Rb. Arnhem, 24-01-2012, nr. 223727
ECLI:NL:RBARN:2012:BV3641
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
24-01-2012
- Zaaknummer
223727
- LJN
BV3641
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2012:BV3641, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 24‑01‑2012; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2012:BX4609, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
JAAN 2012/35
Uitspraak 24‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Kort weergegeven legt Océ aan haar vorderingen ten grondslag dat Alliander de regels van het aanbestedingsrecht heeft geschonden omdat Alliander de inschrijvers in de gelegenheid heeft gesteld hun inschrijvingsbiljet opnieuw in te dienen en daarbij hun aangeboden prijzen te wijzigen, zij voorts een beoordelingsmodel heeft gehanteerd dat heeft geleid tot zeer onredelijke uitkomsten en verder dat de opdracht is gegund aan Ricoh terwijl die niet heeft voldaan aan eis 54 door geen CO2 neutraal geproduceerd papier aan te bieden.
Partij(en)
Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 223727 / KG ZA 11-652
Vonnis in kort geding van 24 januari 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCÉ-NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres,
advocaten mr. T.H. Chen en N.C. Stive te ‘s-Gravenhage,
tegen
naamloze vennootschap
ALLIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. A. Stellingwerff Beintema te Amsterdam,
waarin heeft gevorderd als tussenkomende, subsidiair voegende, partij toegelaten te worden
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICOH NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
eiseres in het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging
advocaat mr. M.J. Mutsaers te Zwolle,
Partijen zullen hierna Océ, Alliander en Ricoh genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging van Ricoh
- -
de mondelinge behandeling
- -
de pleitnota van Océ
- -
de pleitnota van Alliander
- -
de pleitnota van Ricoh.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Alliander heeft onder nummer 2011/S 154-256553 en de benaming ‘Multifunctionele printapparatuur + papier’ een openbare Europese aanbestedingsprocedure aangekondigd om te komen tot het sluiten van een raamovereenkomst met één inschrijver voor – kort weergegeven – de levering van multifunctionele printapparatuur (MFP’s) en papier. Daarbij is bekendgemaakt dat de gunning van de opdracht geschiedt aan de inschrijver met de economisch meest voordelige aanbieding.
2.2.
In de uitnodiging tot inschrijving staat onder meer vermeld dat de aanbesteding plaatsvindt op basis van richtlijn nr. 2004/17/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, die in Nederland is geïmplementeerd via het besluit van 16 juli 2005, houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (Besluit aanbestedingen speciale sectoren).
2.3.
De uitnodiging tot inschrijving vermeldt verder onder meer dat uitsluitend via de website www.commerce-hub.com aanbestedingsstukken kunnen worden opgevraagd en dat ook uitsluiten via die site ingeschreven kan worden voor de opdracht.
2.4.
Tot de aanbestedingsstukken behoort onder andere het programma van eisen en wensen. Daarin worden gunningeisen gesteld die per eis met Ja of Nee beantwoord moeten worden door de inschrijver, om aan te geven of zijn inschrijving wel of niet voldoet aan de desbetreffende eis. In de uitnodiging staat verder vermeld dat een inschrijving van verdere deelname wordt uitgesloten als aan één van de gunningeisen niet wordt voldaan. Een van de gunningeisen (vraag 54) in het programma van eisen en wensen, luidt:
‘54. Papier: Inschrijver levert CO2 neutraal papier Ja/Nee’.
2.5.
De gunningwensen in het programma van eisen en wensen zijn onderverdeeld in groepen. In de uitnodiging tot inschrijving staat per groep van gunningwensen vermeld wat de maximaal te behalen score is voor die groep, met daarbij de procentuele weging in de totale score die voor alle gunningwensen gezamenlijk kunnen worden gehaald. In totaal kunnen er 2000 punten gescoord worden (100% totaalscore). Een van de groepen van gunningwensen betreft de prijs. Voor deze groep (vraag 67) kan maximaal 600 punten (30% van de totaalscore) worden gehaald. Op grond van vraag 67 dienen zes prijzen/kostenposten (subonderdelen) ingevuld te worden in het inschrijfbiljet. De puntenberekening voor ieder van die zes subonderdelen geschiedt blijkens de uitnodiging tot inschrijving aldus dat de inschrijver met de laagste prijs voor het desbetreffende subonderdeel de maximale score krijgt voor dat onderdeel en dat de overige inschrijvingen daaraan worden gerelateerd en gerangschikt in vijf puntencategorieën. In de vijfde puntencategorie zitten de inschrijvingen die op het desbetreffende subonderdeel een prijs hebben geboden die meer dan 20% hoger is dan de laagste prijs voor dat subonderdeel. Die inschrijvingen krijgen voor het desbetreffende subonderdeel nul (0) punten.
2.6.
Tot de aanbestedingsdocumenten behoren voorts een aantal nota’s van inlichtingen (NvI). In de 1e NvI staat onder de nummers 39 en 40 met betrekking tot
eis 54 in het programma van eisen en wensen:
‘Vraag
- U.
eist dat de inschrijver CO2 neutraal papier levert. Bedoelt u hier CO2 neutraal geproduceerd papier?
Antwoord
Ja’
Vraag
Wat verstaat u onder CO2 neutraal papier?
Antwoord
Zie vraag en antwoord nr. 39’
In de 3e NvI staat onder andere:
‘Vraag
Naar aanleiding van het nieuwe prijzenblad is er onduidelijkheid ontstaan over het totaal aantal aan te bieden MFP’s met als risico dat verschillende inschrijvers ook verschillende totaal aantallen machines zullen gaan aanbieden. In de lijst met lokaties (Bijlage 1, Overzicht gemiddelde aantal afdrukken per maand per MFP) staan 172 multifunctionals geïdentificeerd. In het Programma van Eisen en Wensen worden zowel 162 als 175 MFP’s vermeld. Kunt u bevestigen dat de aanbieding, ongeacht de verdeling over de maximaal drie verschillende typen (met minimaal 40 ppm/32ppm), altijd op basis van een aantal van 172 MFP’s moet zijn?
Antwoord
Het juiste aantal aan te bieden MFP’s bedraagt 162.’
Bij de 4e NvI is door Alliander bekend gemaakt dat er een nieuw inschrijfbiljet is waarvan gebruik gemaakt moet worden bij de inschrijving. Alliander heeft in dat biljet geen aantallen genoemd met betrekking tot de te leveren MPF’s.
2.7.
Onder meer Océ en Ricoh hebben ingeschreven voor de onderhavige opdracht. Nadat de inschrijvingen zijn geopend, heeft Alliander alle inschrijvers (via internet onder meer) bericht:
‘vraag 67 Inschrijvingsbiljet: Inschrijvers worden in de gelegenheid gesteld het ingediende inschrijvingsbiljet opnieuw in te dienen. In hoofdstuk 5.4 van de uitnodiging tot inschrijving staat beschreven op welke wijze het inschrijvingsbiljet ingevuld dient te worden. Indien hier niet aan wordt voldaan leidt dit tot uitsluiting. In het bijzonder worden inschrijvers op het volgende gewezen:
• In het inschrijvingsbiljet dient duidelijk te worden vermeld welk type printer en welk aantal per type er aangeboden wordt. In totaal dienen er 162 mpf’s te worden aangeboden (conform 3e Nota van inlichtingen)
• De aangeboden prijzen dienen een realistische weergave van de werkelijke kosten te zijn (prijzen dienen realistisch en marktconform te zijn)’
Voorts heeft Alliander nadien (een aantal van) de inschrijvers één of meer keren benaderd voor het geven van toelichting op de inschrijving. Een en ander heeft er (onder meer) toe geleid dat Ricoh het aantal aan te bieden MPF’s heeft gewijzigd van 175 naar 162 en verder dat één van de aanvankelijk door Ricoh aangeboden prijzen, te weten de prijs voor 2500 vel printpapier, is vervijfvoudigd.
2.8.
Bij brief van 14 november 2011 heeft Alliander aan Océ bericht dat zij voornemens is de opdracht aan Ricoh te gunnen omdat Ricoh de economisch meest voordelige aanbieding heeft gedaan. Daarbij is aan Océ onder andere medegedeeld dat zij op drie van de zes subonderdelen binnen de groep prijs van de gunningwensen nul (0) punten heeft gescoord. Daarop heeft Océ vervolgens zonder succes bij Alliander bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in de onderhavige aanbestedingsprocedure.
3. Het geschil
3.1.
Océ vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met veroordeling van Alliander in de proceskosten,
primair
Alliander te verbieden de onderhavige opdracht definitief te gunnen aan Ricoh,
alsmede Alliander te gebieden de onderhavige aanbestedingsprocedure te staken en als zij de opdracht alsnog wenst te gunnen, tot heraanbesteding over te gaan;
subsidiair
Alliander onder de ontbindende voorwaarde van het niet-tijdig aanhangig gemaakt zijn van hoger beroep te gebieden de aanbestedingsprocedure gestaakt te houden en geen uitvoering te geven aan het voornemen tot gunning aan Ricoh voordat in hoger beroep uitspraak is gedaan;
meer subsidiair
die voorzieningen te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht.
één en ander op straffe van een dwangsom, door Alliander te verbeuren indien zij in strijd handelt met het vonnis.
3.2.
Kort weergegeven legt Océ aan haar vorderingen ten grondslag dat Alliander de regels van het aanbestedingsrecht heeft geschonden omdat Alliander de inschrijvers in de gelegenheid heeft gesteld hun inschrijvingsbiljet opnieuw in te dienen en daarbij hun aangeboden prijzen te wijzigen, zij voorts een beoordelingsmodel heeft gehanteerd dat heeft geleid tot zeer onredelijke uitkomsten en verder dat de opdracht is gegund aan Ricoh terwijl die niet heeft voldaan aan eis 54 door geen CO2 neutraal geproduceerd papier aan te bieden.
3.3.
Ricoh vordert na aanvulling van haar eis, met veroordeling van Océ in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- I.
dat zij wordt toegelaten in het geding als tussenkomende partij, subsidiair als voegende partij aan de zijde van Alliander, en
- II.
primair
1. Océ niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans de
vorderingen van Océ af te wijzen, en
2. Alliander voor zover nodig te gebieden het gunningvoornemen
ongewijzigd te laten en over te gaan tot definitieve gunning van
de opdracht aan Ricoh, voor zover Alliander de onderhavige
opdracht nog wenst te gunnen,
subsidiair
die voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie geraden acht.
3.4.
Samengevat legt Ricoh daaraan ten grondslag dat er geen sprake is van schending van de regels of fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht.
3.5.
Alliander voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In het incident
4.1.
Alliander en Océ hebben geen verweer gevoerd tegen tussenkomst van Ricoh in dit kort geding. Voorts heeft te gelden dat Ricoh een rechtstreeks in rechte te erkennen belang heeft om als partij tussen te komen in dit kort geding. De opdracht is immers (voorlopig) aan haar gegund. Gelet op één en ander zal Ricoh dan ook toegelaten worden als tussenkomende partij in dit kort geding. Océ zal daarbij in de kosten van dit incident worden veroordeeld, welke kosten worden begroot op nihil.
In de hoofdzaak
4.2.
Het spoedeisend belang van Océ vloeit uit de op zichzelf onbetwiste stelling van Océ die erop neerkomt dat zij alleen nog door middel van dit kort geding kan opkomen tegen gunning van de opdracht aan Ricoh.
4.3.
Op de onderhavige aanbestedingsprocedure is onder meer van toepassing het Besluit van 16 juli 2005, houdende regels betreffende de procedures voor het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (Besluit aanbestedingen speciale sectoren) (stb. 409) ook wel Bass genaamd. Met het Bass is, op grond van de artikelen 2 en 3 Raamwet EEG-voorschriften, Richtlijn 2004/17/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 (PbEG L 134) geïmplementeerd in de Nederlandse rechtsorde.
4.4.
In artikel 9 Bass is bepaald dat aanbestedende diensten ondernemers op gelijke en niet-discriminerende wijze behandelen en dat zij transparantie betrachten in hun handelen. In de kern ligt de vraag ligt voor of Alliander in deze aanbestedingsprocedure dienovereenkomstig heeft gehandeld. Om dat te kunnen beoordelen is het navolgende van belang.
4.5.
Het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers beoogt de ontwikkeling van een gezonde en daadwerkelijke mededinging te bevorderen tussen de aan de aanbestedings-procedure deelnemende ondernemingen en vereist dat alle inschrijvers bij het opstellen van het in hun offertes gedane voorstel dezelfde kansen krijgen. Dat betekent dus dat voor alle mededingers dezelfde voorwaarden moeten gelden. Het transparantiebeginsel heeft in essentie ten doel te waarborgen dat elk risico van favoritisme en willekeur door de aanbestedende dienst wordt uitgebannen. Het impliceert dat alle voorwaarden en modaliteiten in de aanbestedingsstukken worden geformuleerd op een duidelijke, precieze en ondubbelzinnige wijze opdat, enerzijds, alle behoorlijke geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers de juiste draagwijdte kunnen begrijpen en zij deze op dezelfde manier interpreteren, en anderzijds, de aanbestedende dienst in staat is om metterdaad na te gaan of de offertes van de inschrijvers beantwoorden aan de criteria welke op de betrokken opdracht van toepassing zijn. Een en ander brengt niet alleen mee dat alle aanbieders gelijk worden behandeld, maar ook dat zij in gelijke mate, mede met het oog op een goede controle achteraf, een duidelijk inzicht moeten hebben in de voorwaarden waaronder de aanbesteding plaats heeft (vgl. HR 11 november 2005, NJ 2006, 204 (Van der Stroom/ NIC c.s.) in samenhang met HvJ EG 29 april 2004, zaak C-496/99, PbEG 2004 C118, blz. 2 (Succhi di Frutta)). Langs deze lijnen zal het geschil verder worden beoordeeld.
4.6.
Océ stelt dat Alliander in strijd met het hierboven genoemde gelijkheidsbeginsel de inschrijvers heeft gevraagd om hun inschrijfbiljet opnieuw in te dienen. Omdat Alliander daarbij onder meer erop heeft gewezen dat de aan te bieden prijzen marktconform moeten zijn, kan het niet anders dan dat sommige inschrijvers aanvankelijk geen marktconforme prijzen hebben geboden, aldus Océ. Volgens Océ hadden die inschrijvingen van verdere deelname uitgesloten moeten worden, maar hebben de desbetreffende inschrijvers in plaats daarvan de gelegenheid gekregen om alsnog een reële aanbieding te doen.
4.7.
Als verweer daartegen stelt Alliander dat zij met haar verzoek om nogmaals het inschrijfbiljet in te dienen, slechts toelichting heeft gevraagd op (onder meer) de aangeboden prijzen, omdat sommige inschrijvers één of meer keren bij de subonderdelen van de groep prijs van de gunningwensen een liggend streepje hebben ingevuld op het inschrijvingsbiljet en dus € 0,00 hebben aangeboden. Volgens Alliander heeft zij willen nagaan en was zij daartoe ook verplicht, of een dergelijk aanbod wel realistisch was.
4.8.
Dat standpunt van Alliander wordt verworpen. Op grond van artikel 59 Bass is een aanbestedende dienst weliswaar gehouden om ingeval hem een inschrijving in verhouding tot de te leveren werken, leveringen of diensten abnormaal laag lijkt, daarover schriftelijke verduidelijking te vragen alvorens hij deze inschrijving kan afwijzen, maar dat is wat anders dan alle inschrijvers te vragen om opnieuw in te schrijven en hen er daarbij ondermeer op te wijzen dat de prijzen marktconform moeten zijn, zoals Alliander heeft gedaan bij haar verzoek aan de inschrijvers dat hiervoor onder 2.7 van de feiten is weergegeven.
Alliander heeft met dat verzoek gelegenheid gegeven aan de inschrijvers om hun inschrijving te wijzigen. Dat is in strijd met het aanbestedingsrecht. In het licht van het hiervoor weergegeven gelijkheidsbeginsel is immers evident dat het inhoudelijk wijzigen van de inschrijving na de sluitingstermijn niet is toegestaan. Het mogen aanpassen van een eventueel abnormaal lage prijs – € 0,00 – betekent immers dat inschrijvers die op grond van hun eerste aanbieding wellicht van verdere deelname uitgesloten moeten worden, in de herkansing dat kunnen voorkomen. Dat houdt het risico van favoritisme of willekeur bij de gunning in, omdat de aanbestedende dienst het er op deze wijze naar toe kan leiden dat de inschrijver van zijn voorkeur alsnog de inschrijver wordt met de beste inschrijving aan wie gegund moet/kan worden. Het kan ook overigens nadelig zijn voor inschrijvers die wel meteen een reële aanbieding hebben gedaan. Hun kans op gunning is immers groter als één of meer andere inschrijvers van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure worden uitgesloten. Het houden van een tweede inschrijfronde zoals Alliander heeft gedaan, is dan ook strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Onder omstandigheden is een wijzing wel toegestaan, daar waar het herstel van (kleine) gebreken betreft, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. Die uitzondering doet zich hier niet voor.
4.9.
De vraag is of dat tot toewijzing van (één of meer van) de vorderingen van Océ moet leiden, nu Alliander ook aanvoert dat Océ geen belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Dat verweer van Alliander slaagt op grond van het navolgende.
4.10.
Alliander heeft betoogd dat geen van de inschrijvers naar aanleiding van het verzoek om het inschrijfbiljet opnieuw in te dienen een aanvankelijk ingevuld streepje en dus de aanbieding van € 0,00 op een onderdeel heeft gewijzigd in een (ander) bedrag op het inschrijfbiljet. Die streepjes zijn allemaal blijven staan. Verdere toelichting daarop, die zij heeft gevraagd aan de inschrijvers, heeft volgens Alliander uitgewezen dat er sprake is van marktconforme aanbiedingen. Océ heeft hier onvoldoende concreets tegen ingebracht.
Het moet er dan ook voor worden gehouden dat geen van de inschrijvers na de eerste inschrijfronde van verdere deelname uitgesloten had moeten worden wegens het doen van een abnormale lage aanbieding. Aldus heeft in dit kort geding te gelden dat de geboden mogelijkheid om eventuele niet-marktconforme prijzen te vervangen, Océ niet heeft benadeeld.
4.11.
Nu de streepjes en dus de aanbiedingen van € 0,00 als realistisch moeten worden beschouwd, kan Océ ook niet gevolgd worden in haar stelling dat het gekozen beoordelingssysteem voor de prijzen hier niet heeft gewerkt omdat zij door onrealistische aanbiedingen van andere inschrijvers op een aantal onderdelen nul (0) punten heeft gescoord. Kennelijk was zij op die onderdelen gewoon veel te duur (meer dan 20%), als gevolg waarvan zij wat betreft die onderdelen in de vijfde puntencategorie is beland en dus nul (0) punten heeft gescoord. Niet valt in te zien dat dit beoordelingssysteem als zodanig ondeugdelijk is.
4.12.
Het verzoek van Alliander om het inschrijfbiljet opnieuw in te dienen heeft er toe geleid dat Ricoh op het tweede inschrijfbiljet een ander aantal printers heeft genoemd dan op het eerste biljet. Op het eerste inschrijfbiljet had zij 175 als aantal ingevuld. Bij de tweede indiening van het inschrijfbiljet heeft Ricoh dat getal veranderd in 162. De prijzen per printers heeft zij ongewijzigd gelaten. Wel heeft Ricoh één van de gevraagde papierprijzen aangepast. De prijs voor 2500 vel is namelijk vervijfvoudigd ten opzichte van de aanbieding op het eerste inschrijfbiljet.
4.13.
Deze wijzingen kunnen echter beschouwd worden als het herstel van (kleine) fouten zonder dat dit van invloed was op de aanbestedingsprocedure. Daartoe wordt overwogen dat gelet op de verschillende aantallen die genoemd zijn in de aanbestedingsdocumenten en zelfs het weglaten daarvan in de 4e NvI, het aannemelijk is dat bij inschrijvers verwarring kan zijn ontstaan over het aantal te leveren printers die tot vergissingen kan hebben geleid, zoals bij Ricoh. Aannemelijk is ook dat Ricoh bij het opgeven van een papierprijs een vergissing heeft gemaakt door voor 2500 vel papier een prijs te noemen voor 500 vel papier, welke vergissing bij de tweede inschrijving is hersteld door die prijs te vervijfvoudigen. Alliander heeft namelijk onweersproken gesteld dat op het inschrijfbiljet bij het invullen van prijzen, diverse keren uitgegaan moest worden van 500 vel printpapier, maar bij één subonderdeel van 2500 vel papier. Dat deze wijzigingen niet van invloed zijn geweest op de gunningkansen van Océ is eveneens aannemelijk. Océ heeft onvoldoende weerlegd dat haar inschrijving, zoals Alliander heeft aangevoerd, zowel na de eerste als de tweede inschrijfronde de duurste was.
4.14.
Voor toewijzing van haar vorderingen voert Océ verder aan dat Ricoh niet voldoet aan de gunningeis dat CO2 neutraal papier geleverd moet worden. Volgens Océ volgt uit
de 1e NvI dat het moet gaan om CO2 neutraal geproduceerd papier, terwijl Ricoh papier betrekt waarvan de productie slechts CO2 neutraal gecompenseerd is. Ricoh heeft
vraag 54 van de gunningeisen dan ook ten onrechte met Ja beantwoord en had om die reden uitgesloten moeten worden van verdere deelname aan de aanbestedingsprocedure, aldus Océ.
4.15.
Ricoh heeft in haar inschrijving de vraag of zij CO2 neutraal papier levert met ja beantwoord. Volgens haar is zij in staat papier te leveren dat voldoet aan de gunningeis, indien de opdracht aan haar wordt gegund. Dat Ricoh dat niet zou kunnen leveren, kan niet als vaststaand worden aangenomen. Te minder omdat, zoals Ricoh en Alliander aanvoeren, de termen CO2 neutraal geproduceerd en CO2 neutraal gecompenseerd geen eenduidig afgebakende begrippen zijn. Wat de inhoud van die begrippen is en of in werkelijkheid volledig CO2 neutraal kan worden geproduceerd, zonder enige vorm van CO2 compensatie, is in het kader van dit kort geding niet vast te stellen. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat Ricoh niet aan de desbetreffende gunningeis zal (kunnen) voldoen en haar inschrijving daarom buiten beschouwing gelaten moet worden.
4.16.
De slotsom van al het vorenstaande is dan ook dat er geen grond is voor toewijzing van de primaire vorderingen van Océ. Daarbij moet bedacht worden dat Océ kennelijk wil bewerkstelligen dat er nóg een inschrijfronde volgt in deze aanbestedingsprocedure, nu gesteld noch gebleken is dat zij met heraanbesteding het oog heeft op wijziging van de voorwaarden en modaliteiten van de onderhavige aanbestedingsprocedure, terwijl dat in verband met de genoemde grondbeginselen van het aanbestedingsrecht wel vereist is.
Zo heeft Océ in dit kort geding op zichzelf geen bezwaar gemaakt tegen de gunningeisen en gunningwensen, en ook niet tegen het gehanteerde beoordelingsmodel als zodanig. Dat Océ in feite nog een inschrijfronde voorstaat in deze aanbestedingsprocedure kan de onzuiverheid van de aanbesteding alleen nog maar erger maken, terwijl haar bezwaar er nu juist tegen gericht is dat er een tweede ronde is geweest. Dit terwijl zij van die tweede ronde ook zelf gebruik heeft gemaakt. Ter zitting heeft Océ namelijk niet weersproken dat zij één of meer bij haar aanvankelijke inschrijving ontbrekende documenten later alsnog heeft ingestuurd. Niet valt uit te sluiten dat zij daarmee een onvolledige inschrijving, die eigenlijk als onregelmatig of niet-aanvaardbaar terzijde geschoven had moeten worden, alsnog heeft gecomplementeerd.
4.17.
Op grond van het bovenstaande zal ook de subsidiaire vordering worden afgewezen. Daaraan doet niet af dat in dit kort geding niet vastgesteld kan worden wat CO2 neutraal geproduceerd papier precies inhoudt. Dat kan immers ook niet worden vastgesteld in een eventueel hoger beroep tegen dit vonnis. Daarvoor is een bodemprocedure nodig. Omdat van Alliander niet gevergd worden om op een bodemprocedure te wachten, ziet de voorzieningenrechter, mede gelet op al het vorenstaande, voorts geen aanleiding voor het opleggen van een maatregel als toewijzing van het meer subsidiair gevorderde.
4.18.
Het bovenstaande brengt verder mee dat de vorderingen van Ricoh als tussenkomende partij toegewezen zullen worden. Alliander heeft daartegen, nadat die vorderingen zijn aangevuld, ook geen verweer gevoerd. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor toewijzing van de gevorderde dwangsom.
4.19.
Océ zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Alliander worden begroot op:
- -
griffierecht € 560,00
- -
salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.376,00
Ook de kosten aan de zijde van Ricoh worden begroot op:
- -
griffierecht € 560,00
- -
salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.376,00
Daarbij zal Océ worden veroordeeld in de nakosten van Ricoh en zullen de kosten van Ricoh worden vermeerderd met rente, nu Ricoh dat heeft gevorderd, één en ander zoals hier vermeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
in het incident
5.1.
laat Ricoh toe als tussenkomende partij in het kort geding van Océ tegen Alliander;
5.2.
veroordeelt Océ in de kosten van dit incident en begroot die kosten op nihil;
In de hoofdzaak
5.3.
wijst de vorderingen van Océ af;
5.4.
gebiedt Alliander het gunningvoornemen ongewijzigd te laten en over te gaan tot definitieve gunning van de opdracht voor zover Alliander de onderhavige
opdracht nog wenst te gunnen;
5.5.
veroordeelt Océ in de proceskosten, aan de zijde van Alliander tot op heden begroot op € 1.376,00;
5.6.
veroordeelt Océ in de proceskosten, aan de zijde van Ricoh tot op heden begroot
op € 1.376,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
veroordeelt Océ in de na dit vonnis aan de zijde van Ricoh ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen vijftien dagen na aanschrijving aan de voornoemde kostenveroordeling is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van vijftien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft het bepaalde onder 5.4, 5.6 en 5.7 uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders door Ricoh gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken
op 24 januari 2012.
Coll: MJD