Rb. Gelderland, 21-04-2022, nr. 9807846 \ EZ VERZ 22-169 \ MS \ mk
ECLI:NL:RBGEL:2022:2172
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
21-04-2022
- Zaaknummer
9807846 \ EZ VERZ 22-169 \ MS \ mk
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2022:2172, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 21‑04‑2022; (Beschikking)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2022-0136
Jurisprudentie Erfrecht 2022/92 met annotatie van Jong, R.E. de
JERF 2022/92 met annotatie van Jong, R.E. de
Notamail 2022/101
JERF Actueel 2022/146
Uitspraak 21‑04‑2022
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 9807846 \ EZ VERZ 22-169 \ MS \ mk
uitspraak van 21 april 2022
beschikking
in de zaak van
1. [verzoeker sub 1]
2. [verzoeker sub 2]
beiden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun minderjarige dochter [minderjarige dochter]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekers
gemachtigde mr. S.J. Zeilstra
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 8 april 2022 met bijlagen.
2. De feiten
2.1.
Op [datum] 2021 is te [plaats] overleden [erflater] , geboren te [plaats] op [datum] 1954 (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [plaats] .
2.2.
Verzoekers zijn de wettelijk vertegenwoordigers van [minderjarige dochter] (hierna: [minderjarige dochter] ).
3. Het verzoek
3.1.
Verzoekers verzoeken de kantonrechter op grond van artikel 4:193 lid 1 jo. artikel 4:192 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de termijn van drie maanden waarbinnen zij verplicht is een verklaring met betrekking tot het beneficiair aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap namens [minderjarige dochter] .
3.2.
Verzoekers leggen aan hun verzoek ten grondslag dat zij op 9 maart 2022 een verzoek tot verwerping van de nalatenschap namens [minderjarige dochter] hebben ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft verzoekers thans in de gelegenheid gesteld nadere stukken aan te leveren om hun verzoek te onderbouwen. Verzoekers zijn verplicht binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap van erflater aan [minderjarige dochter] toekomt, een verklaring van verwerping af te leggen. Aangezien het onzeker is of de rechtbank Midden-Nederland vóór 18 april 2022 een beschikking zal afgeven, verzoeken verzoekers deze termijn te verlengen tot 18 juli 2022.
4. De beoordeling
4.1.
De kantonrechter zal op de eerste plaats ambtshalve de ontvankelijkheid van het verzoek beoordelen. De kantonrechter stelt voorop dat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:5920) heeft geoordeeld dat het vaker voorkomt dat de termijn om een machtiging tot verwerping is verzocht, maar dat deze machtiging vervolgens niet binnen de termijn wordt verleend. De oorzaak hiervan kan zijn gelegen in de verwerkingstijd die de kantonrechter nodig heeft voor het nemen van een beslissing of doordat bijvoorbeeld, zoals in de onderhavige zaak, nadere stukken moeten worden overgelegd. Een strikte toepassing van artikel 4:193 lid 1 en lid 2 BW zou ertoe leiden dat ook in die gevallen de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard geldt. De kantonrechter acht dit in navolging van het gerechtshof een onwenselijk gevolg, mede gelet op de bescherming die deze bepaling beoogt te bieden aan minderjarigen. Voor de beantwoording van de vraag of is voldaan aan het bepaalde in artikel 4:193 lid 1 BW acht de kantonrechter, wederom in navolging van het gerechtshof, daarom beslissend de datum waarop het verzoek om een machtiging voor verwerping te verlenen is ingediend en niet de datum waarop de machtiging is verleend.
4.2.
De kantonrechter overweegt op grond van de stukken dat verzoekers op15 maart 2022, aldus vóór 18 april 2022, een verzoek om een machtiging voor verwerping namens [minderjarige dochter] hebben ingediend bij de kantonrechter van de rechtbankMidden-Nederland. Gelet op hetgeen hiervoor overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat is voldaan aan de termijn zoals bepaald in artikel 4:193 BW. Aangezien er geen termijn op grond artikel 4:193 BW loopt, kan deze termijn ook niet worden verlengd met een beroep op artikel 4:192 lid 2 BW. De kantonrechter zal verzoekers daarom niet ontvankelijk verklaren in hun verzoek.
5. De beslissing
De kantonrechter,
verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.H. Schuurman en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022. | ||