De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd
Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/17.4.3:17.4.3 Preventieve toetsing van het proeftijdontslag
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/17.4.3
17.4.3 Preventieve toetsing van het proeftijdontslag
Documentgegevens:
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS386042:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tot 19521 was ook het proeftijdontslag door het voorafgaande vereiste van een ontslagvergunning op grond van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA) aan een preventieve ontslagtoets onderworpen. De civiele kamer van de Hoge Raad had reeds een aantal jaren voor de invoering van het besluit van 27 juni 1952 geoordeeld dat het eisen van ontslagbescherming in geval van proeftijdontslag geen nut had, maar nodeloze moeite en tijdverlies ten gevolge zou hebben en dat er praktisch gezien van zou moeten worden uitgegaan dat de vergunning niet voor het einde van de proeftijd zou kunnen worden verkregen.2 Ook het door de Hoge Raad in dit arrest gebezigde argument dat de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau (thans sinds 1 januari 2009 UWV WERKbedrijt) door weigering van de gevraagde toestemming niet tegen de wil van partijen het in zijn macht zou hebben om een vaste band tussen werkgever en werknemer in het leven te roepen, is naar mijn mening voldoende overtuigend om van een preventieve toetsing van het proeftijdontslag af te zien.