Rb. Amsterdam (vzr.), 17-07-2009, nr. 433205 / KG ZA 09-1506 WT/EM
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4470
- Instantie
Rechtbank Amsterdam (Voorzieningenrechter)
- Datum
17-07-2009
- Magistraten
Mr. W. Tonkens - Gerkema
- Zaaknummer
433205 / KG ZA 09-1506 WT/EM
- LJN
BJ4470
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ4470, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam (Voorzieningenrechter), 17‑07‑2009
Uitspraak 17‑07‑2009
Mr. W. Tonkens - Gerkema
Partij(en)
Vonnis in kort geding van 17 juli 2009
in de zaak van
- 1.
[V],
- 2.
[H],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers bij dagvaarding van 17 juli 2009,
advocaat: mr. L.M. Graal te Amsterdam,
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE PROVINCIE NOORD-BRABANT,
zetelend te 's‑Hertogenbosch,
gevoegde partij aan de zijde van eisers,
advocaat: mr. L.E.J. Jonker te 's‑Hertogenbosch,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
BART'S NEVERENDING NETWORK,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat: mr. F.F. Blokhuis te Amsterdam.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als [V] en [H]. De Provincie Noord-Brabant zal hierna worden aangeduid als de Provincie. Gedaagde zal worden aangeduid als BNN.
1. De procedure
1.1.
Ter terechtzitting van 17 juli 2009 hebben [V] en [H] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. De Provincie heeft bij incidentele conclusie verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van [V] en [H]. Nu de Provincie een voldoende belang bij voeging heeft en de processuele doelmatigheid gediend is met toelating van de Provincie als gevoegde partij aan de zijde van [V] en [H], terwijl BNN zich niet tegen voeging heeft verzet, is het verzoek tot voeging ter terechtzitting toegewezen. Vervolgens heeft BNN verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. De openbare zitting is geschorst teneinde de rechter met partijen in de gelegenheid te stellen enkele door BNN gemaakte beeldopnamen te bekijken. Na hervatting en verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. Ter zitting waren aanwezig [V], alsmede mr. Graal voornoemd. Namens de Provincie was ter zitting aanwezig mr. Jonker voornoemd. Namens BNN waren [bedrijfsjurist], bedrijfsjurist, en [adjunct-directeur BNN], adjunct-directeur van BNN, ter zitting aanwezig, alsmede mr. Blokhuis voornoemd. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is ter terechtzitting van 17 juli 2009 in verkorte vorm vonnis gewezen. In dit vonnis is partijen tevens medegedeeld dat de uitwerking zal volgen op 30 juli 2009. Het onderstaande vormt deze uitwerking.
2. De feiten
2.1.
[V] is (onder meer) werkzaam als presentator voor het televisieprogramma ‘RTL Boulevard’. [H] is de partner van [V] en als gedeputeerde lid van het bestuurscollege van de Provincie. [V] en [H] wonen samen in één woning. BNN is een publieke omroepvereniging die televisieprogramma's maakt en uitzendt, waaronder het televisieprogramma ‘VOC’ (verder VOC), een satirisch actualiteitenprogramma.
[S] (verder [S]) en [W] (verder [W]), beiden werkzaam voor BNN, hebben [V] op 10 juli 2009 tijdens een uitzending van RTL Boulevard een prijs uitgereikt. De prijs bestond uit een beeld, met het opschrift ‘Het Gouden Oor’. Het aan [V] overhandigde beeld bevatte verborgen afluisterapparatuur, die van afstand kon worden geactiveerd en beluisterd.
2.3.
[V] heeft na afloop van de uitzending van RTL Boulevard het beeld in zijn auto vervoerd en in zijn woning in de werkkamer geplaatst. [V] en [H] verrichten werkzaamheden vanuit deze werkkamer.
2.4.
[S] en [W] hebben [V] op 15 juli 2009 bezocht in de studio waar RTL Boulevard wordt opgenomen. Zij hebben [V] medegedeeld dat het aan hem overhandigde beeld afluisterapparatuur bevatte en dat zij daarmee geluidsopnamen hebben gemaakt. [S] en [W] hebben [V] vervolgens een door hen met de afluisterapparatuur opgenomen geluidsfragment laten horen.
2.5.
BNN wil een deel van de met de geluidsapparatuur opgenomen geluidsopnamen uitzenden in het televisieprogramma VOC, dat wordt uitgezonden op 17 juli 2009.
3. Het geschil
3.1.
[V] en [H] vorderen dat BNN bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt verboden om de van hen gemaakte geluidsopnamen uit te zenden, dan wel op enigerlei andere wijze publiek te maken of te verspreiden, internet daaronder uitdrukkelijk begrepen, op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,-- per keer dat BNN zich niet aan het te geven verbod houdt. Zij vorderen daarnaast afgifte van alle originele geluidsopnamen, zonder het achterhouden van kopieën daarvan, eveneens op straffe van een dwangsom van EUR 100.000,-- per keer dat BNN zich niet aan het gebod houdt. [V] en [H] vorderen een en ander onder veroordeling van BNN in de kosten van deze procedure.
3.2.
[V] en [H] leggen aan hun vordering ten grondslag dat de geluids-opnamen met gebruikmaking van de afluisterapparatuur wederrechtelijk door BNN zijn verkregen. Het heimelijk afluisteren van gesprekken met technische hulpmiddelen en het vastleggen van deze gesprekken is tevens een inbreuk op de privacy van [V] en [H]. BNN is als werkgever aansprakelijk voor de gedragingen van [S] en [W]. [V] en [H] hebben recht en belang bij hun vordering, omdat BNN voornemens is de geluidsopnamen uit te zenden en niet bereid is gebleken vrijwillig te verklaren dat zij de geluidsopnamen niet zal uitzenden.
3.3.
De Provincie heeft — kort gezegd — dezelfde stellingen betrokken als [V] en [H] en toegevoegd dat mogelijk ook gesprekken van [H] over zakelijke aangelegenheden betreffende de Provincie zijn afgeluisterd en opgenomen. Het is onrechtmatig jegens de Provincie om dergelijke vertrouwelijke gesprekken af te luisteren, op te nemen en/of openbaar te maken zonder toestemming van de Provincie. De Provincie concludeert daarom tot toewijzing van het gevorderde.
3.4.
BNN voert verweer. Voor zover van belang zal hierna op de stellingen van partijen worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Omdat BNN voornemens is de gemaakte geluidsopnamen (gedeeltelijk) uit te zenden op 17 juli 2009, hebben [V] en [H] een spoedeisend belang bij hun vorderingen.
4.2.
BNN heeft aangevoerd dat de afluisterapparatuur niet in de woning van [H] is geactiveerd. Op de vastgelegde geluidsopnamen zouden geen gesprekken van [H] voorkomen.
Het verweer van BNN wordt aldus begrepen dat [H], en daarmee de Provincie als gevoegde partij, geen belang heeft bij de vorderingen. Als onbetwist staat echter vast dat [V] en [H] samenwonen in één woning, terwijl BNN haar stelling, dat geen gesprekken van [H] zijn opgenomen, niet heeft onderbouwd. BNN heeft bijvoorbeeld geen overzicht overgelegd van de tijdstippen waarop de afluisterapparatuur door haar is ingeschakeld, zodat niet te controleren valt wanneer welke opnamen door BNN zijn gemaakt. Niet valt uit te sluiten dat BNN jegens [H] en de Provincie onrechtmatig heeft gehandeld of onrechtmatig zal handelen. Dit levert [H] en de Provincie voldoende belang bij de vorderingen, zodat het verweer van BNN op dit punt faalt.
4.3.
Inhoudelijk heeft BNN, als meest verstrekkend verweer tegen het gevorderde uitzendverbod, aangevoerd dat [V] op 15 juli 2009 mondeling toestemming aan [S] en [W] heeft gegeven tot het uitzenden van de geluidsopnamen. In ieder geval heeft hij toestemming gegeven voor zover het de geluidsopnamen op de redactie van RTL Boulevard betreft, aldus BNN.
BNN kan in haar verweer niet worden gevolgd. [V] heeft ter zitting verklaard dat hij op 15 juli 2009 weliswaar aanvankelijk heeft verklaard dat hij niets te verbergen had en dat hij de door BNN gestelde toestemming heeft gegeven, maar dat hij naarmate het gesprek vorderde, zijn bedenkingen daarover kreeg en deze toestemming nog in hetzelfde gesprek heeft ingetrokken. Ter zitting heeft hij geschetst hoe het bewuste gesprek met [S] en [W] is verlopen. BNN heeft hiertegenover geen nadere feiten aangevoerd waaruit moet volgen dat [V] wél toestemming heeft gegeven. BNN heeft in dit kader nog wel verwezen naar een schriftelijke uitwerking van voormeld gesprek die in haar bezit zou zijn, waaruit zou volgen dat [V] zijn toestemming niet helemaal heeft ingetrokken, namelijk wel voor opnamen gemaakt in zijn woning maar niet voor opnamen gemaakt op de redactie van RTL Boulevard. Die transcriptie is echter niet in het geding gebracht. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat [V] toestemming voor uitzending van de geluidsopnamen heeft gegeven.
4.4.
Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van BNN het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [V] en [H] het recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.
4.5.
Het belang van BNN is, gelet op de omstandigheid dat het televisieprogramma VOC een satirisch actualiteitenprogramma betreft, dat zij in het openbaar de discussie over een actueel onderwerp moet kunnen voeren. BNN heeft in dit verband aangevoerd dat zij met haar actie de grenzen van de roddeljournalistiek wilde verkennen en aan de kaak wilde stellen. In dit kader acht zij het gerechtvaardigd om [V], die volgens BNN als presentator van RTL Boulevard het doorgeefluik lijkt te zijn geworden voor onrechtmatig gemaakte opnamen, op de hak te nemen.
Het belang van [V] en [H] is dat hun persoonlijke levenssfeer wordt gerespecteerd.
4.6.
Het opnemen en uitzenden van geluidsfragmenten die met verborgen afluisterapparatuur zijn opgenomen zonder toestemming van de betrokkene kan slechts toelaatbaar worden geacht indien hierdoor een ernstige misstand aan de kaak wordt gesteld en die misstand op geen enkele andere manier aan de kaak had kunnen worden gesteld. In dit geval is hiervan geen sprake. Niet kan worden gezegd dat in dit geval een zodanige misstand aan de orde wordt gesteld, die uitzending van de met de verborgen afluisterapparatuur opgenomen geluidsfragmenten geoorloofd maakt. BNN heeft ter zitting ook erkend, dat het niet noodzakelijk is om de geluidsfragmenten uit te zenden om het door haar beoogde doel, het verkennen en aan de kaak stellen van de grenzen van de roddeljournalistiek, te bereiken.
4.7.
BNN heeft nog aangevoerd dat naar haar mening een onderscheid moet worden gemaakt tussen de wijze waarop de geluidsopnamen zijn verkregen en het gebruik van deze opnamen. Dat de opnamen onrechtmatig zijn verkregen, betekent niet automatisch dat het uitzenden van die opnamen eveneens onrechtmatig is, aldus BNN. De door BNN uit te zenden geluidsopnamen zouden onschuldig van aard zijn en de reputatie van [V] en [H] niet schaden. BNN gaat er met dit argument echter ten onrechte aan voorbij dat zij zelf degene is die de geluidsopnamen onrechtmatig heeft verkregen. Voor BNN geldt daarom zonder meer dat ook het uitzenden van geluidsfragmenten die met verborgen afluisterapparatuur zijn opgenomen zonder toestemming van de betrokkene slechts in uitzonderlijke gevallen toelaatbaar kan worden geacht. De omstandigheid dat de uit te zenden geluidsopnamen onschuldig van aard zouden zijn en de reputatie van [V] en [H] niet zouden schaden, maakt niet dat alsnog sprake is van een uitzonderlijk geval zoals hiervoor vermeld. Daarnaast kan niet zonder meer worden aangenomen dat hetgeen BNN als ‘onschuldig’ aanmerkt door [V] en [H] en door het publiek dat door de televisie-uitzending kennis neemt van de geluidsfragmenten eveneens als onschuldig wordt ervaren. Bovendien kan ook onschuldige informatie de privacy schenden.
4.8.
BNN heeft tot slot nog aangevoerd dat [V] als publiek persoon meer heeft te dulden dan andere burgers. Dit is op zich juist, maar dat brengt in de gegeven omstandigheden niet met zich dat hij een inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer als de onderhavige moet dulden. Aan het verweer op dit punt wordt dan ook voorbijgegaan.
4.9.
Hetgeen hiervoor is overwogen en geoordeeld, leidt ertoe dat het belang van [V] en [H] zwaarder moet wegen dan het belang van BNN. Het gevraagde verbod, dat steunt op de wet, wordt, gelet op de ernst van de inbreuk op de privacy van [V] en mogelijk ook [H], noodzakelijk geacht in een democratische samenleving en kan worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd als na te melden.
4.10.
BNN heeft verklaard dat zij reeds een compact disc met al het door haar opgenomen materiaal aan [V] heeft afgegeven en dat zij de originele geluidsbestanden heeft gewist. Nu er geen aanwijzingen zijn dat BNN nog geluidsopnamen in haar bezit heeft is de vordering tot afgifte niet toewijsbaar. Een veroordeling tot afgifte van materiaal waarvan een partij betwist dat het nog in haar bezit is dient geen redelijk doel en vormt een potentiële bron van geschillen over de tenuitvoerlegging van een vonnis. Nu BNN reeds een verbod heeft gekregen om ooit nog gebruik te maken van het materiaal, worden de belangen van [V], [H] en de Provincie door weigering van deze voorziening niet geschaad.
4.11.
BNN dient, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [V] en [H], tot op heden begroot op:
— | dagvaarding | EUR | 85,98 |
— | vast recht | 262,-- | |
— | salaris advocaat | 816,-- | |
Totaal | EUR | 1.163,98 |
BNN dient tevens, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van de Provincie, tot op heden begroot op:
— | vast recht | EUR | 262,-- |
— | salaris advocaat | 816,-- | |
Totaal | EUR | 1.078,-- |
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt BNN om de van [V] en [H] gemaakte geluidsopnamen uit te zenden, dan wel op enigerlei andere wijze publiek te maken of te verspreiden, via welk medium dan ook, waaronder uitdrukkelijk begrepen het internet;
5.2.
bepaalt dat BNN voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [V] en [H] een dwangsom verbeurt van EUR 25.000,--;
5.3.
veroordeelt BNN in de proceskosten, aan de zijde van [V] en [H] tot op heden begroot op EUR 1.163,98 en aan de zijde van de Provincie op EUR 1.078,--;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E.R. Mac-Donald, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2009.?