Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen (SteR nr. 2) 2011/II.4.3.1.2
4.3.1.2 Feitelijk belang
L.A. Kjellevold Hoegee, datum 01-07-2011
- Datum
01-07-2011
- Auteur
L.A. Kjellevold Hoegee
- JCDI
JCDI:ADS583173:1
- Vakgebied(en)
Rechtswetenschap / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.a. ABRvS 19 april 2001, AB 2001, 259, m.nt. dG ; ABRvS 2 juli 2003, AB 2003, 393, m.nt. AvH; ABRvS 21 juli 2004, JB 2004/299, m.nt. CMB en ABRvS 7 maart 2006, LJN: BA0108. Dat iemand als belanghebbende wordt aangemerkt, betekent niet zonder meer dat zijn belang bij de besluitvorming wordt betrokken. Dit volgt uit het specialiteitbeginsel. Op grond van dit beginsel mag het bestuur bij de uitvoering van een wettelijke regeling slechts die belangen behartigen waarvoor de regeling in het leven is geroepen.
De wetgever heeft het specialiteitbeginsel bij de toepassing van het belanghebbendebegrip uitdrukkelijk afgewezen, zie Kamerstukken II, 1990-1991, 21 221, nr. 8, p. 21.
In Nederland geldt in het algemene bestuursprocesrecht geen relativiteits- of Schutznormvereiste, dat met zich brengt dat voor belanghebbendheid een rechtens beschermd belang aanwezig moet zijn. Met andere woorden: voor de belanghebbendheid is niet vereist dat het geraakte belang bij het nemen van het besluit moet worden meegewogen of dat rechtsnormen moeten zijn geschonden die de belangen van de potentiële belanghebbende beogen te beschermen.1 Een feitelijk belang is voldoende.2