Einde inhoudsopgave
Besluit vaste inrichting Nederlandse btw-regelgeving
1 Inleiding
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
01-07-2022, Stcrt. 2022, 16197 (uitgifte: 05-07-2022, regelingnummer: 2022-13545)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2022, Stcrt. 2022, 16197 (uitgifte: 05-07-2022, regelingnummer: 2022-13545)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Plaats van levering en dienst
Voor de toepassing van de Wet op de omzetbelasting 1968 is het van belang vast te stellen of een ondernemer die de zetel van zijn bedrijfsuitoefening1. in het buitenland heeft in Nederland beschikt over een vaste inrichting. De aanwezigheid van een vaste inrichting in Nederland is onder meer relevant voor de btw-heffing bij prestaties die de vaste inrichting aan derden verricht en het doen van btw-aangifte voor deze prestaties. Verder is het beschikken over een vaste inrichting in Nederland onder andere van belang voor de aftrek van btw bij de vaste inrichting en het al dan niet verleggen van de btw-heffing naar Nederlandse ondernemers die prestaties afnemen van de buitenlandse ondernemer.
De belangrijkste wijzigingen van het besluit hebben betrekking op:
- –
onderdeel 3: de btw-heffing bij onderlinge prestaties tussen vaste inrichting en hoofdhuis. In de tekst zijn het door het Hof van Justitie van de Europese Unie gewezen Skandia-arrest en Danske Bank-arrest verwerkt;
- –
onderdeel 4: de aftrek van btw bij kosten die opkomen bij een vaste inrichting in Nederland, waarvoor onder meer het Morgan Stanley & Co International plc-arrest relevant is;
- –
onderdeel 5: de verlegging van de btw-heffing bij de in artikel 6, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bedoelde B2B-diensten die een zo te noemen inkoop-vaste inrichting voor zichzelf en ter plaatse afneemt;
- –
onderdeel 6: gevallen waarin de verlegging van de btw-heffing naar de afnemer in Nederland niet mogelijk is, omdat de vaste inrichting in Nederland van een buitenlandse ondernemer betrokken is bij de prestatie die de buitenlandse ondernemer in Nederland verricht;
- –
onderdeel 7: uitleg hoe een ondernemer/dienstverrichter kan bepalen welke inrichting van een ondernemer (het hoofdhuis of de vaste inrichting) een dienst afneemt;
- –
onderdeel 8: de goedkeuring met betrekking tot de vergunning voor een niet-plaatsgebonden entrepot door een buitenlands hoofdhuis is omgezet in wetstoepassing.
Onbenoemd 1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen
Voetnoten
Zie artikel 10 van de Uitvoeringsverordening va de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2011, nr. 282/211.