NJB 2022/982
Grond voor herziening ingeval de aanvrager mogelijk tot een lagere gevangenisstraf zou zijn veroordeeld indien de rechtbank bekend was geweest met de gevolgen van veranderingen die de inwerkingtreding van de Wet straffen en bescherming (Stb. 2020, 224) op 1 juli 2021 heeft gebracht in de (wijze van) tenuitvoerlegging van de aan de aanvrager voordien opgelegde gevangenisstraf? Nee, aangezien onder ‘toepassing van een minder zware strafbepaling’ in de zin van art. 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv slechts wordt gedoeld op toepassing van een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. De oplegging door de rechter van een andere (minder zware) sanctie of het achterwege laten van de oplegging van een sanctie valt daar niet onder.
HR 12-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:566
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12 april 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.E.M. Röttgering, C. Caminada
- Zaaknummer
21/05083
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:566, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑04‑2022
- Wetingang
(art. 457 Sv)
Essentie
Grond voor herziening ingeval de aanvrager mogelijk tot een lagere gevangenisstraf zou zijn veroordeeld indien de rechtbank bekend was geweest met de gevolgen van veranderingen die de inwerkingtreding van de Wet straffen en bescherming (Stb. 2020, 224) op 1 juli 2021 heeft gebracht in de (wijze van) tenuitvoerlegging van de aan de aanvrager voordien opgelegde gevangenisstraf? Nee, aangezien onder ‘toepassing van een minder zware strafbepaling’ in de zin van art. 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv slechts wordt gedoeld op toepassing van een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. De oplegging door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.