Hof Amsterdam, 08-09-2015, nr. 23-002491-14
ECLI:NL:GHAMS:2015:3635, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-09-2015
- Zaaknummer
23-002491-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:3635, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑09‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:589, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑09‑2015
Inhoudsindicatie
doodslag, zware mishandeling, mishandeling; gvs 14 jaar, ma
parketnummer: 23-002491-14
datum uitspraak: 8 september 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 5 juni 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15/706222-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos, te Heerhugowaard.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van het onder 4 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 augustus 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof (te weten toevoeging van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit) toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (met (veel) kracht) meermalen (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen/gestompt en/of meermalen op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt/getrapt, ten gevolge waarvan voornoemde die [slachtoffer 1] is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (verbloeding opgetreden ten gevolge van) een zeer uitgebreid traumatisch leverletsel (al dan niet in combinatie met uitgebreide bloeduitstortingen in de onderhuidse weefsels en spieren) heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] opzettelijk (met [veel] kracht) meermalen, althans eenmaal (al dan niet met [een] voorwerp[en]) in de buik- en/of borststreek te schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16
augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: (telkens) (een) ribbreuk(en) en/of (telkens) (een) armbreuk)en) en/of misvorming van de oorschelp(en)(zijnde: (een) bloemkoolo(o)r(en)), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 1] (telkens) opzettelijk (met (veel) kracht) (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het (gehele) lichaam te slaan/stompen en/of op/tegen het (gehele) lichaam te schoppen/trappen;
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 1]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte (telkens), (met (veel) kracht) (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen/gestompt en/of op/tegen het (gehele) lichaam van die [slachtoffer 1] geschopt/getrapt, waardoor deze [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 april 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een persoon (, te weten [slachtoffer 2]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (met (veel) kracht) op/tegen de/het o(o)r(en) en/of op/tegen/in de buik en/of op/tegen de/het o(o)g(en), althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] geslagen/gestompt, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, een ander, te weten: [slachtoffer 1], (meermalen) met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
dan wel
enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten,
waarbij die andere feitelijkheid/feitelijkheden heeft/hebben bestaan uit:
- die [slachtoffer 1] verbieden naar de televisie te kijken,
- die [slachtoffer 1] verbieden zich op de benedenverdieping van zijn (eigen) woning te begeven
en/of
waarbij die arbeid en/of diensten (telkens) heeft/hebben bestaan uit:
- het aan verdachte ter beschikking stellen van zijn woning en/of
- het betalen van rekeningen van verdachte en/of
- het geven van geld aan verdachte en/of - het onderhouden van verdachtes wietplantage en/of
- het doen van boodschappen ten behoeve van en/of
- het doen van (werkzaamheden in) het huishouden (op de wijze zoals verdachte dat opdroeg) en/of
- het uitvoeren van andere opdrachten voor verdachte,
en/of
waarbij die "enige handeling" (telkens) heeft/hebben bestaan uit:
- het beheren van de financiën van die [slachtoffer 1] en/of
- het verstrekken van verdovende middelen aan die [slachtoffer 1],
terwijl dit feit (telkens) zwaar lichamelijk letsel (te weten: ribbreuken en/of armbreuken en/of misvorming van de oorschelp(en) (zijnde: (een) bloemkoolo(o)r(en)) en/of ander letsel) ten gevolge heeft gehad of daarvan levensgevaar voor die ander te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 17 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met veel kracht meermalen (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt, ten gevolge waarvan voornoemde die [slachtoffer 1] is overleden;
2. hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, aan [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: ribbreuken en armbreuken en misvorming van de oorschelpen, zijnde: bloemkooloren, heeft toegebracht, door deze [slachtoffer 1] telkens opzettelijk, met kracht, al dan niet met een voorwerp, tegen het lichaam te slaan/stompen en/of tegen het lichaam te schoppen/trappen;
3. hij in de periode van 1 september 2011 tot en met 1 april 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk een persoon, te weten [slachtoffer 2], heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte, telkens op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] geslagen/gestompt, waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Standpunt raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
In zijn pleidooi neemt de raadsman als uitgangspunt dat op basis van het dossier als vaststaand kan worden aangenomen dat na het vertrek van [getuige], te weten rond 22.00 uur op 16 augustus 2013, niemand anders dan [slachtoffer 1] en de verdachte in de woning zijn geweest en dat [slachtoffer 1] door een misdrijf om het leven is gekomen. De raadsman verwijst hierbij naar hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard.
De raadsman doelt hierbij, naar het hof begrijpt, op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep over de gang van zaken in de nacht van 16 op 17 augustus 2013 voor zover deze inhoudt
-kort samengevat en zakelijk weergegeven: De verdachte kwam rond 02.00 uur thuis, heeft de televisie aangezet en een joint heeft gerookt. Ongeveer een half uur later, terwijl de verdachte achter de laptop zat, kwam [slachtoffer 1] thuis, hij stak zijn hoofd door een kier van de deur en vertelde dat hij ging slapen. De verdachte heeft tot ongeveer 04.30 uur achter de laptop gezeten. Enkele uren later hoorde hij een bonk in de slaapkamer van [slachtoffer 1]. Toen hij ging kijken, trof hij [slachtoffer 1] daar min of meer bewusteloos aan, op de grond en half tegen de muur, met zijn knieën opgetrokken. De verdachte heeft hem naar de douche gebracht, [slachtoffer 1] leek mee te lopen. Hij heeft [slachtoffer 1] op de rand van het bad gezet, hem in het bad gelegd, hem met koud water gedoucht, hem naar beneden gedragen en op de vloer van de woonkamer gelegd. Daarna heeft hij [getuige] gebeld (die niet opnam) en vervolgens het alarmnummer 112 gebeld.
Uit deze verklaring leidt de raadsman af dat [slachtoffer 1] die nacht buiten de woning is geweest en dat hij toen het zeer ernstige lichamelijke letsel heeft opgelopen dat tot zijn dood heeft geleid. Bij ontbreken van direct bewijs kan niet bewezen worden dat de verdachte degene is geweest die het fatale letsel bij [slachtoffer 1] heeft toegebracht.
Het hof overweegt als volgt
Het hof volgt de raadsman niet in zijn standpunt op grond van het volgende.
- -
Het dossier bevat geen aanknopingspunt voor juistheid van de stelling dat [slachtoffer 1] tussen 16 augustus 2013 even na 21.36 uur, het vertrek van [getuige] (dossierpagina ZD1: 206) en 17 augustus 2013 09.15 uur, het tijdstip waarop de meldkamer via het alarmnummer 112 werd ingeschakeld (dossierpagina ZD1: 74), zijn woning heeft verlaten.
- -
De politie heeft onderzoeken uitgevoerd om meer duidelijkheid te krijgen in de activiteiten van [slachtoffer 1] op 16 en 17 augustus 2013. Er is een buurt- en passantenonderzoek gedaan, billboards zijn geplaatst, aan eigenaars dan wel personeel van een bar en een café waar [slachtoffer 1] kwam is gevraagd of zij hem toen gezien hebben, aan jongeren op hangplekken in de buurt van de woning van het slachtoffer is gevraagd of zij [slachtoffer 1] herkenden en in een uitzending van Opsporing Verzocht is aandacht besteed aan het overlijden van [slachtoffer 1]. Geen van deze onderzoeken heeft een aanwijzing opgeleverd waaruit kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] in die periode buitenshuis is geweest (dossierpagina ZD1: 99 e.v).
- -
Het bloed van [slachtoffer 1] is getest. Daarbij zijn geen aanwijzingen verkregen voor inname of toediening van alcohol, GHB, of de aanwezigheid van drugs (dossierpagina FD: 282).
- -
De getuige [getuige] heeft de verdachte rond 21.30 uur levend aangetroffen in de woning. [slachtoffer 1] had volgens [getuige] geen uitgaanskleding aan en heeft niet gezegd dat hij weg zou gaan (dossierpagina ZD1: 217). [getuige] vertelde voorts dat [slachtoffer 1] straf had van verdachte en dat hij bijna niet weg mocht (het hof begrijpt: de woning niet mocht verlaten) (verklaring [getuige] bij rechter-commissaris op 6 februari 2014). Hierbij merkt het hof op dat de verklaringen van [getuige] voldoende consistent en gedetailleerd zijn om deze betrouwbaar te achten en te bezigen voor het bewijs. De verklaring wordt ook ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals telefoongegevens.
- -
Het opsporingsonderzoek heeft geen enkele aanwijzing opgeleverd dat [slachtoffer 1] in de hiervoor vermelde periode het slachtoffer is geweest van een ernstig geweldsincident dat zich buiten zijn woning heeft afgespeeld.
Het hof acht daarnaast de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd met betrekking tot -kort gezegd- het aantreffen van [slachtoffer 1] en wat daaraan vooraf ging niet geloofwaardig. Hij heeft immers op wezenlijke punten wisselend en inconsistent verklaard.
- In het telefoongesprek met de meldkamer vertelde de verdachte: “Ik ben eh bij een vriend thuis en die vriend van mij die heb gisteravond wat eh… die is tenminste thuisgekomen en die had best wel verwondingen op zijn lichaam en zo en net eh hoorde ik hem vallen van zijn bed en toen ben ik effe gaan kijken en heb ik hem onder de douche gezet , maar hij reageert nou niet meer.” (dossierpagina ZD: 79 e.v).
- Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waren als eerste aanwezig nadat de verdachte 112 had gebeld. Verbalisant [verbalisant 2] vroeg aan de verdachte wat er precies was gebeurd. De verdachte verklaarde over [slachtoffer 1]: “Vanochtend was hij niet lekker. Ik had hem onder een koude douche gezet en daar leek hij wel van op te knappen. Toen liep hij naar de gang. Ik hoorde toen een bonk. Ik zag hem toen buiten kennis op de trap liggen met zijn voeten naar beneden. Ik heb hem vervolgens naar beneden gesleept, en hem in de woonkamer op de grond gelegd. Ik heb vervolgens 112 gebeld” (ZD1: 6 e.v.).
- Op 22 mei 2014 verklaarde verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg: “Ik lag te slapen en hoorde een bonk. Ik trof [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1]) in de slaapkamer aan. Hij reageerde niet en toen heb ik hem onder de douche gezet. Daarna leek het wel beter met hem te gaan. Toen zag ik dat hij verwondingen had in zijn gezicht. Ik heb hem naar beneden gedragen en op de grond gelegd. Eenmaal beneden deed hij niets meer.” Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting in hoger beroep gehandhaafd.
Uit de transscriptie van het telefoongesprek dat verdachte voerde met de ambulancedienst, blijkt daarenboven dat de verdachte het tegenover de medewerker van de meldkamer van de ambulancedienst doet voorkomen alsof hij gedurende dat gesprek in de nabijheid van [slachtoffer 1] verkeert en aan instructies om te reanimeren gevolg geeft (dossierpagina ZD: 79 e.v).
- De (opgewaardeerde) geluidsband van de melding is evenwel meerdere malen beluisterd door een medewerker van de politie, [verbalisant 3] genaamd. [verbalisant 3] achtte om meerdere redenen niet geloofwaardig dat de verdachte een reanimatiepoging heeft gedaan. Bovendien hoorde hij een geluid dat klonk als een rits van een tent, en op omstreeks hetzelfde moment het dicht doen van een deur (ZD1:87 e.v.).
- Op de eerste verdieping in de slaapkamer van de woning van verdachte troffen de verbalisanten een zogenaamde henneptent aan. Deze tent was aan de voorzijde voorzien van een lange ritssluiting. (ZD1:89 e.v.). De verdachte heeft bij de rechtbank erkend de afzuiging in de henneptent te hebben uitgezet (proces-verbaal terechtzitting van de rechtbank d.d. 22 mei 2014).
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte zich tijdens het telefoongesprek met de meldkamer van de ambulancedienst op enig moment niet bij [slachtoffer 1] bevond, maar bij de tent op de eerste verdieping van de woning. Ook overigens is het op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat verdachte tijdens het telefoongesprek met de medewerker van de meldkamer (steeds) actief en reëel bezig is geweest het slachtoffer te reanimeren.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat [slachtoffer 1] de woning niet heeft verlaten tussen 16 augustus 2013 even na 21.36 uur en 17 augustus 2013 09.15 uur en dat de verdachte toen alleen met hem in de woning is geweest. Het door verdachte geschetste scenario dat het slachtoffer na 02.00 uur is thuisgekomen, acht het hof niet aannemelijk.
Het hof voegt hier aan toe dat de omstandigheid dat het ambulancepersoneel in een hectische situatie optrad, niet redengevend is om hun verklaringen over –het aantreffen van- de situatie ter plaatse niet betrouwbaar te achten en deze uit te sluiten van bewijs. Ook overigens bestaat hiervoor in hetgeen is aangevoerd, noch anderszins enig aanknopingspunt.
Nadere overwegingen met betrekking tot het bewezenverklaarde
Dat de verdachte het hem onder 1 tenlastegelegde heeft begaan leidt het hof voorts af uit het volgende.
Het overlijden van [slachtoffer 1] wordt volledig verklaard door verbloeding opgetreden ten gevolge van een zeer uitgebreid traumatisch leverletsel, al dan niet in combinatie met uitgebreide bloeduitstortingen in de onderhuidse weefsels en spieren (dossierpagina FD:235).
Uit de omstandigheid dat niet aannemelijk is geworden dat na het vertrek van [getuige], afgezien van de verdachte en [slachtoffer 1], een andere persoon in de nacht van 16 op 17 augustus 2013, dan wel de vroege ochtend van 17 augustus 2013 in de woning van [slachtoffer 1] is geweest, noch dat [slachtoffer 1] het letsel aan zichzelf heeft toegebracht, bezien in samenhang met de omstandigheid dat de letale verwondingen in dat tijdvak zijn ontstaan, leidt het hof af dat het de verdachte is geweest die deze verwondingen bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt.
Het zeer uitgebreide letsel aan de lever was het gevolg van inwerking van heftig uitwendig botsend geweld (dossierpagina FD: 392). Verscheuring van leverweefsel met tevens losscheuren van de galblaas is een weinig voorkomend letsel. Indien dit optreedt in het kader van stomp buiktrauma is hiervoor een zeer krachtige geweldsinwerking vereist (dossierpagina FD: 392).
Uit de aard van het letsel leidt het hof af dat sprake is geweest van een uitzonderlijk krachtige geweldsuitoefening door de verdachte. Uit de aard van de geweldsuitoefening leidt het hof af dat de verdachte door het hanteren van dit geweld minst genomen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zodanig letsel zou bekomen dat hij daaraan zou overlijden.
Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer 1] en acht doodslag bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
- doodslag.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
- zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
- mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 primair en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van in beslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest, en beslissingen zal nemen ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte zich gedurende een periode van maanden op meedogenloze wijze schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1], zijn huisgenoot. De verdachte heeft een groot aantal ribben van [slachtoffer 1] gebroken en hem ander zwaar letsel toegebracht. Door zo te handelen heeft hij op agressieve wijze de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] ernstig en langdurig geschonden, hem belemmerd in zijn fysieke functioneren en een voor hem angstaanjagende situatie geschapen.
Uiteindelijk heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer 1] op een plaats waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, te weten zijn eigen woning. Als gevolg van het door de verdachte gebruikte grove geweld heeft het slachtoffer dodelijk letsel opgelopen. De verdachte heeft door zo te handelen [slachtoffer 1] zijn meest kostbare bezit ontnomen: zijn leven. Diens voor hen plotselinge overlijden betekende voor de nabestaanden een grote schok en het berokkende hen onherstelbaar leed. Ook voor derden heeft een dergelijk misdrijf een schokkend karakter.
Tenslotte heeft de verdachte een andere huisgenoot, [slachtoffer 2], bijna twee jaar stelselmatig en op agressieve wijze mishandeld door hem te slaan/stompen. Hierdoor heeft hij laatstgenoemde regelmatig pijn bezorgd en een voor hem angstaanjagende situatie geschapen waaraan hij zich slechts kon onttrekken door weg te gaan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 augustus 2015 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor misdrijven.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren passend en geboden. Een lagere straf doet naar het oordeel van het hof geen recht aan de ernst van de feiten.
Beslissingen met betrekking tot het beslag
Het hof is van oordeel dat de volgende onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een rijbewijs ten name van [naam 1] (209430)
- een rijbewijs ten name van [naam 2] (209431)
- een rijbewijs ten name van [naam 3] (209432),
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren de toe en zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feiten aangetroffen. Deze voorwerpen kunnen de opsporing van soortgelijke feiten belemmeren en het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd is met de wet.
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een computer, Acer Extensa (221495)
- een computer, Acer (221499)
- een televisie, merk Samsung, type TV52EO
- home-cinema set, merk Samsung, type PS-WTXQ120,
dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, nu hij redelijkerwijs als belanghebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een rijbewijs ten name van [naam 1] (209430)
- een rijbewijs ten name van [naam 2] (209431)
- een rijbewijs ten name van [naam 3] (209432) .
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een computer, Acer Extensa (221495)
- een computer, Acer (221499)
- een televisie, merk Samsung, type TV52EO
- home-cinema set, merk Samsung, type PS-WTXQ120.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. R.A.F. Gerding, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2015.