NJ 1930, p. 1539
Zie noot 1 en 2 onder het arrest. (Red.).
HR 20-06-1930, ECLI:NL:HR:1930:187, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 juni 1930
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, Schepel, van Gelein Vitringa, Polak
- Zaaknummer
[20061930/NJ_1930,_p._1539]
- Conclusie
Conclusie van den Adv.-Gen. van Lier.
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102703:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1930:187, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑06‑1930
- Wetingang
(BW art. 1375, 1463, 1804; Rv art. 199.)
Essentie
Zie noot 1 en 2 onder het arrest. (Red.).
Samenvatting
Een overeenkomst tusschen schuldenaar en schuldeischer, waarbij deze voor een zeker tijdperk — hier voor den duur der liquidatie van den schuldenaar — het recht prijs geeft om zijn vordering geldend te maken, en voorts genoegen neemt met een vooralsnog onbepaald percentage van die vordering, ontneemt daaraan de vatbaarheid voor dadelijke vereffening, welke vatbaarheid een vereischte is voor de toepassing van schuldvergelijking.
Art. 1804, tweede lid, B. W. eischt niet dat de schriftelijke overeenkomst het cijfer zelf van den bedongen rentevoet behelst. Aan die bepaling is voldaan, indien ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.