Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie
Artikel 38 Geldigheid en herziening van verklaringen en voorbehouden
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
27-01-1999, Trb. 2000, 130 (uitgifte: 30-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2002, Trb. 2002, 109 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De verklaringen, bedoeld in artikel 36, en de voorbehouden, bedoeld in artikel 37, zijn drie jaar geldig, gerekend vanaf de eerste dag van de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van de betrokken Staat. Dergelijke verklaringen en voorbehouden kunnen evenwel worden verlengd met tijdvakken van dezelfde duur.
2.
Twaalf maanden voor de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur van de verklaring of het voorbehoud geeft de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa van dat verstrijken kennis aan de betrokken Staat. Drie maanden voor de datum van het verstrijken geeft de Staat de Secretaris-Generaal kennis van zijn voornemen om de verklaring of het voorbehoud te handhaven, te wijzigen of in te trekken. Bij gebreke van een kennisgeving van de betrokken Staat deelt de Secretaris-Generaal die Staat mee dat zijn verklaring of voorbehoud automatisch is verlengd voor een tijdvak van zes maanden. Indien de betrokken Staat voor het verstrijken van dat tijdvak geen kennis geeft van zijn besluit tot het handhaven of het wijzigen van de verklaring, vervalt de verklaring of het voorbehoud.
3.
Indien een Partij overeenkomstig de artikelen 36 en 37 een verklaring aflegt of een voorbehoud maakt, geeft zij voor de verlenging of op verzoek uitleg aan de GRECO over de gronden die de handhaving rechtvaardigen.