Vgl. HR 22 december 2009, LJN BK3356, NJ 2010, 193,m.nt. P.A.M. Mevis, HR 19 januari 2010, LJN BK4816, NJ 2010, 72 en HR 9 februari 2010, LJN BK6147.
HR, 05-10-2010, nr. 08/05027
ECLI:NL:HR:2010:BN1713
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
05-10-2010
- Zaaknummer
08/05027
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BN1713
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BN1713, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BN1713
ECLI:NL:PHR:2010:BN1713, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BN1713
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht medeplegen. Gelet op ’s Hofs vaststellingen heeft het Hof tot de bewezenverklaarde diefstal in vereniging kunnen komen. Conclusie AG: anders.
5 oktober 2010
Strafkamer
Nr. 08/05027
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 november 2008, nummer 23/002418-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 19 mei 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een auto heeft weggenomen een laptopcomputer, toebehorende aan [benadeelde partij 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op vrijdag 19 mei 2006 te 19:20 uur bevonden wij, verbalisanten, ons, in uniform gekleed, in het politiebureau, gevestigd aan de Admiraal de Ruijterweg 226 te Amsterdam. Aldaar kregen wij van de chef van de centrale meldkamer de opdracht te gaan naar de Albert Heijn supermarkt aan de Bos en Lommerweg, perceel 117 alwaar twee personen binnen zouden zijn, die door een getuige waren herkend als autokrakers. Wij, verbalisanten zijn hierop direct ter plaatse gegaan. Ik eerste verbalisant, stond bij de hoofdingang van de supermarkt Albert Heijn, terwijl mijn collega's de winkel ingingen op zoek naar de melder. Ik werd aangesproken door een man, welke later bleek te zijn:
[getuige 1], geboren [geboortedatum]1972 te [geboorteplaats], wonende te [a-straat 1] te [woonplaats].
Deze man verklaarde mij dat hij twee jongens, die betrokken waren geweest bij een diefstal uit een auto, had herkend. Hij verklaarde mij dat deze jongens vanuit de supermarkt Albert Heijn naar de shoarmazaak aan de overkant van de Bos en Lommerweg waren gelopen. Ik zag dat de man wees naar een winkel met een verlicht rood bord boven de ingang, waarop "shoarma" stond. De man verklaarde mij dat de twee mannen van Noord-Afrikaanse afkomst waren. De man verklaarde dat een van de jongens een zwart met rode leren jas droeg met op de achterzijde de letters USA en dat de andere jongen een zwarte jas droeg met rood-witte strepen.
Hierop zijn wij, verbalisanten, naar de shoarmazaak gelopen die de getuige had aangewezen. Ik, eerste verbalisant, zag dat er een jongen in de winkel stond bij de toonbank. Ik zag dat deze jongen een zwart met rode leren jas droeg met op de achterzijde de letters USA."
b. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten dan wel een van hen:
"Op vrijdag 19 mei 2006 te 19:35 uur, hebben wij, [verbalisant 2], aspirant agent van de politie, Wijkteam Admiraal de Ruyterweg en [verbalisant 1], aspirant agent van de politie, Wijkteam Admiraal de Ruyterweg, in een perceel aan de Bos en Lommerweg 76, 1055 EC Amsterdam op heterdaad aangehouden [verdachte], naar het hof begrijpt: de man met een zwart-rode leren jas met de letters USA op de rugzijde, terzake van diefstal met braak uit een personenauto."
c. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"De auto is eigendom van Leaseplan Nederland N.V. Ik ben als gebruiker gerechtigd tot het doen van aangifte. Hierbij doe ik aangifte van diefstal door middel van braak uit de auto van het merk Volkswagen, kleur zwart, van een klein type, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Op vrijdag 19 mei 2006 omstreeks 19:30 uur parkeerde ik de auto op de openbare weg aan de Bos en Lommerweg te Amsterdam, ter hoogte van de Kijkduinstraat. Ik had de auto deugdelijk afgesloten en in goede orde achtergelaten. In de auto lagen voor het oog zichtbare goederen, te weten een laptopcomputer. Deze laptopcomputer, bevond zich op het voetengedeelte van de passagiersplaats. Op vrijdag 19 mei 2006 omstreeks 19:40 uur zag ik een surveillancevoertuig van de politie in de nabijheid van mijn geparkeerde auto. Ik zag dat een ruit aan de voorzijde van de rechterkant van de auto ingeslagen was. Uit de auto is de voornoemde laptopcomputer door onbekenden weggenomen. Ik heb niemand het recht of de toestemming gegeven genoemde schade aan te brengen en evenmin om mijn laptopcomputer weg te nemen zich deze toe te eigenen."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
"Ik woon aan de [a-straat 2] te [woonplaats]. Ik heb een zolderverdieping op 4 hoog. Deze verdieping heeft ramen met uitzicht op de Kijkduinstraat. Ik heb vanuit deze ramen vrij en onbelemmerd zicht. Ik zag vanavond, naar het hof begrijpt, een vijftal jongens op de hoek van de Bos en Lommerweg en de Kijkduinstraat staan. Ik zag deze jongens schichtig om zich heen kijken. Ik zag dat deze jongens één voor één in een zwarte personenauto keken. Ik zag dat het een personenauto was van het merk Volkswagen van een klein type. Ik zag dat deze jongens beurtelings naar de auto liepen en door de ruit aan de bestuurszijde in de auto keken.
Een van de mannen had een langwerpig zilverkleurig voorwerp in zijn linkerhand. Dit voorwerp deed mij voorkomen als een schroevendraaier. Ik zag dat deze jongen met de hand waarin hij het zilverkleurige voorwerp vasthield op de ruit aan de passagierszijde van de zwarte personenauto stootte. Ik zag dat deze man met zijn linker elleboog nogmaals op de ruit van de personenauto stootte. Ik zag dat deze man met zijn linkerhand een tas door de opening van de ruit waar deze zojuist op had gestoten haalde. Deze tas leek mij een laptoptas. Ik zag dat de man met de zwarte jas met de rood-witte bies een groene damesfiets pakte en samen met een andere man naar de Albert Heijn liep op de Bos en Lommerweg te Amsterdam. Ik kan deze andere man als volgt omschrijven. De man had een Noord-Afrikaans uiterlijk, was ongeveer 18 jaar en had een lengte tussen de lm75 en lm80. Hij was gekleed in een leren jas met zwarte mouwen. Ik zag dat de rugzijde bordeauxrood was. Ik zag dat op de rugzijde de letters USA stonden. Ik zag dat de twee mannen de supermarkt inliepen."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb die jas al heel lang en er is bijna niemand die zo'n jas heeft. Ik heb hem bijna altijd aan. Het is een leren jas. Ik heb rond de tijd van mijn aanhouding geen mensen gezien met een zelfde soort jas als die van mij."
f. de verklaring van de getuige [getuige 2], ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik blijf bij mijn verklaring tegenover de politie. Ik heb op vrijdagavond 19 mei 2006 vijf jongens met een mediterraan uiterlijk bij een kleine zwarte Volkswagen nabij de hoek van de Bos en Lommerweg en de Kijkduinstraat zien staan. Eén van hen droeg een leren jas met zwarte mouwen en een rode rug waarop de letters USA stonden. Ze rommelden aan die auto. Ik heb gezien dat [getuige 1] het tafereel ook heeft gadegeslagen."
g. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 19 mei 2006 was ik om half acht 's avonds met andere jongens aanwezig op de Bos en Lommerweg/hoek Kijkduinstraat in Amsterdam. Ik droeg toen een leren jas met zwarte mouwen en een bordeauxrode rug waarop de letters USA stonden. Ik kan me niet herinneren dat een van de andere jongens ook zo'n soort jas droeg."
2.2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 november 2008 houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
"De raadsman voert het woord tot verdediging en verklaart als volgt, zakelijk weergegeven:
Niet kan worden vastgesteld dat mijn cliënt de laptop uit de auto heeft gestolen, noch kan worden vastgesteld dat sprake was van samenwerking van mijn cliënt met degenen die de laptop hebben gestolen."
2.2.4. De aantekening mondeling arrest houdt - voor zover hier van belang - in:
"Het voormelde door de raadsman gevoerde verweer wordt verworpen, nu uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte deel uitmaakte van de groep die zich op 19 mei 2006 op de hoek van de Bos en Lommerweg en de Kijkduinstraat bevond. Verdachte heeft zich als deelnemer van deze groep naar de auto begeven, in de auto gekeken en heeft zich, nadat één deelnemer van de groep de laptop uit de auto heeft gepakt, zich met de andere groepsleden verspreid. Deze gedragingen tezamen genomen duiden op samenwerking van verdachte met de andere groepsleden en maken verdachte medepleger van het hem tenlastegelegde feit."
2.3. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een groep van vijf jongens, die bij de in de bewezenverklaring genoemde auto stonden, dat die jongens schichtig om zich heen keken, zich beurtelings naar die auto begaven en door de ruit aan de bestuurderszijde in de auto keken. Voorts heeft het Hof vastgesteld dat de jongens aan de auto rommelden en dat vervolgens één van hen een autoruit heeft ingeslagen en de laptopcomputer heeft weggenomen, waarna de verdachte zich met een ander lid van de groep heeft verwijderd. Uit een en ander heeft het Hof kunnen afleiden dat tussen de verdachte en zijn mededaders sprake was van een voor een bewezenverklaring van het plegen van de diefstal door twee of meer verenigde personen vereiste mate van bewuste en nauwe samenwerking.
2.4. Het middel faalt derhalve.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 oktober 2010.
Conclusie 29‑06‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld bij arrest van 20 november 2008.
2.
Namens verdachte heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel stelt terecht dat uit de omstandigheden dat de verdachte deel uitmaakte van een groep van vijf personen, die alle vijf schichtig om zich heen keken en één voor één een blik wierpen door de ruit van een personenauto waar die groep bij stond, waarna één van hen — niet zijnde verdachte — de ruit insloeg en een laptoptas uit de auto wegnam en de verdachte vervolgens wegliep samen met een ander, niet zijnde degene die de ruit insloeg en de laptoptas wegnam, niet zonder meer kan volgen dat de verdachte zo bewust en nauw met anderen heeft samengewerkt dat sprake is van tezamen en in vereniging met anderen plegen van diefstal met braak.1.
4.
Het middel slaagt.
5.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑06‑2010