Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.5.5
8.5.5 Zelfhandelende EDI-systemen
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS508466:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Ontleend aan VAN EscH (diss.), blz. 43.
VAN EscH (diss.), blz. 199.
Zie www.iccwbo.org.
VAN ESCH (diss.), blz. 47-51.
VAN EscH (diss.), blz. 51-53 en F.A.M. VAN DER KLAAUW KOOPS, Het totstandkomen van elektronische contracten in R.E. VAN ESCH & J.E.J. PRINS (red.), Recht en elektronische handel, tweede druk, Deventer 2002, blz. 134-135.
VAN EscH (diss.), blz. 49-53.
VAN EscH (diss.), blz. 52-53.
Een bode is, zo neemt men aan, geen vertegenwoordiger (ASSER-KORTMANN 2-1, no. 21, ASSER-HARTKAMP & SIEBURGH 6-111, no. 145 en VAN EscH (diss.), blz. 48; ook doemt het 'strafrechtelijk idee' van 'culpa in causa' bij mij op (zie ook de Nota Wetgeving voor de elektronische snelweg, Kamerstukken // 1997/98, 25 880, nos. 1-2 met betrekking tot de herleidbare juridische wil; vgl. ook art. 6:77 BW).
VAN EscH (diss.), blz. 47-48 (die terecht opmerkt dat een EDI-systeem veeleer een instrument vormt, te vergelijken met een tekstverwerker).
VAN EscH (diss.), blz. 57 e.v.
VAN EscH (diss.), blz. 60-65.
VAN EscH (diss.), blz. 50-51 en blz. 223; daartoe bestaan zelfs modelovereenkomsten, zoals de Europese EDI-Modelovereenkomst, bijlage 1 bij de Aanbeveling 94/820/EG van de Europese Commissie van 19 oktober 1994 betreffende de juridische aspecten van de elektronische uitwisseling van gegevens (PbEG 1994 L 338/98) en de Model Electronic Data Interchange Trading Partner Agreement, American Bar Association (zie VAN ESCH (diss.), blz. 103).
Wij hebben gezien dat een arbitrageovereenkomst die krachtens EDI-berichten totstandkomt ingevolge art. 1021 Rv jo. art. 6:227a BW door elektronische gegevens kan worden bewezen (zie 8.5.3).1 Wel zullen wij — met het oog op art. 6 EVRM en art. 17 Grondwet — uiterst behoedzaam moeten omspringen met het bewijs van de overeenkomst tot arbitrage op grond van zelfhandelende EDI-systemen. Ik roep in herinnering dat een zelfhandelend EDI-systeem handelingen verricht zonder de rechtstreekse tussenkomst van mensen (zie 8.5.1).
Hierbij is te denken aan het computerprogramma van een afnemer dat automatisch een bestelling plaatst voor een bepaald product bij een leverancier van het product als de voorraad van het desbetreffende product bij de afnemer beneden een vooraf ingegeven peil daalt. Volgend op de levering van de bestelde producten aan de afnemer stuurt het EDI-systeem van de leverancier automatisch een elektronische factuur aan de afnemer van het product. Het EDI-systeem van de afnemer ontvangt de factuur, controleert zelf of zij juist is (bijvoorbeeld — mede — aan de hand van de crediteurenadministratie) en stuurt automatisch een elektronische betalingsopdracht aan de bank.2
Thans gaan wij ervan uit dat de elektronische order van het zelfhandelend EDI-systeem van de afnemer in arbitrage voorziet. Het is mogelijk dat de afzender van het EDIbericht in het zogenaamde vrije-tekstgedeelte van het bericht een tekst opneemt waarbij hij bedingt dat bepaalde algemene voorwaarden van toepassing zijn op de tussen hem en de ontvanger met de uitwisseling van het EDI-bericht te sluiten overeenkomst. Hierbij kan de integrale tekst van de algemene voorwaarden in dit tekstgedeelte zijn opgenomen, doch het is ook mogelijk dat daarin wordt gerefereerd aan elders gedeponeerde algemene voorwaarden.3
Overigens zijn systemen ontwikkeld die de referte aan algemene voorwaarden in EDIberichten vergemakkelijken. Zo heeft de International Chamber of Commerce (ICC) een codering voor bij de ICC gedeponeerde bedingen opgesteld waaraan partijen in hun EDI-berichten kunnen refereren.4
Vraag is of is voldaan aan de eis dat afstand van het recht op toegang tot bij de wet ingestelde gerechten vrijwillig en ondubbelzinnig moet geschieden (art. 6 lid 1 EVRM en art. 17 Grondwet). Voor de wilsvorming op dit punt bestaan uiteenlopende theorieën, te weten de vertegenwoordigingstheorie, de theorie van de geprogrammeerde wil, de theorie van de algemene wil en de theorie van de raamovereenkomst.5
De theorie van de algemene wil lijkt de best verdedigbare.6 Hierbij gaat het om een initiële algemene wil om van het EDI-systeem gebruik te maken en aan verklaringen daarvan gebonden te zijn. De wil openbaart zich met de ingebruikneming en het in gebruik houden van het EDI-systeem.7 Men gaat uit van een algemene wil omdat wordt aangenomen dat bij de gebruiker van een zelfhandelend EDI-systeem een specifieke op elk afzonderlijk van het systeem uitgaande verklaring gerichte wil ontbreekt. Aangenomen wordt evenwel dat zulks in het licht van art. 3:33 BW niet nodig is.8 Art. 3:33 BW luidt:
’Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard."
De bepaling eist slechts dat de wil op een rechtsgevolg is gericht en voorts, los daarvan, dat een verklaring de wil openbaart. De verklaring kan in beginsel in elke vorm geschieden en kan zelfs in gedragingen besloten liggen (art. 3:37 lid 2 BW). Voorts heeft de verklaring in beginsel slechts werking als de verklaring de wederpartij heeft bereikt (art. 3:37 lid 3 BW).
Ik zelf zie het EDI-systeem, voorzover ik het kan overzien, veeleer als een intern instrument dat niet fundamenteel afwijkt van soortgelijke instrumenten (als bijvoorbeeld een bode).9
Voor een parallel met het zojuist genoemde voorbeeld van een zelfhandelend EDI-systeem wijs ik op de instructie van de afnemer aan diens bode om voor een bestelling een verklaring te doen uitgaan aan de leverancier als de voorraad van het product van de leverancier bij de afnemer is gedaald beneden een bepaald peil. Het is mogelijk om de bode een aantal instructies te geven met betrekking tot uiteenlopende producten in de voorraad.
Ik vraag mij af waarom de wil niet specifiek op elk van de verklaringen van het zelfhandelend EDI-systeem gericht kan zijn. Het moet toch mogelijk zijn dat een persoon met een intern (technisch) hulpmiddel verklaringen laat uitgaan die elk zijn op de desbetreffende rechtsgevolgen gerichte wil reflecteren, terwijl die wil bovendien op elk van de verklaringen afzonderlijk — bij voorbaat — is gericht. Voortbouwend op de ook genoemde vertegenwoordigingstheorie — doch wel in afwijking daarvan omdat ook ik meen dat een zelfhandelend EDI-systeem niet als vertegenwoordiger kan optreden10 — merk ik op dat het heel wel mogelijk is dat een persoon een volmacht geeft om (in de toekomst) rechtshandelingen te verrichten (bijvoorbeeld met de instructie die alleen te verrichten als bepaalde omstandigheden zich voordoen) en dat daarbij niet een voorwaarde is te weten op welk moment daartoe verklaringen uitgaan. Aan de binding aan de verklaring staat zulks geenszins in de weg.
Als eenmaal de wil als grondslag van de verklaringen van het zelfhandelend EDI-systeem ten grondslag kan worden gelegd, kan ook met art. 3:35 BW een beroep worden gedaan op het opgewekt vertrouwen als de gebruiker van het zelfhandelend EDI-systeem zich erop beroept dat een met de verklaring overeenstemmende wil ontbreekt (zie ook art. 3:37 lid 4 BW) (zie voorts 8.4.6.2).11 Aangenomen moet worden dat het hierbij gaat om het gerechtvaardigd vertrouwen dat uiteindelijk bij de gebruiker van het EDI-systeem is opgewekt en niet bij het EDI-systeem (voorzover al mogelijk) zelf.12
Praktisch is het overigens wel raadzaam een (bij voorkeur traditioneel op schrift gestelde) raamovereenkomst (een Interchange Agreement) tussen de participanten met zelfhandelende EDI-berichten te sluiten waarin zij hun wil kenbaar maken om gebonden te zijn aan de EDI-berichten van hun zelfhandelende EDI-systemen.13 In de raamovereenkomst zouden partijen een arbitraal beding kunnen opnemen. Met arbitrage krachtens EDI hebben wij alsdan strikt genomen niet van doen. Het gaat alsdan om een gewoon arbitraal beding dat zich bij een raamovereenkomst uitstrekt tot handelingen die krachtens het EDI-systeem worden verricht.