FED 2020/53
Hoge Raad geeft duidelijkheid in proefprocedure over uitleg begrip ‘aanhorigheden’ bij afschrijving op gebouwen (art. 3.30a Wet IB 2001).
HR 17-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:65, m.nt. L.S. Rijff
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 januari 2020
- Magistraten
Mrs. Koopman, Punt, Van Loon, Van Kalmthout, Van Hilten
- Zaaknummer
19/02762
- Noot
L.S. Rijff
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS193835:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:65, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑10‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1096, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2019
- Wetingang
Art. 3.30a Wet IB 2001
Essentie
Hoge Raad geeft duidelijkheid in proefprocedure over uitleg begrip ‘aanhorigheden’ bij afschrijving op gebouwen (art. 3.30a Wet IB 2001).
Samenvatting
Een echtpaar (X1 en X2, gezamenlijk belanghebbenden) exploiteert een melkvee- en opfokbedrijf in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: VOF). Tot het ondernemingsvermogen behoren onder andere de boerderij, enkele silo’s en overige bijgebouwen. De afschrijvingskosten van de silo’s en de bijgebouwen worden ten laste van de winst gebracht. De inspecteur weigert deze afschrijving echter omdat volgens hem deze bedrijfsmiddelen aanhorigheden van bedrijfsgebouwen zijn waarvoor de afschrijvingsbeperking en zogenoemde bodemwaarde van art. 3.30a ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.