Rb. Amsterdam, 03-02-2020, nr. 7818996 CV EXPL 19-12580
ECLI:NL:RBAMS:2020:821
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
03-02-2020
- Zaaknummer
7818996 CV EXPL 19-12580
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Vervoersrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2020:821, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 03‑02‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2021:2836
- Vindplaatsen
PR-Updates.nl PR-2020-0046
AR-Updates.nl 2020-0164
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0164
Uitspraak 03‑02‑2020
Inhoudsindicatie
Greenpeace is niet verplicht zich aan te sluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds voor de Koopvaardij, zoals het fonds vorderde.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7818996 CV EXPL 19-12580
vonnis van: 3 februari 2020
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de stichting STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE KOOPVAARDIJ
gevestigd te Hoofddorp
eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie
nader te noemen: BPF Koopvaardij
gemachtigde: mr. K. Boele en mr. A.C. van der Bent
t e g e n
de stichting STICHTING GREENPEACE COUNCIL
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie
nader te noemen: Greenpeace
gemachtigde: mr. A.W. Cramer
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 mei 2019, met producties;- de conclusie van antwoord, met een voorwaardelijke eis in reconventie, met producties;- het instructievonnis van 26 augustus 2019, waarbij een comparitie is bepaald;- de dagbepaling comparitie.
De comparitie is gehouden op 4 november 2019. Daaraan voorafgaand heeft BPF Koopvaardij op 24 oktober 2019 een conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens akte in conventie tevens wijziging van eis ingediend. Bij faxbericht van1 november 2019 heeft Greenpeace haar eis in voorwaardelijke reconventie gewijzigd.
Voor BPF Koopvaardij zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigden. Voor Greenpeace zijn verschenen [naam 3] , [naam 4] en[naam 5] , vergezeld door de gemachtigde en mr. W.P.M. Thijssen. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitnotities en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarna is de zaak verwezen naar de rol van 18 november 2019 waar BPF Koopvaardij kon reageren op de eiswijziging in reconventie. Greenpeace heeft daarna een akte in conventie tevens houdende akte in voorwaardelijke reconventie genomen. De daarna ingediende akte van BPF Koopvaardij is na gegrond bezwaar van Greenpeace daartegen, geweigerd.
Vonnis is bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSINGFeiten in conventie en in voorwaardelijke reconventie
1.1.
BPF Koopvaardij is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet en de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet Bpf 2000). MN Services N.V. is de administratieve uitvoerder van de pensioenregeling voor de bedrijfstak koopvaardij.
1.2.
De deelneming in BPF Koopvaardij is verplicht gesteld bij beschikking van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 januari 1954.
1.3.
Bij beschikking van 1 november 1989 is de verplichtstelling gewijzigd en luidde daarna, voor zover relevant:I. het deelnemen in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Koopvaardij verplicht te stellen voor:a. de Nederlandse zeevarenden:b. de zeevarenden, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en, naar de omstandigheden beoordeeld wonen:(..)wordende ten deze verstaan onder:A. zeevarende:degene, die zich bij arbeidsovereenkomst verbonden heeft om als kapitein of schepeling aan boord van een zeevaartuig dienst te doen, uitgezonderd: (..)B. zeevaartuig:het vaartuig dat voorzien is van een geldige Nederlandse zeebrief, waaronder mede wordt begrepen een buitengewone of voorlopige Nederlandse zeebrief (..).
1.4.
Op 31 juli 2014 is de verplichtstelling opnieuw gewijzigd, waarbij de onder 1.3 opgenomen tekst niet is veranderd.
1.5.
Bij beschikking van 23 april 2015 is de verplichtstelling voor het laatst gewijzigd (Staatscourant 30 april 2015, nr. 12045). In dat besluit is bepaald, voor zover relevant:
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gezien de aanvraag van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Koopvaardij namens de Vereniging van Werkgever in de Handelsvaart, (..) en Nautilus International, daartoe strekkende dat de verplichtstelling (..) wordt gewijzigd voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Koopvaardij:(..)Wijzigt het besluit van 27 januari 1954 (..) De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:“het deelnemen in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Koopvaardij is verplicht gesteld voor:de zeevarenden die door scheepsbeheerders zijn tewerk gesteld aan boord van door hen beheerde zeeschepen en (..) wonen:1. hetzij binnen het Rijk;2. hetzij in een land dat lid is van de Europese Unie (EU); (..)A. zeevarende:Onder zeevarende wordt verstaan degene bedoeld in BW, boek 7, titel 10, afdeling 12, artikel 694, eerste lid. (..)B. zeeschip:Onder zeeschip wordt verstaan schepen als bedoeld in BW, boek 8, titel 1, artikel 2, eerste lid (..), voor zover op grond van de Nederlandse rechtsregels de vlag van het Koninkrijk wordt gevoerd, doch uitgezonderd;a. vissersschepen,b. schepen in openbare dienst,|c. binnenvaartschepen,d. oorlogsschepen en marinehulpschepen,e. pleziervaartuigen,
f. schepen speciaal ontworpen voor het opnemen en dumpen van zand en klei en de daarbij betrokken hulpschepen,C. Scheepsbeheerder Onder scheepsbeheerder wordt verstaan de beheerder bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel I, van de Wet zeevarenden (..).
1.6.
Greenpeace is opgericht in 1979 als ideële stichting. Zij heeft volgens haar statuten als doel het bevorderen van natuurbehoud. Greenpeace probeert dat doel te bereiken door wereldwijd haar strategie uit te zetten en het beleid te coördineren, door haar drie schepen in te zetten, door wetenschappelijk onderzoek en door geweldloze acties die erop zijn gericht de wereld te laten zien wat wereldwijd speelt op de aandachtsgebieden van Greenpeace.
1.7.
Greenpeace voert geen commerciële activiteiten uit en is voor haar inkomsten voornamelijk afhankelijk van particuliere donaties en van bijdragen van onafhankelijke nationale en internationale organisaties.
1.8.
Greenpeace zet voor het bereiken van haar doelen (onder meer) drie schepen in; voor wetenschappelijk onderzoek, voor publieksinformatie en voor geweldloze acties. Dit zijn de Rainbow Warrior, de Arctic Sunrise en de Esperanza. Bij Greenpeace werken ongeveer 90 fte aan boord van één van de drie schepen, die elkaar elke drie maanden afwisselen.
1.9.
Voor de bemanning van haar schepen heeft Greenpeace vanaf 2006 CAO’s afgesloten met (de rechtsvoorganger van) werknemersvereniging Nautilus International. Tientallen werknemers van Greenpeace (die op zee varen) zijn lid van Nautilus International.
1.10.
In de CAO’s over de periode van 1 januari 2006 tot 31 december 2013 is onder meer bepaald:3.3 Crewmembers need to arrange personal pension provisions on their own account. No pension premium shall be paid to Crewmembers.(..)27.2 [later gewijzigd in 28.2] The Crewmember shall arrange his or her own pension provisions and bears all risks, obligations and rights thereof personally and in full.
1.11.
In de CAO’s die liepen van 1 januari 2014 tot 31 december 2018 is artikel 3.3 ongewijzigd gebleven. In artikel 29.3 is (als opvolger van artikel 27.2 respectievelijk 28.2) bepaald:During the duration of this CBA, SGC will investigate if a pension plan for crew members can be introduced. If so, SGC will facilitate, but not financially contribute to crew pension plans.(..)
1.12.
Bij brief van 23 februari 2018 heeft BPF Koopvaardij aan Greenpeace bericht dat zij mogelijk moest worden aangesloten bij BPF Koopvaardij en dat Greenpeace daarom voorlopig werd aangesloten. Er zou een onderzoek volgen om te beoordelen of Greenpeace zeevarenden in dienst heeft die onder het verplichtstellingsbesluit vallen.
1.13.
Greenpeace heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Het geschil
in conventie
2. BPF Koopvaardij vordert, samengevat en na wijziging van eis, voor recht te verklaren dat:
de zeevarenden in dienst van Greenpeace, die vanaf 1 mei 2015 werken aan boord van de Rainbow Warrior, de Esperanza en de Arctic Sunrise en wonen in een land als genoemd in het verplichtstellingsbesluit, vallen onder de werking van het verplichtstellingsbesluit van 23 april 2015, voor zover het schip beschikte over een Nederlandse zeebrief, waarbij de verplichtstelling aanvangt wanneer de zeevarende 21 jaar is en eindigt wanneer hij 67 jaar is;
de Nederlandse zeevarenden in dienst van Greenpeace, die tussen 30 juli 2014 en1 mei 2015 werkten aan boord van genoemde schepen, vallen onder de werking van het verplichtstellingsbesluit van 25 juli 2014, voor zover het schip beschikte over een Nederlandse zeebrief, waarbij de verplichtstelling aanvangt wanneer de zeevarende 21 jaar is en eindigt wanneer hij 60 jaar is;
de zeevarenden in dienst van Greenpeace, die tussen 30 juli 2014 en 1 mei 2015 werkten aan boord van genoemde schepen en woonden in een land als genoemd in het verplichtstellingsbesluit van 25 juli 2014, vallen onder de werking van dat verplichtstellingsbesluit, voor zover het schip beschikte over een Nederlandse zeebrief, waarbij de verplichtstelling aanvangt wanneer de zeevarende 21 jaar is en eindigt wanneer hij 60 jaar is;
de Nederlandse zeevarenden in dienst van Greenpeace, die tussen 1 november 1989 en 1 augustus 2014 werkten aan boord van genoemde schepen, vallen onder de werking van het verplichtstellingsbesluit van 1 november 1989, voor zover het schip beschikte over een Nederlandse zeebrief, waarbij de verplichtstelling aanvangt wanneer de zeevarende 22 jaar is en eindigt wanneer hij 60 jaar is;
de zeevarenden in dienst van Greenpeace, die tussen 1 november 1989 en1 augustus 2014 werkten aan boord van genoemde schepen en woonden in een land als genoemd in het verplichtstellingsbesluit van 1 november 1989, vallen onder de werking van het verplichtstellingsbesluit van 1 november 1989 voor zover het schip beschikte over een Nederlandse zeebrief, waarbij de verplichtstelling aanvangt wanneer de zeevarende 22 jaar is en eindigt wanneer hij 60 jaar is;
alles met veroordeling van Greenpeace in de proceskosten.
3. BPF Koopvaardij stelt dat Greenpeace onder de werkingssfeer van de opeenvolgende verplichtstellingsbesluiten valt en daarom wettelijk is verplicht zich aan te sluiten bij BPF Koopvaardij. Het ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten en/of het hebben van een winstoogmerk zijn geen noodzakelijke voorwaarden om onder deze verplichtstelling te kunnen vallen.
4. Greenpeace heeft hiertegen verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.
in voorwaardelijk reconventie
5. Greenpeace vordert, na wijziging van eis en indien wordt geoordeeld dat Greenpeace onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbesluit uit 1989, 2014 en/of 2015 zou vallen, voor recht te verklaren dat:I. een eventuele vordering tot schadevergoeding van BPF Koopvaardij op Greenpeace in verband met het niet aanmelden van werknemers dan wel geen premie afdragen voor hen, over de periode voor 23 mei 2014 is verjaard;II. Greenpeace geen onrechtmatige daad jegens BPF Koopvaardij heeft gepleegd, die aan Greenpeace kan worden toegerekend en/of geen norm heeft geschonden die strekt tot bescherming tegen de schade zoals BPF Koopvaardij die heeft geleden, door de betreffende werknemers van Greenpeace niet bij BPF Koopvaardij aan te melden en/of geen premie voor hen af te dragen.
6. Greenpeace stelt hiertoe, samengevat, dat het jarenlang niet handhaven van de verplichtstelling voor rekening van BPF Koopvaardij komt. Het kan BPF Koopvaardij immers niet zijn ontgaan dat Greenpeace reeds jarenlang met de schepen opereert. Van Greenpeace kon, gezien de onduidelijke bepalingen over de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit, niet worden verwacht dat zij zich spontaan zou aanmelden bij BPF Koopvaardij.
7. BPF Koopvaardij voert verweer tegen de voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering dat, voor zover van belang, hierna verder aan de orde komt.
Beoordeling
in conventie
8. Vaststaat dat de Rainbow Warrior, de Arctic Sunrise en de Esperanza uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf worden ingezet en dat Greenpeace een non-profitorganisatie is. Nu zij geen bedrijfsactiviteiten uitvoert, betwist Greenpeace dat zij op grond van de wet Bpf 2000 kan worden verplicht tot aansluiting bij BPF Koopvaardij.
9. Echter, ook als ervan uit wordt gegaan dat Greenpeace op basis van de wet Bpf 2000 kan worden verplicht om zich aan te sluiten, wordt geconcludeerd dat Greenpeace niet verplicht was en is om zich aan te sluiten. Daartoe geldt het volgende.
10. In de verplichtstellingsbesluiten van 1989, 2014 en 2015 is vastgelegd wie onder de werkingssfeer van het besluit valt. Uitleg van de werkingssfeerbepaling van een verplichtstellingsbesluit dient te geschieden aan de hand van de zogeheten cao-norm. Deze cao-norm houdt in – na steeds verdere nuancering in de rechtspraak – dat aan een bepaling van een verplichtstellingsbesluit een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de gehele tekst van de verplichtstelling, van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het verplichtstellingsbesluit is gesteld. Verder kan bij deze uitleg onder meer acht worden geslagen op de elders in het verplichtstellingsbesluit gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
11. In onderhavig geval gaat het om (de uitleg van) drie verplichtstellingsbesluiten. Volgens BPF Koopvaardij is echter met de wijzigingen van het besluit in 2014 en 2015 niet beoogd de reikwijdte van de verplichtstelling van 1989 te beperken of te wijzigen maar om deze te verduidelijken. Nu met de wijziging in 2015 het verplichtstellingsbesluit slechts is verduidelijkt en de definitie van zeeschip niet is uitgebreid of aangescherpt, zal aan de hand van dat besluit worden beoordeeld of Greenpeace onder de werkingssfeer valt. Indien Greenpeace niet onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit van 2015 valt, valt zij evenmin onder de eerdere verplichtstellingsbesluiten.
12. Niet in geschil is dat (de bemanning van de schepen van) Greenpeace valt onder de definitie in het verplichtstellingsbesluit van zeevarenden en onder de definitie van scheepsbeheerder. Partijen twisten echter over de vraag of de schepen van Greenpeace vallen onder de onder B van de verplichtstelling genoemde begrippen zeeschip en/of pleziervaartuig (zie 1.5). Vastgesteld wordt dat een schriftelijke toelichting op het verplichtstellingsbesluit ontbreekt, zodat daarnaar voor de uitleg van dit begrip niet kan worden teruggegrepen. Wel kan worden aangeknoopt bij regelgeving of stukken waarnaar in het besluit (direct of indirect) is verwezen.
13. Volgens het verplichtstellingsbesluit 2015 wordt onder een zeeschip verstaan een schip als bedoeld in artikel 8:2 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor zover op grond van de Nederlandse rechtsregels de vlag van het Koninkrijk wordt gevoerd, met uitzondering van vissersschepen, schepen in openbare dienst, binnenvaartschepen, oorlogsschepen en marinehulpschepen, pleziervaartuigen, schepen speciaal ontworpen voor het opnemen en dumpen van zand en klei en de daarbij betrokken hulpschepen.
14. Greenpeace voert aan dat haar zeeschepen vallen onder het begrip pleziervaartuig in het verplichtstellingsbesluit en daarom zijn uitgezonderd. BPF Koopvaardij stelt dat de schepen van Greenpeace niet worden ingezet voor sportief of recreatief gebruik, of anders: “voor het plezier”, zodat volgens een strikt taalkundige uitleg en ook overigens, deze schepen niet onder het begrip pleziervaartuig in het verplichtstellingsbesluit vallen en dus niet zijn uitgezonderd.
15. Zoals hiervoor overwogen dient echter bij de uitleg van de begrippen zeeschip en pleziervaartuig niet alleen gekeken te worden naar de taalkundige uitleg. In het verplichtstellingsbesluit is allereerst vermeld dat het gaat om zeeschepen als bedoeld in artikel 8:2 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat onder zeeschepen wordt verstaan de schepen die als zeeschip teboekstaan in de openbare registers. In het verplichtstellingsbesluit is verder vermeld dat het gaat om zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels de vlag van het Koninkrijk mogen voeren. In artikel 311 van het Wetboek van Koophandel is bepaald aan welke vereisten een schip moet voldoen om een Nederlands schip te zijn (en dus de Nederlandse vlag mag voeren) In lid 4 van dit artikel zijn daarvoor specifieke vereisten opgesomd in geval een schip ‘uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt’. In de Memorie van Toelichting bij dit artikellid is opgemerkt dat zeeschepen die niet worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf op aanvraag ook een zeebrief kunnen krijgen (om de Nederlandse vlag te voeren) en dat ‘naast plezierjachten valt te denken aan schepen van organisaties zoals Greenpeace (..)’. Niet is in geschil dat in het kader van het in 1989 geïntroduceerde “open-armenbeleid” de Nederlandse overheid bereid was om zeeschepen van organisaties met ideële doelen te beschouwen als pleziervaartuigen, zodat zij een zeebrief konden krijgen en dat de schepen van Greenpeace ook in het Scheepsregister in de categorie pleziervaartuigen zijn ingeschreven (en niet in de categorie koopvaardijvaartuigen).
16. Hieruit volgt dat de schepen van Greenpeace, hoewel taalkundig geen plezierjachten, door de Nederlandse overheid bij gebrek aan beter passende wetgeving in de in het verplichtstellingsbesluit genoemde wet- en regelgeving wel als zodanig zijn gecategoriseerd. Dat in de hiervoor vermelde Memorie van Toelichting onderscheid wordt gemaakt tussen plezierjachten en schepen van organisaties zoals Greenpeace maakt dit niet anders. Beide zijn immers in de registers ingeschreven als pleziervaartuig.
17. In het verplichtstellingsbesluit wordt verder (ten aanzien van de definitie van een scheepsbeheerder) expliciet verwezen naar de Wet zeevarenden, zodat daarbij ook aansluiting kan worden gezocht voor de uitleg van het in het verplichtstellingsbesluit genoemde begrip pleziervaartuig. De Wet zeevarenden geeft in artikel 1 onder e een definitie van het begrip pleziervaartuig: een Nederlands schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt. Ingevolge deze definitie vallen de schepen van Greenpeace onder het begrip pleziervaartuig.
18. Voorts geldt dat in de aanhef van het verplichtstellingsbesluit is opgenomen dat dit geldt “voor de in de aanvraag bedoelde groepen van personen in de bedrijfstak Koopvaardij”. Taalkundig betekent dit dat het besluit geldt voor werkgevers die schepen inzetten voor de handel en transport over zee (handels(scheep)vaart). Dit kan ook worden afgeleid uit de in het verplichtstellingsbesluit genoemde uitzonderingen, die alle zien op schepen die worden ingezet anders dan voor de handel en transport over zee. Bovendien blijkt uit het verplichtstellingsbesluit dat de wijziging daarvan onder meer is aangevraagd door de werknemersvereniging Nautilus International, die ook betrokken was bij de totstandkoming van de CAO’s van Greenpeace, waarbij juist van de verplichtstelling afwijkende afspraken ten aanzien van de pensioenverplichtingen zijn gemaakt. Daaruit kan worden opgemaakt dat Nautilus wist dat Greenpeace was uitgezonderd en daarmee ook instemde.
19. BPF Koopvaardij heeft nog verwezen naar andere wet- en regelgeving, maar daarvoor bestaan geen aanknopingspunten in het verplichtstellingsbesluit.
20. Op grond van al het voorgaande wordt dan ook geconcludeerd dat de uitleg van de begrippen zeeschip en pleziervaartuigen in het verplichtstellingsbesluit naar objectieve maatstaven gelezen in het licht van de gehele tekst van het verplichtstellingsbesluit met zich brengt dat de schepen van Greenpeace onder het begrip pleziervaartuig vallen en de bemanning van de schepen van Greenpeace daardoor is uitgezonderd van de verplichtstelling.
21. De omstandigheid dat andere werkgevers met een ideële doelstelling en zonder winstoogmerk bij BPF Koopvaardij zijn aangesloten, maakt die conclusie niet anders. Gesteld noch gebleken is immers dat zij verplicht zijn aangesloten. Ook de omstandigheid dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in september 2018 heeft laten weten een beleidswijziging te willen doorvoeren zodat ook de schepen van (bijvoorbeeld) Greenpeace aan bepaalde veiligheidseisen moeten voldoen, brengt geen verandering in het oordeel. Integendeel, het is eerder een bevestiging dat de schepen van Greenpeace ten tijde van de wijziging(en) in het verplichtstellingsbesluit (en thans nog) vallen onder de categorie pleziervaartuigen. De vorderingen in conventie worden daarom afgewezen.
22. BPF Koopvaardij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in conventie.
in voorwaardelijke reconventie
23. Nu de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet is vervuld, is deze niet ingesteld en wordt aan de behandeling daarvan dan ook niet toegekomen.
23. Greenpeace wordt veroordeeld in de proceskosten in voorwaardelijke reconventie, met dien verstande dat deze gelet op de samenhang met de procedure in conventie, worden begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
wijst de vordering af;
veroordeelt BPF Koopvaardij in de proceskosten die aan de zijde van Greenpeace tot op heden begroot worden op € 3.602,50 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt BPF Koopvaardij in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op€ 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat BPF Koopvaardij niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving is betekend;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in voorwaardelijke reconventie
veroordeelt Greenpeace in de proceskosten aan de zijde van BPF Koopvaardij tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.