Registratiebesluit BIG
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 27-08-2022
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 323 (uitgifte: 26-08-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-08-2022, Stb. 2022, 323 (uitgifte: 26-08-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
1.
Bij de indiening van een aanvrage om inschrijving in een register als bedoeld in artikel 3 van de wet worden de volgende bescheiden verstrekt:
- a.
het desbetreffende door Onze Minister beschikbaar te stellen formulier, dat door de aanvrager is ingevuld;
- b.
het desbetreffende in artikel 105, tweede lid, van de wet bedoelde getuigschrift, de erkenning, bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a of c, dan wel de verklaring van Onze Minister, bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b of 106, eerste lid, van de wet;
- c.
een document niet ouder dan drie maanden, waaruit blijkt dat, voor zover van toepassing, ten aanzien van de aanvrager geen maatregel berustend op een in het buitenland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing van kracht is, op grond waarvan de aanvrager zijn of haar rechten tot de uitoefening van het betrokken beroep in het land waar de beslissing is gegeven, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend heeft verloren;
- d.
een bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal.
2.
Indien het document, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, niet wordt afgegeven door de bevoegde autoriteiten, wordt dit vervangen door een attest, niet ouder dan drie maanden, afgegeven door een bevoegde, gerechtelijke autoriteit, een andere bevoegde overheidsautoriteit, een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in het land van herkomst, waaruit blijkt dat de aanvrager tegenover die instantie of functionaris onder ede, dan wel plechtig heeft verklaard, dat ten aanzien van hem geen maatregel van kracht is als bedoeld in het eerste lid, onder c.
3.
Het formulier, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval rubrieken voor de vermelding van de naam, de voornamen, het geslacht, de geboortedatum, de nationaliteit en het adres van de aanvrager, voor de beantwoording van de vragen of hij onder curatele is gesteld wegens geestelijke stoornis en of hij is ontzet van het recht het betrokken beroep uit te oefenen en voor de vermelding van de data waarop hij de opleiding tot het desbetreffende beroep heeft aangevangen en voltooid.
4.
Van een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onder b of d wordt het originele exemplaar verstrekt dan wel een kopie die is gewaarmerkt door de instelling die het desbetreffende getuigschrift heeft afgegeven, of door de daartoe bevoegde autoriteit in een lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. In plaats van een in Nederland afgegeven getuigschrift of een gewaarmerkte kopie daarvan kunnen diplomagegevens worden verstrekt uit het diplomaregister als bedoeld in artikel 24m van de Wet op het onderwijstoezicht. Van een verklaring of erkenning als bedoeld in het eerste lid kan een fotokopie worden overgelegd.
5.
Van het document, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt het originele exemplaar verstrekt dan wel een kopie die is gewaarmerkt door de instelling die het document heeft afgegeven of door de daartoe bevoegde autoriteit in een lidstaat van de Europese Unie of andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. Van het attest, bedoeld in het tweede lid, wordt het originele exemplaar verstrekt dan wel een kopie die is gewaarmerkt door de betreffende autoriteit, notaris, bevoegde beroepsvereniging als bedoeld in dat artikellid, dan wel door een in Nederland gevestigde notaris.
6.
Van de bewijsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onder d, kan een fotokopie worden overgelegd.
7.
Het document, bedoeld in het eerste lid, onder c, en het attest, bedoeld in het tweede lid, zijn gesteld, dan wel door een beëdigd vertaler vertaald, in het Nederlands of Engels.
8.
Onze Minister stelt regels omtrent de bescheiden die bij de indiening van een aanvraag om vermelding als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet worden verstrekt.
9.
Als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal, als bedoeld in het eerste lid, onder d, geldt:
- a.
diploma’s van primair plus secundair onderwijs van een Nederlandstalige onderwijsinstelling;
- b.
een diploma van een voltooide Nederlandstalige opleiding van het beroep waarvoor inschrijving aangevraagd wordt;
- c.
een certificaat voor een examen Nederlandse taal waarbij de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal zijn geëxamineerd op ten minste het niveau:
- –
B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor inschrijving in het register van verpleegkundigen;
- –
B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor inschrijving in het register van fysiotherapeuten, verloskundigen of physician assistants;
- –
B2+ van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor inschrijving in het register van artsen, tandartsen, apothekers, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, orthopedagogen-generalist en klinisch technologen;
- d.
de verklaring van Onze Minister, bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b, van de wet.
10.
Als een bewijsstuk als bedoeld in het negende lid, onder c of d, op het moment van indiening van de aanvraag ouder is dan twee jaar overlegt de aanvrager schriftelijk aanvullende bewijsstukken om aannemelijk te maken dat hij op het moment van de aanvraag nog steeds mondeling en schriftelijk vaardig is in de Nederlandse taal op het voor het desbetreffende beroep in het negende lid, onder c, genoemde niveau.
11.
Van de bewijsmiddelen, bedoeld in het negende lid, kan een door de instelling die het document heeft afgegeven gewaarmerkte kopie worden overgelegd.
12.
Indien de aanvrager niet beschikt over een bewijsstuk als bedoeld in het negende lid geldt als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal een ander document of een combinatie van documenten waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat de aanvrager mondeling en schriftelijk vaardig is in de Nederlandse taal op het voor het desbetreffende beroep in het negende lid, onder c, genoemde niveau.