum van Lexence van 20 juni 2005 dat door het Hof wordt vermeld in r.o. 2.14 van het bestreden arrest.
2.5
Indien en voor zover de achter (i) tot en met (iii) vermelde oordelen aldus zouden moeten worden begrepen dat Lexence aan EAW alleen heeft geadviseerd in haar hoedanigheid van vertegenwoordiger van de CV en niet (mede) aan EAW uit eigen hoofde (pro se) en/of zich niet heeft belast met de behartiging van de (persoonlijke) belangen van EAW, zijn die oordelen onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd in het licht van de stellingen van de Stichting. De Stichting heeft immers gemotiveerd gesteld dat Lexence wel degelijk EAW (uit eigen hoofde) heeft geadviseerd (onder meer over haar mogelijke aansprakelijkheid jegens de commanditaire vennoten en jegens de CV voor een fout als bestuurder van de CV) en zich heeft belast met de behartiging van de (persoonlijke) belangen van EAW,26. Deze klacht vitieert ook het in subonderdeel 2.3 bestreden oordeel dat Lexence aan EAW ‘en daarmee aan de CV’ verschillende opties zou hebben voorgehouden.
2.6
Het hiervoor achter (iii) vermelde oordeel dat ‘de CV, vertegenwoordigd door EAW’ ervoor heeft gekozen om door te gaan met het bouwplan, de focus te leggen op ontwikkeling binnen het bestemmingsplan en (daartoe) te procederen tegen de herroeping van de vergunning, bouwt voort op de door de subonderdelen 2.1 tot en met 2.5 bestreden oordelen van het Hof vermeld achter (i) en (ii), zodat de in die subonderdelen opgenomen klachten ook het hiervoor achter (iii) vermelde oordeel vitiëren.
CV niet correct en volledig geadviseerd27.
2.7
Met zijn hiervoor achter (iv) vermelde oordeel miskent het Hof dat nu de stukken van het geding geen andere conclusie toelaten dan dat Lexence in de aan (de bestuurder/enig aandeelhouder van) de beherend vennoot gerichte memoranda heeft geadviseerd om — wetende dat de commanditaire vennoten (waaronder de leden van de Raad van Advies) niet op de hoogte waren van de onjuistheid in het prospectus en de mogelijke aansprakelijkheid van (de bestuurder/enig aandeelhouder van) de beherend vennoot jegens de commanditaire vennoten28. — een strategie jegens de commanditaire vennoten te volgen waarin bewust niets werd gezegd over die fout en die mogelijke aansprakelijkheid (in de eufemistische woorden van het Hof: ‘niet de focus te leggen op de fout in het prospectus’), niet gezegd kan worden dat de CV van meet af aan correct en volledig door Lexence is geïnformeerd over de mogelijkheden, de kansen en de risico's en op basis van die informatie tot een keuze heeft kunnen komen. Het Hof miskent dat Lexence een advies heeft uitgebracht waarin de belangen van de commanditaire vennoten werden veronachtzaamd en/of waarmee die belangen zelfs (in onevenredige mate) werden geschaad. Van Lexence had als goed opdrachtnemer van de CV mogen worden verwacht dat zij de belangen van de commanditaire vennoten in haar advisering mede in aanmerking zou nemen (met die belangen rekening zou houden) en die belangen zou ontzien, althans in ieder geval niet (in onevenredige mate) zou schaden.
Het Hof miskent in dit kader dat het belang van de commanditaire vennootschap (naar welk belang ook de beherend vennoot zich bij de vervulling van zijn taak moet richten) mede wordt bepaald de belangen van de commanditaire vennoten. Dat geldt althans en/of temeer indien, zoals in het onderhavige geval,29. de financiering van het door de commanditaire vennootschap te realiseren project volledig bijeen is gebracht door uitsluitend de (inbreng van de) commanditaire vennoten en de beherend vennoot (en haar aandeelhouder) daarin niet heeft (hebben) bijgedragen. In een dergelijk geval wordt het belang van de commanditaire vennootschap juist in doorslaggevende en/of overwegende mate bepaald door het belang van de commanditaire vennoten.
Het Hof miskent dat aan het voorgaande niet afdoet dat de commanditaire vennootschap wordt vertegenwoordigd door de beherend vennoot, dat de commanditaire vennootschap aan het rechtsverkeer deelneemt door haar beherend vennoot en dat de gesprekspartner voor de advocaat van de commanditaire vennootschap de beherend vennoot namens de commanditaire vennootschap is. Het feit dat een commanditaire vennootschap in de opdrachtrelatie met haar advocaat wordt vertegenwoordigd door de beherend vennoot, brengt (uiteraard) niet mee dat de advocaat in zijn advisering de belangen van de commanditaire vennoten zou mogen veronachtzamen en/of (in onevenredige mate) zou mogen schaden en/of die belangen ondergeschikt zou mogen maken aan de (persoonlijke) belangen van de beherend vennoot. In zijn advisering aan de commanditaire vennootschap behoort de advocaat er rekening mee te houden dat de beherend vennoot zich bij de vervulling van zijn taak dient te richten naar het belang van de commanditaire vennootschap en dat dit belang mede wordt bepaald door de belangen van de commanditaire vennoten.
2.8
Anders dan het Hof ten onrechte oordeelt, kan de CV zich er wel degelijk achteraf jegens Lexence op beroepen dat Lexence een koers heeft geadviseerd die in strijd was met de belangen van de commanditaire vennoten, en daarmee ook met het belang van de CV, juist omdat Lexence deze koers heeft geadviseerd aan de beherend vennoot die — hoewel (naar Lexence wist) behept met een direct en/of indirect aan de CV tegenstrijdig belang — die koers namens de CV heeft gekozen. Anders dan het Hof eveneens ten onrechte oordeelt, gaan eventuele (interne) verwijten van de participanten (commanditaire vennoten) jegens de beherend vennoot Lexence wél aan in een situatie waarin Lexence de commanditaire vennootschap moet adviseren over een te kiezen koers en weet of behoort te weten dat de belangen van de commanditaire vennoten bij een bepaalde koers tegengesteld zijn aan, althans niet (volledig) parallel lopen met, de (persoonlijke) belangen van de beherend vennoot bij die koers. In een dergelijke situatie kan Lexence zich niet als ‘buitenstaander’ beschouwen ten aanzien van de rechtsverhouding tussen de commanditaire vennoten en de beherend vennoot in die zin dat zij in haar advisering de belangen van de commanditaire vennoten zou mogen veronachtzamen en/of (in onevenredige mate) zou mogen schaden en/of de (persoonlijke) belangen van de beherend vennoot zonder meer zou mogen laten prevaleren met het argument dat de beherend vennoot nu eenmaal de vertegenwoordiger is van de cliënt (de commanditaire vennootschap). De advocaat behoort in dat geval te adviseren over de (wijze waarop binnen de commanditaire vennootschap zorgvuldig kan worden omgegaan met die) tegenstrijdige belangen en mag, zonder waarborgen voor een zorgvuldige omgang met die tegenstrijdig belangen, de beherend vennoot dan niet langer als (enige) gesprekspartner namens de commanditaire vennootschap aanvaarden en/of beschouwen.
2.9
Het in de subonderdelen 2.7 en 2.8 gestelde geldt temeer in een situatie als de onderhavige (zie de subonderdelen 2.1 tot en met 2.5) waarin de advocaat van de commanditaire vennootschap tevens een overeenkomst van opdracht heeft met (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot30. en/of (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot (pro se) adviseert en/of zich heeft belast met de behartiging van de (persoonlijke) belangen van (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot (pro se), althans in ieder geval met name overleg voert met vertegenwoordigers van (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot (zonder de commanditaire vennoten en de Raad van Advies, die bestaat uit commanditaire vennoten, in dat overleg te betrekken).
Commanditaire vennoten niet in feite slechts geldschieters
2.10
Met zijn hiervoor achter (iv) vermelde oordeel miskent het Hof tevens dat de constructie van een commanditaire vennootschap niet meebrengt dat de commanditaire vennoten (de participanten) in feite slechts geldschieters zijn. De commanditaire vennoot is (in feite) geen (loutere, zuivere en/of gewone) geldschieter (geldlener) of vennootschapscrediteur, maar een vennoot, zij het een bijzondere, aan wie in beginsel dezelfde rechten toekomen en op wie in beginsel dezelfde verplichtingen rusten als ten aanzien van de jegens derden volledig verbonden vennoot (beherend vennoot) geldt.31. Uit het gebruik van de naam ‘vennoot bij wijze van geldschieting’ (of ‘geldschieters’) in het Wetboek van Koophandel mag de door het Hof aangenomen beperking van de rol van de commanditaire vennoten niet worden afgeleid.
Tegenstrijdig belang commanditaire vennootschap — (enig aandeelhouder/bestuurder) beherend vennoot
2.11
Met zijn hiervoor achter (v) vermelde oordeel miskent het Hof dat in een situatie waarin de beherend vennoot en/of de bestuurder, tevens enig aandeelhouder, van de beherend vennoot — volgens het advies van de advocaat van de commanditaire vennootschap — (mogelijk) aansprakelijk is jegens de commanditaire vennoten32. voor een fout,33. wel degelijk sprake is van een situatie waarin de belangen van de commanditaire vennootschap en (de bestuurder/enig aandeelhouder van) haar beherend vennoot zodanig uiteenlopen, dat van de advocaat van de commanditaire vennootschap maatregelen gevergd kunnen worden.34. Dat geldt temeer en/of althans indien die advocaat (de bestuurder/enig aandeelhouder van) de beherend vennoot in die situatie kennelijk doelbewust adviseert een bepaalde strategie te volgen die erop is gericht dat de kans dat de commanditaire vennoten kennis nemen van die fout zo klein mogelijk blijft, teneinde aldus tevens de kans te verkleinen dat (de bestuurder/enig aandeelhouder van) de beherend vennoot door de commanditaire vennoten aansprakelijk wordt gesteld. Daaraan doet niet af dat de strategie die de advocaat adviseert mogelijk tevens erop is gericht een doel te bereiken waarvan de advocaat (wél) in redelijkheid kan menen dat hiermee zowel in het belang van de commanditaire vennootschap als in het belang van de beherend vennoot wordt gehandeld (in casu om de waarde van de aangekochte grond te herstellen en te proberen alsnog een profijtelijke ontwikkeling van die grond te bewerkstelligen, daargelaten dat de Stichting heeft gesteld dat dit niet daadwerkelijk mede het doel was, maar dat het slechts om een afleidingsmanoeuvre ging)35.. Het gaat erom dat Lexence niet in redelijkheid kon menen dat zij met het advies om niet de aandacht te vestigen op de fout in de prospectus, handelde in het belang van de CV (zie ook subonderdeel 2.7).
Het Hof miskent voorts dat van (zodanig) uiteenlopende (tegenstrijdige) belangen als door het Hof bedoeld sprake is indien (de bestuurder/enig aandeelhouder van) de beherend vennoot te maken heeft met zodanige onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of de beherend vennoot zich bij zijn handelen uitsluitend laat leiden door het belang van de commanditaire vennootschap.36. Althans miskent het Hof dat in de hiervoor bedoelde situatie van dergelijke onverenigbare belangen sprake is. In een dergelijke situatie kan immers in redelijkheid worden betwijfeld of de (bestuurder/enig aandeelhouder van de) beherend vennoot zich bij de keuze van een strategie (uitsluitend) laat leiden door het belang van de commanditaire vennootschap of (met name) door zijn persoonlijk belang37. om niet door de commanditaire vennoten aansprakelijk gesteld te worden. De (enig aandeelhouder/bestuurder van) de beherend vennoot mag zich dan niet in staat achten het belang van de commanditaire vennootschap met de vereiste integriteit en objectiviteit te behartigen.
Het Hof miskent in dit verband tevens dat ingeval een beherend vennoot een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat strijdig is met het belang van de commanditaire vennootschap, de tussen de vennoten geldende eisen van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in art. 6:2 BW jo. art. 6:248 BW meebrengen dat de beherend vennoot daarover tijdig jegens zijn medevennoten (de commanditaire vennoten) en/of jegens het toezichthoudend orgaan (de Raad van Advies) volledige openheid betracht. Het Hof miskent tevens dat de beherend vennoot in dat geval niet rechtsgeldig bevoegd is de commanditaire vennootschap te vertegenwoordigen en/of miskent dat de besluitvorming in dat geval dient plaats te vinden in de vergadering van (alle) vennoten en/of door het toezichthoudend orgaan (de Raad van Advies).
Het Hof miskent dat de advocaat van de commanditaire vennootschap in de hiervoor bedoelde situatie ófwel de beherend vennoot moet adviseren dat sprake is van (betrokkenheid bij) een tegenstrijdig belang als hiervoor bedoeld en moet adviseren over de wijze waarop, binnen de commanditaire vennootschap, op een zorgvuldige manier met dit tegenstrijdig belang kan worden omgegaan (onder meer door volledige openheid als hiervoor bedoeld te betrachten) en zich ervan moet vergewissen dat deze adviezen op een aanvaardbare wijze worden opgevolgd ófwel de beherend vennoot, indien geen waarborgen worden gegeven voor een zorgvuldige omgang met het tegenstrijdig belang, niet langer als (enige) vertegenwoordiger/gesprekspartner van de commanditaire vennootschap mag aanvaarden38. en/of — mede gelet op regel 7 leden 1 en 2 van de Gedragsregels voor advocaten jo. art. 46 Advocatenwet — zich geheel uit de zaak moet terugtrekken, althans zich in ieder geval niet langer mag belasten met de behartiging van de belangen van zowel de commanditaire vennootschap als de beherend vennoot.
Het Hof miskent in verband met het voorgaande tevens dat het belang van de commanditaire vennootschap (naar welk belang ook de beherend vennoot zich bij de vervulling van zijn taak moet richten) niet (alleen of in doorslaggevende of overwegende mate) bepaald wordt door het belang van de beherend vennoot en/of miskent dat dit belang mede wordt bepaald de belangen van de commanditaire vennoten. Dat geldt althans en/of temeer indien, zoals in het onderhavige geval,39. de financiering van het door de commanditaire vennootschap te realiseren project volledig bijeen is gebracht door uitsluitend de (inbreng van de) commanditaire vennoten en de beherend vennoot (en haar aandeelhouder) daarin niet heeft (hebben) bijgedragen. In een dergelijk geval wordt het belang van de commanditaire vennootschap juist in doorslaggevende en/of overwegende mate bepaald door het belang van de commanditaire vennoten. Aan het voorgaande doet niet af dat alleen de beherend vennoot bevoegd is namens de commanditaire vennootschap naar buiten te treden en de commanditaire vennootschap te vertegenwoordigen, Althans miskent het Hof dat de advocaat van de commanditaire vennootschap bij zijn advisering aan de commanditaire vennootschap moet handelen in het belang van de commanditaire vennootschap en dat, als de advocaat van de commanditaire vennootschap bij zijn handelen rekening houdt met het belang van de beherend vennoot, die advocaat dan evenzeer rekening moet houden met het belang van de commanditaire vennoten.
In ieder geval is het achter (v) vermelde oordeel onvoldoende gemotiveerd, althans zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het Hof gaat Immers in wezen niet of nauwelijks in op de essentiële stelling van de Stichting40. dat de strategie die Lexence adviseerde er (mede) op was gericht dat voor de commanditaire vennoten (en de Raad van Advies) verborgen zou blijven dat de prospectus op het punt van de bestemming onjuist was, teneinde aansprakelijkstelling van EAIG en/of EAW te voorkomen, en — mede door het voeren van procedures tegen de gemeente Warmond en anderen — de aandacht af te leiden van de fout in de prospectus, wat niet in het belang van de CV was (welke belang — in ieder geval mede — werd bepaald door het belang van de commanditaire vennoten).
2.12
Het In subonderdeel 2.11 gestelde geldt temeer in een situatie als de onderhavige (zie de subonderdelen 2.1 tot en met 2.5) waarin de advocaat van de commanditaire vennootschap tevens een overeenkomst van opdracht heeft met (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot en/of (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot (pro se) adviseert en/of zich heeft belast met de behartiging van de belangen van (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot (pro se), althans in ieder geval met name overleg voert met vertegenwoordigers van (de bestuurder en enig aandeelhouder van) de beherend vennoot (zonder de commanditaire vennoten en de Raad van Advies, die bestaat uit commanditaire vennoten, in dat overleg te betrekken).
Van advocaat van de commanditaire vennootschap jegens cliënt (commanditaire vennootschap) te verwachten zorgvuldigheid
2.13
Met zijn hiervoor achter (iv) en (v) vermelde oordelen miskent het Hof dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.41. Voorts miskent het Hof dat deze zorgvuldigheidsplicht onder meer meebrengt dat een advocaat — mede gelet op de positie van advocaten in het maatschappelijk verkeer en het vertrouwen in hun deskundigheid en integriteit dat zij als zodanig genieten — de hiervoor in de subonderdelen 2.7–2.12 aangevoerde gedragsnormen in acht behoort te nemen. In dat verband miskent het Hof tevens dat de verplichting van een advocaat om een hem opgedragen zaak met zorg te behandelen in beginsel meebrengt dat hij zich niet beperkt tot de verrichtingen waarom zijn cliënt uitdrukkelijk heeft gevraagd, maar dat hij zelfstandig beoordeelt wat voor de zaak van nut kan zijn en daarnaar handelt.42.
Handelen in strijd met Gedragsregels voor advocaten in beginsel wanprestatie
2.14
Met zijn hiervoor achter (vi) vermelde oordeel miskent het Hof dat de (enkele) omstandigheid dat een advocaat handelt in strijd met de Gedragsregels voor advocaten, in het bijzonder regel 7 omtrent tegenstrijdige belangen, in beginsel wel degelijk meebrengt dat de advocaat wanprestatie pleegt jegens zijn/haar cliënt en aansprakelijk is voor (eventuele) schade. Bijzondere omstandigheden die meebrengen dat het handelen van Lexence in strijd met de voor haar als advocaat geldende gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen, in het onderhavige geval niet zou meebrengen dat Lexence jegens de CV als haar cliënt wanprestatie heeft gepleegd, zijn gesteld noch gebleken, althans heeft het Hof niet (kenbaar) vastgesteld.
2.15
Indien het hiervoor achter (vi) vermelde oordeel, anders dan in subonderdeel 2.14 aangevoerd, wél rechtens juist is, is het oordeel van het Hof in ieder geval onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd, aangezien de Stichting (bijzondere) omstandigheden heeft aangevoerd die meebrengen dat niet sprake is van de enkele omstandigheid dat Lexence heeft gehandeld in strijd met de voor haar als advocaat geldende gedragsregels omtrent tegenstrijdige belangen, zodat het Hof niet (kenbaar) heeft beoordeeld of die (bijzondere) omstandigheden in combinatie met laatstgenoemde omstandigheid meebrengen dat Lexence jegens de CV als haar cliënt wanprestatie heeft gepleegd en aansprakelijk is voor de schade. De Stichting heeft immers niet alleen aangevoerd dat Lexence heeft gehandeld in strijd met die gedragsregels door zich — kort gezegd — te belasten met de behartiging van de belangen van partijen die (potentieel) tegenstrijdig zijn en/of door zich niet geheel uit de zaak terug te trekken toen het belangenconflict duidelijk werd, maar heeft ook aangevoerd dat Lexence — kort samengevat — bewust een koers/strategie heeft geadviseerd (en bijstand heeft verleend bij de uitvoering daarvan) die niet in het belang van de CV was en waarmee dat belang willens en wetens ondergeschikt werd gemaakt aan het (persoonlijk) belang van de (enig aandeelhouder/bestuurder van de) beherend vennoot (terwijl de kosten van die advisering overigens wel voor rekening van de CV werden gebracht), zodat niet alleen sprake was van de (formele) schijn van belangenverstrengeling, maar ook van het zich bij de advisering aan de CV daadwerkelijk laten leiden door andere belangen dan die van uitsluitend de CV.43.
3. Klachten tegen oordeel Hof m.b.t. vordering van de participanten
In r.o. 3.16 komt het Hof tot de conclusie dat nu geen sprake is van schending van een zorgplicht van Lexence jegens de participanten als derden, van onrechtmatig handelen van Lexence jegens de participanten geen sprake is, zodat de vordering van de participanten reeds daarop afstuit. Het Hof baseert deze conclusie op de volgende gedachtegang/oordelen in r.o. 3.14 en 3.15 (enigszins samengevat):
- (a)
De CV heeft als enige opdrachtgever van Lexence te gelden, daartoe rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar beherend vennoot.
- (b)
Het is dan ook de CV jegens wie Lexence een zorgplicht heeft,
- (c)
Hoewel de Stichting wel stelt dat de participanten ervanuit mochten gaan dat Lexence ook hun belangen behartigde, kennelijk ook waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, zodat Lexence een dergelijke zorgplicht jegens hen had, onderbouwt zij die stelling niet. Dat had wel op haar weg gelegen, want in de gegeven verhouding lag besloten dat in beginsel Lexence juist niet (ook) de belangen van de participanten zou behartigen waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, omdat de participanten niet de opdrachtgevers van Lexence waren.
- (d)
Deze zorgplicht kan zich onder omstandigheden uitstrekken tot derden.
- (e)
Lexence heeft haar zorgplicht jegens de participanten als zodanige derden niet geschonden. Immers, deze zorgplicht kan niet zover gaan dat van een advocaat verlangd kan worden dat hij handelt in strijd met de belangen van zijn eigen cliënt of dat hij de vertrouwensrelatie met zijn cliënt schaadt. Het advies aan de CV om niet de aandacht te vestigen op de fout in de prospectus, maar zich in te spannen om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen, diende het belang van de CV. Van Lexence kon niet gevergd worden dat zij in strijd met dat belang de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid en aldus wanprestatie jegens haar opdrachtgever zou plegen.
- (f)
Het enkele feit dat de advisering de facto voor rekening van de participanten zou komen, maakt het voorgaande niet anders.
- (g)
Daarbij is mede van belang dat de — zelfverkozen — rechtsverhouding tussen de stille vennoten en de CV zich kenmerkt door het volledig ontbreken van zeggenschap van de participanten.
- (h)
Daarnaast geldt dat schending van een gedragsregel nog niet meebrengt dat jegens de participanten sprake is van een onrechtmatige daad. Die gedragsregel geldt immers in de contractuele relatie (terwijl zelfs in die relatie de enkele schending nog niet betekent dat aansprakelijkheid gegeven is).44.
De conclusie van het Hof in r.o. 3.16 en de gedachtegang/oordelen van het Hof in r.o. 3.14 en 3.15 waarop deze conclusie is gebaseerd, getuigen van een onjuiste rechtsopvatting en/of zijn niet naar behoren gemotiveerd.
Herhaling: niet alleen CV opdrachtgever van Lexence; ook EAIG (en EAI); advisering en belangenbehartiging EAIG en EAW
3.1
Met zijn achter (a) vermelde oordeel herhaalt het Hof het hiervoor door de subonderdelen 2.1, 2.2, 2.4 en 2.5 bestreden oordeel vermeld achter (i). De in die subonderdelen opgenomen klachten zijn (mutatis mutandis) van toepassing op het achter (a) vermelde oordeel.
In gegeven verhouding ligt wel besloten dat Lexence (ook) belangen commanditaire vennoten behartigt
3.2
Met zijn achter (c) vermelde oordeel dat in de gegeven verhouding lag besloten dat in beginsel Lexence juist niet (ook) de belangen van de participanten (commanditaire vennoten) zou behartigen waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, omdat de participanten niet de opdrachtgevers van Lexence waren, miskent het Hof om te beginnen het karakter van de commanditaire vennootschap: de commanditaire vennootschap is een rechtsverhouding die op grond van art. 19 WvK wordt aangegaan tussen, en derhalve bestaat uit, de beherend vennoot én de commanditaire vennoten tezamen (de collectiviteit van de gezamenlijke vennoten).
Het Hof miskent voorts dat de advocaat van een commanditaire vennootschap (uitsluitend) het belang van de commanditaire vennootschap moet behartigen en niet (althans niet primair) het persoonlijk belang van de beherend vennoot (het belang van de beherend vennoot pro se), ook al wordt de commanditaire vennootschap rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar beherend vennoot. Indien de commanditaire vennootschap de enige opdrachtgever is van de advocaat, zijn de commanditaire vennoten weliswaar als zodanig geen opdrachtgevers van de advocaat, maar dat geldt evenzeer voor de beherend vennoot (pro se). Ook deze is dan niet de opdrachtgever van de advocaat. Hij heeft de opdracht slechts gegeven namens de commanditaire vennootschap (dus in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de commanditaire vennootschap).
Ook hier miskent het Hof dat het belang van de commanditaire vennootschap (naar welk belang ook de beherend vennoot zich bij de vervulling van zijn taak moet richten) niet (alleen of in doorslaggevende of overwegende mate) wordt bepaald door het (persoonlijk) belang van de beherend vennoot en/of miskent het Hof dat het belang van de commanditaire vennootschap mede wordt bepaald de belangen van de commanditaire vennoten. Dat geldt althans en/of temeer indien, zoals in het onderhavige geval,45. de financiering van het door de commanditaire vennootschap te realiseren project volledig bijeen is gebracht door uitsluitend de (inbreng van de) commanditaire vennoten en de beherend vennoot (en haar aandeelhouder) daarin niet heeft (hebben) bijgedragen. In een dergelijk geval wordt het belang van de commanditaire vennootschap juist in doorslaggevende en/of overwegende mate bepaald door het belang van de commanditaire vennoten. Het Hof vereenzelvigt ten onrechte de belangen van de beherend vennoot met het belang van de commanditaire vennootschap.
In ieder geval miskent het Hof dat er geen enkele (legitieme) grond is waarom de advocaat van de commanditaire vennootschap de belangen van de beherend vennoot zou moeten of mogen laten prevaleren boven de belangen van de commanditaire vennoten in een situatie waarin die belangen niet parallel lopen of de belangen van de commanditaire vennoten in een dergelijke situatie geheel of in onevenredige mate zou mogen veronachtzamen of verwaarlozen.
Aan het voorgaande doet niet af dat alleen de beherend vennoot bevoegd is namens de commanditaire vennootschap naar buiten te treden en namens de commanditaire vennootschap een opdracht aan de advocaat kan geven. Voor de vraag welke belangen de advocaat moet behartigen, is dat irrelevant.
3.3
Het achter (c) vermelde oordeel dat het op de weg van de Stichting had gelegen de stelling te onderbouwen dat de participanten ervanuit mochten gaan dat Lexence ook hun belangen behartigde, kennelijk ook waar die niet parallel liepen met die van de beherend vennoot, is blijkens r.o. 3.14 (mede) gebaseerd op46. het door subonderdeel 3.2 bestreden oordeel van het Hof, zodat de in subonderdeel 3.2 opgenomen klachten ook het hiervoor bedoelde oordeel vitiëren.
Het oordeel van het Hof dat de Stichting bedoelde stelling niet onderbouwt, is bovendien onbegrijpelijk, De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de Stichting die stelling wel degelijk (voldoende) heeft onderbouwd,47. immers heeft onderbouwd waarom commanditairen vennoten (temeer indien zij het volledige vermogen van de commanditaire vennootschap bijeengebracht hebben) in een geval als het onderhavige ervanuit mogen gaan dat de advocaat van de commanditaire vennootschap ook hun belangen behartigt (althans met die belangen rekening houdt), ook — beter gezegd: juist — indien de belangen van de commanditaire vennoten niet parellel lopen met het (persoonlijk) belang van de (enig aandeelhouder/bestuurder van de) beherend vennoot, en dus een zorgplicht jegens de commanditaire vennoten heeft. Daarbij heeft de Stichting onder meer aangevoerd hetgeen volgens de subonderdelen 3.2, 3.4, 3.5 en 3.7 door het Hof wordt miskend.
Althans en/of tevens heeft het Hof ten onrechte te hoge eisen gesteld aan de verplichting van de Stichting om haar stellingen (in het bijzonder de door het Hof bedoelde stelling) te onderbouwen.
Althans en/of tevens miskent het Hof dat de vraag of commanditaire vennoten er in een geval als het onderhavige vanuit mogen gaan dat de advocaat die opdrachtnemer is van de commanditaire vennootschap ook hun belangen behartigt, ook waar die niet parallel lopen met die van de beherend vennoot, zodat die advocaat (ook) jegens hen een zorgplicht heeft, geheel of grotendeels van juridische aard is en/of miskent dat de rechter op grond van art 25 Rv ambtshalve de rechtsgronden dient aan te vullen.
3.4
Met zijn achter (c) en (e) vermelde oordeel miskent het Hof ook dat in een geval als het onderhavige de belangen van de commanditaire vennoten (als ‘derden’) zo nauw betrokken zijn bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst van opdracht tussen de commanditaire vennootschap en de advocaat, dat die commanditaire vennoten schade of ander nadeel kunnen lijden als de advocaat in die uitvoering tekortschiet, en/of miskent het Hof dat de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt in dat geval meebrengen dat de advocaat de belangen van de commanditaire vennoten dient te ontzien, althans met die belangen rekening dient te houden, door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen.48. Dat geldt in het bijzonder gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen (commanditaire vennootschap en haar advocaat, commanditaire vennoten, beherend vennoot), de aard en strekking van de overeenkomst tussen een advocaat en zijn cliënt (de commanditaire vennootschap), de wijze waarop de belangen van ‘derden’ (de commanditaire vennoten) daarbij betrokken zijn, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant (de advocaat) kenbaar was (ja), de vraag of de ‘derden’ (de commanditaire vennoten) erop mochten vertrouwen dat hun belangen zouden worden ontzien (ja), de vraag in hoeverre het voor de contractant (de advocaat) bezwaarlijk was met de belangen van de ‘derden’ (de commanditaire vennoten) rekening te houden (niet of nauwelijks), de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt (aanzienlijk), de vraag of van hen kon worden gevergd dat zij zich daartegen hadden ingedekt (nee), alsmede de redelijkheid van een eventueel aan hen aangeboden schadeloosstelling (niet aan de orde).49.
In ieder geval heeft het Hof zijn achter (c) vermelde oordeel onvoldoende gemotiveerd door geen of onvoldoende kenbaar aandacht te besteden aan de vraag of de commanditaire vennoten in de omstandigheden van het gegeven geval gelet op het voorgaande rederlijkerwijs erop mochten vertrouwen dat hun belangen door Lexence zouden worden ontzien, althans dat Lexence met die belangen rekening zou houden, en evenmin in dat kader de terzake diende omstandigheden van het geval voldoende kenbaar heeft afgewogen, mede in het licht van de daarop gerichte stellingen van de Stichting.50.
Schending zorgplicht jegens commanditaire vennoten
3.5
Ook met zijn achter (e) vermelde oordeel miskent het Hof weer dat het belang van de commanditaire vennootschap niet (alleen of in doorslaggevende of overwegende mate) wordt bepaald door het belang van de beherend vennoot en/of miskent het Hof dat dit belang mede wordt bepaald door de belangen van de commanditaire vennoten, Dat geldt althans en/of temeer indien, zoals in het onderhavige geval,51. de financiering van het door de commanditaire vennootschap te realiseren project volledig bijeen is gebracht door uitsluitend de (inbreng van de) commanditaire vennoten en de beherend vennoot (en haar aandeelhouder) daarin niet heeft (hebben) bijgedragen. In een dergelijk geval wordt het belang van de commanditaire vennootschap juist in doorslaggevende en/of overwegende mate bepaald door het belang van de commanditaire vennoten.
In ieder geval is het oordeel van het Hof dat het advies aan de CV om niet de aandacht te vestigen op de fout in de prospectus, maar zich in te spannen om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen, het belang van de CV diende, onbegrijpelijk, Ten eerste valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien waarom de inspanning om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen, zou uitsluiten dat de aandacht werd gevestigd op de fout in de prospectus. Het een (zich inspannen om de waarde van de grond en de profijtelijkheid van de investering te herstellen) sluit het ander (de aandacht vestigen op de fout in de prospectus) niet uit. Ten tweede valt zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet in te zien dat het advies om niet de aandacht te vestigen op de fout in de prospectus, het belang van de CV diende, nu de aansprakelijkheid voor die fout — zoals Lexence ook had geadviseerd — bij de (bestuurder en/of aandeelhouder van de) beherend vennoot rustte (EAIG en/of EAW), Het advies diende dus slechts het persoonlijk belang van laatstgenoemde(n), Bovendien was dit advies strijdig met de belangen van de commanditaire vennoten die immers — zoals Lexence ook had geadviseerd — de (bestuurder en/of aandeelhouder van de) beherend vennoot aansprakelijk zouden kunnen stellen. Het belang van de CV wordt, zoals gezegd, mede door die belangen bepaald.
Het achter (e) vermelde oordeel dat Van Lexence niet gevergd kon worden dat zij in strijd met het belang van de CV de participanten actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid en aldus wanprestatie jegens haar opdrachtgever zou plegen, is in de eerste plaats onbegrijpelijk, omdat — mede gelet op het voorgaande — zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom het actief informeren van de participanten over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid in strijd zou zijn met het belang van de CV.
Bovendien miskent het Hof dat de zorgplicht van Lexence jegens de commanditaire vennoten niet behoefde mee te brengen dat Lexence hen zélf actief zou informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid, zodat reeds daarom Lexence geen wanprestatie jegens de CV had hoeven plegen. Die zorgplicht bracht wel mee dat Lexence in haar advisering aan de beherend vennoot erop diende te wijzen dat deze de commanditaire vennoten en/of de Raad van Advies (waarin drie commanditaire vennoten zitting hadden) behoorde te informeren over de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid (zodat de commanditaire vennoten en/of de Raad van Advies zich zelf een oordeel konden vormen over de vraag wat dit betekende voor de te volgen strategie) en, indien hieraan geen gevolg werd gegeven, zich uit de zaak had moeten terugtrekken of andere maatregelen had moeten nemen.52. De beherend vennoot heeft immers, naar Lexence wist of behoorde te weten, de rechtsplicht de leden van een toezichthoudend orgaan zoals de Raad van Advies tijdig van voldoende informatie te voorzien om hen in staat te stellen hun taken naar behoren uit te voeren (hetgeen in casu ook nog eens was opgenomen in art. 13 lid 4 van de CV-overeenkomst).53. Ook de rechtsverhouding tussen de beherend vennoot en de commanditaire vennoten brengt mee dat de beherend vennoot de commanditaire vennoten had moeten informeren over (het advies van de advocaat van de commanditaire vennootschap met betrekking tot) de mogelijkheid van prospectusaansprakelijkheid.
Wel degelijk zeggenschap van commanditaire vennoten in commanditaire vennootschap
3.6
Met zijn achter (g) vermelde oordeel miskent het Hof dat de rechtsverhouding tussen de stille vennoten (de commanditaire vennoten)54. en de commanditaire vennootschap zich reeds in haar algemeenheid geenszins kenmerkt door het volledig ontbreken van zeggenschap van de commanditaire vennoten. De commanditaire vennoot kan als vennoot, zolang hij zich beweegt binnen de grenzen van het bestuursverbod, (mede)zeggenschap uitoefenen in de commanditaire vennootschap.55. Het feit dat de beherend vennoot alle beheersbevoegdheden (bestuursbevoegdheden) heeft, betekent niet dat de commanditaire vennoten geen (mede)zeggenschap in de commanditaire vennootschap kunnen uitoefenen. Zo heeft de commanditaire vennoot recht op inzage van de boeken van de vennootschap en moet aan hem rekening en verantwoording worden afgelegd door de beherend vennoot. Iedere commanditaire vennoot heeft er recht op dat de beherend vennoot hem alle inlichtingen geeft en inzage geeft in alle bewijsstukken die hij redelijkerwijs nodig heeft ter verificatie van hetgeen in de rekening en verantwoording is opgenomen. De commanditaire vennoot heeft dezelfde bevoegdheden als de overige vennoten bij aangelegenheden die de inrichting van de samenwerkingsverhouding betreffen, waaronder de benoeming en het ontslag van de beherend vennoot. De vennoten kunnen overeenkomen dat de commanditaire vennoot toezicht kan uitoefenen op de beherende vennoot, bijvoorbeeld door middel van een toezichthoudend orgaan (bijvoorbeeld onder de naam ‘Raad van Advies’) waarin commanditaire vennoten zitting nemen. De beherend vennoot heeft de rechtsplicht de leden van het toezichthoudend orgaan tijdig van voldoende informatie te voorzien om hen in staat te stellen hun taken naar behoren uit te voeren.
Het achter (g) vermelde oordeel getuigt ook van een onjuiste rechtsopvatting, althans is onbegrijpelijk, in het licht van de rechtsverhouding tussen de stille vennoten en de CV zoals die in het onderhavige geval (mede) in de CV-overeenkomst is neergelegd, Daaruit blijkt immers dat de stille vennoten onder meer zeggenschap kunnen uitoefenen door middel van de vergadering van vennoten (art. 12), waarin zij gezamenlijk veel meer stemmen hebben dan de beherend vennoot die één stem heeft (art. 14), en door middel van de Raad van Advies (art. 13). Blijkens het prospectus (p. 15) zullen uit de participanten drie deelnemers worden uitgenodigd zitting te nemen in de Raad van Advies (hetgeen ook is gebeurd),56. die ‘zal fungeren als klankbord bij het nemen van belangrijke besluiten en regelmatig op de hoogte worden gesteld van de voortgang van de investering’.57. Op grond van art. 13 lid 4 van de CV-overeenkomst dient de beherend vennoot de Raad van Advies tijdig de voor de uitoefening van diens taak benodigde gegevens te verschaffen.58.
Van advocaat van de commanditaire vennootschap jegens ‘derden’ (commanditaire vennoten) te verwachten zorgvuldigheid
3.7
Met zijn hiervoor achter (c) en (e) vermelde oordelen miskent het Hof dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.59. Althans miskent het Hof dat ook in een geval als het onderhavige, waarin commanditaire vennoten op grond van art. 6:162 BW een advocaat aanspreken die in opdracht van de commanditaire vennootschap heeft geadviseerd, de hiervoor (in de eerste volzin) omschreven maatstaf mede bepalend is voor de beoordeling van de gegrondheid van de vordering.60. Voorts miskent het Hof dat deze zorgvuldigheidsplicht onder meer meebrengt dat een advocaat — mede gelet op de positie van advocaten in het maatschappelijk verkeer en het vertrouwen in hun deskundigheid en integriteit dat zij als zodanig genieten — de hiervoor in de subonderdelen 3.2, 3.4 en 3.5 aangevoerde gedragsnormen jegens de commanditaire vennoten in acht behoort te nemen. In dat verband miskent het Hof tevens dat de verplichting van een advocaat om een hem opgedragen zaak met zorg te behandelen in beginsel meebrengt dat hij zich niet beperkt tot de verrichtingen waarom zijn cliënt uitdrukkelijk heeft gevraagd, maar dat hij zelfstandig beoordeelt wat voor de zaak van nut kan zijn en daarnaar handelt.61.
Handelen advocaat commanditaire vennootschap in strijd met Gedragsregels voor advocaten in beginsel onrechtmatig jegens commanditaire vennoten
3.8
Met zijn hiervoor achter (h) vermelde oordeel miskent het Hof dat schending door een advocaat (die adviseert in opdracht van een commanditaire vennootschap) van de Gedragsregels voor advocaten, in het bijzonder regel 7 omtrent tegenstrijdige belangen, in het verband van een geval als de onderhavige (tegenstrijdig belang tussen commanditaire vennoten en — de bestuurder/enig aandeelhouder van — de beherend vennoot in die commanditaire vennootschap) in beginsel wel degelijk meebrengt dat sprake is van een onrechtmatige daad jegens de commanditaire vennoten. Voorts miskent het Hof dat de gedragsregels voor advocaten, in het bijzonder regel 7 omtrent tegenstrijdige belangen, niet uitsluitend gelden in de contractuele relatie tussen een advocaat en zijn cliënt (de opdrachtgever), althans in een geval als het onderhavige in ieder geval ook gelden in de relatie tussen de advocaat van de commanditaire vennootschap en de commanditaire vennoten. De hiervoor in subonderdeel 2.14 en 2.15 opgenomen klachten zijn — mutatis mutandis — van toepassing op het oordeel van het Hof dat zelfs in de contractuele relatie tussen een advocaat en zijn cliënt de enkele schending van een gedragsregel nog niet betekent dat aansprakelijkheid gegeven is.
En op grond van dit middel te horen eis doen dat het de Hoge Raad behage het arrest waarvan beroep te vernietigen met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren; kosten rechtens.
De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder, [€ 94,08]
[Eiser kan op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 de hem/haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet verrekenen, derhalve verklaart ondergetekende opgemelde kosten te hebben verhoogd met een percentage gelijk aan het percentage genoemd in bovengenoemde wet.]
Deurwaarder
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 23‑05‑2016
Zie r.o. 2.1 tot en met 2.18 van het bestreden arrest en r.o. 2.1 tot en mat 2.16 van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2014. Zie ook de vindplaatsen in da hierna volgende noten.
Zie memorie van grieven (‘MvG’), sub 11, 16.
Zie MvG, sub 9.
De prospectus is opgesteld en uitgegeven door EAIG. De CV was toen nog niet opgericht. Zie: MvG, sub 10; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 27. Het prospectus is door de Stichting in eerste aanleg in het geding gebracht als productie 10.
Zie productie 10 van de Stichting in eerste aanleg.
Zie de bevestiging van de opdrachtverlening in da brief van 8 september 2003; prod. 11 van de Stichting in eerste aanlag. De brief was gericht aan ‘Euro American Warmond C.V. p/a Euro American Warmond B.V.’ (t.a.v. de heren [betrokkene 1] en [betrokkene 2]) en is voor akkoord ondertekend door de heer [betrokkene 1] namens de beherend vennoot (EAW) van de CV. Op p. 2 van de brief staat vermeld: ‘Tegenstrijdig belang: Onderzocht; niet gebleken’.
Zie prod. 29 van de Stichting in eerste aanleg, die in het geding is gebracht bij akte overlegging producties d.d. 14 mei 2004. De onderstreping in het citaat is toegevoegd.
Zie prod. 14 van de Stichting in eerste aanleg. De vetdruk in het citaat is toegevoegd. In het deel van deze brief dat niet in het bestreden arrest is geciteerd wordt gesproken van ‘de (foute) beslissing van de beherend vennoot om de percelen af te nomen en de koopsom te betalen’.
Zie prod. 27 van de stichting in eerste aanleg die in het geding is gebracht bij akte overlegging producties d.d. 14 mei 2014 en zie MvG, sub 29: ‘Bij brief van 2 oktober 2003 van Schoonhoven aan [betrokkene 1], heeft Lexence haar cliëntrelatie met EAIG (en EAI) schriftelijk bevestigd (…)’. In het bestreden arrest heeft het Hof dit feit niet vastgesteld. Het Hof heeft de juistheid van de genoemde stelling van de Stichting in het midden gelaten, zodat in cassatie veronderstellenderwijs van de Juistheid moet worden uitgegaan. Pagina 2 van de brief ontbreekt in het dossier. Vgl. echter pagina 2 van de brief van 8 september 2003 (zie hiervoor noot 6). Aannemelijk is dat op p. 2 van de brief van 2 oktober 2003 ook staat vermeld; ‘Tegenstrijdig belang: Onderzocht; niet gebleken’.
Zie prod. 15 van de Stichting in eerste aanleg. De onderstreping in het citaat is toegevoegd. Het memorandum was blijkens de aanhef gericht aan ‘Euro American Investors Group B.V., t.a.v. [betrokkene 1]’.
Hieronder is meer geciteerd uit het memorandum dan het citaat dat is opgenomen in r.o. 2.13 van het bestreden arrest.
In dit memorandum wordt EAIG dus aangeduid als ‘Euro American’.
Zie prod. 18 van de Stichting in eerste aanleg. De onderstreping in het citaat is toegevoegd.
zie de aanhef van het memorandum. Zie ook MvG, sub 42. Ook dit memorandum was gericht aan ‘Euro American Investors Group 8.V., t.a.v. [betrokkene 1]’.
Zoals het memorandum, sub 1, zelf vermeldt.
Hieronder is meer geciteerd uit het memorandum dan het citaat dat is opgenomen in r.o. 2.14 van het bestreden arrest.
Zie productie 33 van de Stichting in eerste aanleg die in het geding is gebracht bij akte overlegging producties d.d. 14 mei 2014. De twee onderstreepte zinnen staan in het verslag, maar niet in het citaat dat is opgenomen in r.o. 2.15 van het bestreden arrest. De onderstreping is toegevoegd. Blijkens het verslag was mr. M.H.J. van Driel namens Lexence aanwezig bij deze vergadering.
Zie om te beginnen MvG, sub 29. Zie verder onder meer: MvG, sub 6, 26, 49, 67, 68, 79, 80, 86, 104; pleitnota in appel zijdens de Stichting, sub 7, 26.
Zie hiervoor sub 1.13 en noot 9. Zie ook MvG, sub 29.
Zie hiervoor sub 1.17 en 1.18.
Zie onder meer: MvG, sub 6, 26, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 49, 54, 80; pleitnota in appel zijdens de Stichting, sub 7, 26, 55.
Zie onder meer MvG, sub 28.
Zie de aanhef van het gespreksverslag en zie aan het slot ook de aan ‘EAIG’ toebedeelde aktiepunten.
Zie: MvG, sub 36, 40, 42; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 6, 7, 55.
Zie ook MvG, sub 42.
Zie onder meer: MvG, sub 6, 26, 49, 54, 67, 68, 76, 82, 86; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 54.
In het navolgende wordt (anders dan in de voorgaande subonderdelen die juist op dat thema zien) in het midden gelaten aan wie (formeel of materieel) is geadviseerd, alleen aan de beherend vennoot EAW in haar hoedanigheid van beherend vennoot, of — zoals door de Stichting gesteld — ook a aan EAW pro se, EAIG (en/of EAI). De klachten gaan op voor al die gevallen.
In het navolgende wordt ook in het midden gelaten of alleen sprake was van de mogelijke aansprakelijkheid van EAIG of ook van EAW. De Stichting heeft gesteld dat van belde sprake was. Zie onder meer: MvG, sub 30, 49, 55; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 21. De klachten gaan op voor beide gevallen.
Zie onder meer: MvG, sub 12, 57, 70.
En ook nog met een andere groepsmaatschappij (EAI).
Vgl. reeds HR 13 mei 1864, W 2599.
En/of jegens de commanditaire vennootschap. Zie onder meer: MvG, sub 30
Een fout in het door of namens (de bestuurder/enig aandeelhouder van) de beherend vennoot uitgegeven prospectus en/of een foute bestuurshandeling als beherend vennoot door de grond (het perceel) te kopen/ af te nemen en de koopprijs te betalen. Zie onder meer: MvG, sub 30, 40, 55; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 21.
Veelzeggend is de uitspraak van de advocaat van Lexence tijdens de comparitie bij de rechtbank van 14 mei 2014 (zie p. 5 van het proces-verbaal): ‘Lexence zag vanaf het begin de participanten als een mogelijke wederpartij’.
Zie onder meer: pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 21 en 23.
Vgl. HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0033, JOR 2007/169 (Bruil), r.o. 3.4 en 3.7.
Of zijn betrokkenheid bij een ander met dat van de commanditaire vennootschap niet parallel lopend belang. Vgl. r.o. 3.4 van het genoemde Bruil-arrest. De beherend vennoot is betrokken bij het belang van zijn enig aandeelhouder/bestuurder om niet aansprakelijk gesteld te worden door de commanditaire vennoten. Er is dan sprake van een ‘indirect persoonlijk belang’.
Vgl. Chr. M. Stokkermans in zijn noot, sub 5 en 6 onder het bestreden arrest in JOR 2016/93. Stokkermans concludeert dat een cassatieberoep hem kansrijk en ook gewenst lijkt, aangezien dit soort gevallen vaker voorkomt.
Zie onder meer: MvG, sub 12, 57, 70.
Zie de weergave van die stelling in r.o. 3.5 van het bestreden arrest. En zie onder meer: MvG, sub 31, 40, 49, 63, 74, 76; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 13, 2.1 en 23.
Zie laatstelijk: HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1406, NJ 2015/267, r.o. 3.4.3; HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2745, NJ 2016/66, r.o. 3.4.1.
Zie HR 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0303, NJ 1992/420, r.o. 4.3.2, met verwijzing naar een uitspraak van het Hof van Discipline.
Zie de weergave van de stellingen van de Stichting in r.o. 3.5 van het bestreden arrest en zie onder meer: MvG, sub 6, 31, 49, 88, 90; pleitaantekening in appel zijdens de Stichting, sub 59.
Het Hof verwijst in r.o. 3.15 naar r.o. ‘2.11’. Bedoeld zal zijn r.o. ‘3.11’.
Zie onder meer: MvG, sub 12, 57, 70.
Zie r.o. 3.14: ‘Dat had wel op haar weg gelegen, want (…)’
Zie onder meer: MvG, 57, 58, 70, 71, 72; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 4, 17, 18, 19, 32, 63, 64.
Vgl. HR 24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9069, NJ 2008/587 ([eiseres]/Alog), r.o. 3.4.
Vgl. de gezichtspunten genoemd in r.o. 3.4 van het in de vorige noot genoemde arrest.
Zie onder meer pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 63–67.
Zie onder meer: MvG, sub 12, 57, 70.
Lexence heeft éénmaal, op 23 september 2003, gezegd dat EAIG de vennoten op korte termijn op de hoogte diende te stellen van de gang van zaken (zie hiervoor, sub 1.11). Die informatieverstrekking heeft echter nimmer plaatsgevonden en Lexence wist dat (zie MvG, sub 74). Sterker nog: Lexence heeft daarna — met name in de memoranda in 2005 (zie hiervoor sub 1.17 en 1.18) juist geadviseerd (op zijn minst de strategie/koers gesuggereerd) om de gang van zaken die tot aansprakelijkstelling van EAIG en/of EAW zou kunnen leiden, te verzwijgen.
De (concept) CV-overeenkomst maakte als bijlage I onderdeel uit van te prospectus. Het prospectus is door de Stichting in eerste aanleg in het geding gebracht als productie 10. Zie over het feit dat de Raad van Advies niet van de noodzakelijke informatie werd voorzien (zoals art. 13 lid 4 van de CV-overeenkomst voorschrijft) onder meer: MvG, sub 48; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 40.
Het Hof gebruikt in de laatste volzin opeens de term ‘stille vennoten’ in plaats van ‘commanditaire vennoten’. Beide termen plegen te worden gebruikt om hetzelfde aan te duiden, namelijk de ‘vennoot bij wijze van geldschieting’ als genoemd in art, 20 lid 1 WvK.
Vgl. HR 27 januari 1960, NJ 1960/235.
Zie MvG, sub 16.
Zie MVG, sub 13, 58.
Zie ook: MvG, sub 48; pleitaantekeningen in appel zijdens de Stichting, sub 40.
Zie laatstelijk: HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR;2015:1406, NJ 2015/267, r.o. 3.4.3; HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2745, NJ 2016/66, r.o. 3.4.1.
Vgl. HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2745, NJ 2016/66, r.o. 3.4.2.
Zie HR 28 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0303, NJ 1992/420, r.o. 4.3.2, met verwijzing naar een uitspraak van het Hof van Discipline.