NJB 2019/1498:Faillissement. Verrekening. Paritas creditorum. Bodemverhuurconstructie. Vlak voor het faillissement van een chrysantenkwekerij huurt de bank de bedrijfspanden. Dit heeft tot doel dat de bank haar stil pandrecht op de bedrijfsinventaris kan omzetten in een vuistpand, zonder dat de fiscus zijn bodemrecht aan de bank kan tegenwerpen. Overeengekomen wordt dat de bank maandelijks een huurprijs aan de kwekerij betaalt. Vanaf het faillissement betaalt de bank die niet meer. De curator vordert betaling. De bank doet een beroep op verrekening met haar vordering op de failliet. Volgens de curator kan de bank niet verrekenen, gelet op de uitzondering op de wettelijke mogelijkheid tot verrekening die is aanvaard in HR 22 december 1989, ECLI:NL:HR:1989:AD0995 (Tiethoff q.q./NMB). Hoge Raad: Gelet op de karakteristieken van de bodemverhuurconstructie vormt de mogelijkheid voor de pandhouder om de uit de overeenkomst verschuldigde huur te verrekenen met zijn openstaande vordering waarvoor het pandrecht door hem is bedongen, geen onaanvaardbare doorbreking van de gelijkheid van de schuldeisers als bedoeld in het arrest Tiethoff q.q./NMB. Dit geval verschilt op meerdere punten wezenlijk van het geval waarop het arrest Tiethoff q.q./NMB betrekking heeft